zondag 1 november 2020

Boeken in oktober



Laatst gelezen boek boven. 
 
Er zitten een paar stevige ezelsoren in het bibliotheekboek Pelican Bay van Nelleke Noordervliet; precies op pagina's die de zoektocht samenballen naar afhankelijkheids- en machtsrelaties: ouder-kind, slaaf-slavenhouder – in 2001 nog niet het politiek correctere en uit het engels (enslaved) overgewaaide tot slaaf gemaakte – , verliefde-geliefde, broer-zus, dwaas en beschermheer.

Hoofdpersoon Ada van de Wetering gaat op zoek naar haar geadopteerde broer (die op zijn 18e zijn spaarboekje leeghaalde en teruggekeerde naar het Caraïbische eiland waar hij vandaan werd geplukt) en naar de geschiedenis van voorvader Jacob, achtereenvolgens door zijn familie verbannen uit Nederland, zeeman, handelaar (in illegale goederen), piraat, en eigenaar van een suikerriet plantage op hetzelfde eiland.

Het eiland in het oosten van de Caraïbische Zee waar Pelican Bay ligt, blijft onbenoemd eiland. Tijdens het lezen kan ik het niet hebben dan ik het niet kan plaatsen. Er wordt Engels gesproken. Ik laat de Engelstalige eilanden steeds voorbij komen. Er wordt calypso gezongen. Er wordt betaald met de Oost Caraïbische dollar, die wordt gebruikt in Antigua and Barbuda, Dominica, Grenada, Sint Kitts en Nevis, Sint Lucia, en Sint Vincent en de Grenadines. Het lukt me niet. Misschien is het wel een fantasie eiland (een schrijfster heeft die mogelijkheid).

Nog een bijzaak (over de hoofdzaken zijn al besprekingen geschreven): Jacob vertelt aan Henriquez da Silva zoon van een zwarte vrouw en Joodse zakenman op Curaçao over de gele velden in Walcheren waarop het koolzaad bloeit. Het is zelfs minder dan een zijstraat. Maar het is wel een opmerking die duidelijk maakt hoe moeilijk het genre van de historische roman is. Sinds wanneer zijn de velden zo geel. Waar komt de plant vandaan en wanneer is ze geïntroduceerd. Achter de zin ligt kennis en een geschiedenis. Wiki: “Vanaf de zeventiende eeuw wordt er een grotere oppervlakte koolzaad verbouwd en is koolzaad het belangrijkste oliegewas in Nederland en Noord Duitsland. In het begin werd de olie vooral in olielampen gebruikt.” Om de een of ander manier vind ik deze kennis opmerkelijker dan de werking van de suikerrietpers op de slaaf die er per ongeluk tussen komt. Dat verhaal zal ook wel kloppen, maar zoek ik niet op.

Je komt er niet onderuit je tijdens het lezen je af te vragen of het boek twintig jaar na het schrijven ervan door de huidige beugel kan. In het verhaal wordt het beangstigende van allemaal zwarte mensen om je heen genoemd, of andersom hoe haar “blank-zijn me geruststelde,” het niet kunnen onderscheiden van gelaatstrekken, omdat je geen bibliotheek hebt in je hoofd om dat als vanzelf te doen. Het onderlinge wedijveren, wie is het minst donker gekleurd, maakt van racisme iets wat breder is dan tussen wit en zwart. Opmerkingen die je niet overal kan noemen, maar die ik wel herken. De visies zijn niet eenduidig. De zich in het aangedane leed wentelende negers (dat woord kan in 2001 nog gebruikt worden) die zo de ander voor de pestzooi in de al lang onafhankelijke koloniën kunnen houden staan tegenover de opmerking: “liever corruptie in vrijheid dan law and order in slavernij.”

I-den-titeit. Het slapste excuus voor karakterloosheid dat ze de laatste jaren maar al te vaak had gehoord.” Het is een opmerking die bij mij even moet bezinken. Black Lives Matter. Die zwarte levens gaan om identiteit. Een gezamenlijke identiteit waarvan een een deel op een continent aan de andere kant van de oceaan ligt. Die verplaatsing was een winstgedreven misdaad die nooit is rechtgezet. BLM is echter geen wentelen in zieligheid, maar opstaan tegen onrecht en zo is identiteit niet slap maar een daad van kracht. Dergelijk verzet kan niet zonder analyse waar de huidige positie vandaan komt. Identiteit is geen vastliggend gegeven, maar in geleefde levens, laag voor laag stapelende afkomst en positie.

Op een van de ezelsoorpagina's staat dat de achterkleinkinderen van de slaven onbewust de slachtoffer positie nooit verlaten, terwijl de daders al lang dood zijn. Zelfs dat onbewust wordt in twijfel getrokken. De bevolking kiest voor die positie en de de pacifistische humanisten die willen helpen  zijn neerbuigend en op sensatie belust. Twee partijen in een alinea neergesabeld. Op zo'n moment duikt Grenada in mijn hoofd op, mariniers op Curaçao, embargo tegen Cuba, de positie van Puerto Rico in de VS, de steun aan Papa Doc etc. Noordervliet schrijft over de Caraïben als een schrijver over Iran die Mossadeq weglaat. Sterker nog die ook de steun aan de sjah niet noemt. Want ook de corruptie komt vaak van twee kanten.

Het boek zit ook zonder deze zoektocht naar verantwoordelijkheid voor de huidige situatie boordevol waardevolle observaties, beelden en visies. De vraag hoe oordeel je over het verleden is een centrale vraag. De geliefde van Jacob komt om het leven, haar hals afgesneden haar zwangere buik opengereten. Volgens de eilandbewoners was hij de dader. Indertijd kreeg de slaaf die hij zijn levenslang bij zich had de schuld. Brieven en overleveringen scheppen geen duidelijkheid wie de dader was. Hoewel het boek als een detective begint met dit misdrijf en je oplossing verwacht, onderstreept het dat moraal veranderd met de tijd. Verschillende mogelijkheden worden genoemd, maar een keuze kan niet gemaakt worden.

De lezer belandt op stille stranden met red snappers op de barbeque. Hij ziet de mango's als groene tranen aan de bomen hangen. Leeft tijdelijk in een vervallen pension met uitzicht op zee. Maar gaat ook op stap in ruige wijken. Hoe langer ik lees des te minder vol ik de behoefte te weten op welk eiland dit alles speelt. Het verhaal sleept me mee. Zou ik met de verantwoording aan het eind van het boek  zijn begonnen, dan had ik geweten dat het eiland geconstrueerd was uit verschillende eilanden. Het had vast rustiger gelezen, maar ik had niet zo in mijn hoofd gegraven naar beelden uit mijn eigen rondreis door het gebied. Het is maar een van de redenen dat ik genoten heb van het boek.
Het cement van het verhaal zijn de mensen, visies op hun handelen, onafhankelijkheid en liefdes en die mortel is goed gemengd.

 
***

De kapiteinsdochter van Alexander Poesjkin leest heerlijk weg. Er zijn van die verhalen die de Russische adel als setting hebben en daar stroperig over schrijven. In dit boek zit vaart.

Het verhaal speelt zich af aan het eind van de 18e eeuw aan de grens met Kazachstan. Er is in de eerste plaats de hoofdpersoon, wiens vader driehonderd lijfeigenen had, de luitenant Grinjow. Verder zijn er een aantrekkelijke dochter, kozakken, verwikkelingen in de huiselijke sfeer, een aanval op het Russische rijk, verraad, en ja, zelfs een duel. De ingrediënten worden smakelijk opgediend, en zelfs het moralisme en de zoete liefde gaat niet vervelen.

De hoofdpersoon levert soms commentaar op de tekst. Hij zegt bijvoorbeeld dat hij de oorlogshandelingen bij de belegering van Orenburg weglaat, omdat het boek een familiekroniek is. De kruitdampen mogen er nauwelijks in voorkomen, het is toch een verhaal dat best door kan gaan voor een avonturenroman over de twijfelende Russische officier en de leider van de boerenopstanden Poegatsjov binnen het Russische rijk van Catherina de Grote. Poesjkin deed volgens de inleiding lange tijd onderzoek naar Poegatsjov. Het bestuderen van dit onderwerp paste in zijn visie dat willekeur en onderdrukking het volk tot het uiterste drijven.

Chroniqueur Grinjov noemt en passant Tsaar Alexander een verlicht vorst, aangezien hij de gebruikelijke foltering van gevangen afschafte en verantwoordelijk was “voor de snelle loop van de verlichting en de verbreiding van de beginselen der menslievendheid.” Uit de inleiding wordt duidelijk dat Poesjkin niet vrij was om te schrijven wat hij wilde. Hij leefde aan het hof in Petersburg om daar door de Tsaar Nicholas (de opvolger van Alexander I) zelf te kunnen worden gecensureerd.

Grinjov heeft een dubbele positie. Hij was van adel, maar valt voor een meisje van eenvoudige komaf. Hij schaamt zich achteraf voor het de mantel uitvegen van de hem toegewezen knecht. Hij krijgt zelfs een band met Poegatsjow, die je openhartig of zelfs voorzichtig een vriendschap kan noemen. Het boek ademt een sfeer van verandering, zoals het breken met adel en horigheid.

De uitgave die ik las, werd uitgeven in de literaire serie van Amstel boeken (3e druk). Deze uitgave wordt gesignaleerd in de Leeuwarder Courant van 21 mei 1962, vijftig dagen voordat ik geboren werd. De eerste druk is al van 1948 en na die 3e zouden nog twee drukken volgen; de laatste in 1983. Zo is het bijna een halve eeuw uitgegeven.

De recensent van de IJmuider Courant had dat in 1950 niet kunnen vermoeden. Hij vond de vertaler destijds onbekwaam, maar haalde zelf wel zonder bronvermelding veel van zijn informatie uit het interessante voorwoord bij de uitgave. Dat het Nederlands vaak houterig is, heeft mijn leesplezier niet bedorven.

 
***

The white book
van Han Kang stond al een tijdje op mijn verlanglijstje. De Koreaanse schrijft met klem en openheid over het leven. Dit boek uit 2016 is haar laatste boek tot nu toe. Haar voorgaande Human Acts is een van de mooiste boeken die ik vorig jaar las. The White book heeft een eigen karakter.

Het is een tere zoektocht naar de banden tussen de vertelster en haar al een paar uur na de geboorte, op het Koreaanse platteland, overleden oudere zus. Het verhaal wordt verteld in korte fragmenten; soms bijna als poëzie. Ook als het verhalend is zo geschreven dat je als vanzelf langzamer gaat lezen.

Het leven van de gestorven zus wordt opgetrokken op het fundament van wat er was, de paar uur dat ze leefde, zoals de huizen van Warschau weer opgebouwd zijn op de weinige resten die er na de oorlog nog waren. De – door De vegetariër bekende – schrijfster verblijft in de Poolse hoofdstad als ze het boek schrijft.

Er is meer Europa in The White Book, zoals een eiland boven het vaste land van Noorwegen dat in het hoofdstuk Witte nachten bespiegelingen opwekt over leven tussen donkere en lichte dagen; tussen oude en nieuwe pijn; over momenten met herinneringen uit het verleden, en met herinneringen in de toekomst, maar die laatste kan de geest nog niet zien.

De roman begint met een lijst witte voorwerpen, van inbakerdoeken, via zout, sneeuw, ijs, de maan naar een lijkwade. De eerste in de lijst werd de laatste. De yulan moet ik opzoeken om te weten dat het magnolia is. Die lijst met witte dingen leest als een onvolledige inhoudsopgave. Want er is ook de witte deur, de wit geschilderde wanden van een nieuw appartement die er nog niet bij staan.

Er zijn ook de suikerklontjes, waar de vertelster als kind aan knabbelde en ze zachtjes opzoog. Ze houdt niet meer van zoet, maar de klontjes roepen nog steeds het fijne gevoel op als eerder. “Er zijn bepaalde herinneringen die geen geweld worden aangedaan door de tijd. En niet door pijn. Het is niet waar dat alles wordt gekleurd door tijd en lijden. Het is niet waar dat ze alles tot puin laten vervallen.”* Het zijn zinnen die je als vanzelf naar mooie vroege herinneringen doen zoeken.

Als de vrouw achter haar opgeruimde bureau zit, valt alles van haar af. Ze kan zich zelfs niet meer voorstellen dat ze iemand was waarvoor de enige troost was dat eeuwigheid onmogelijk is. De oudere zus kan niet ontkent worden en is een deel van haar leven. Ze ziet door haar ogen nog meer wit: de gletsjers, de witte berken in het bos en de stofdeeltjes in het zonlicht.

Als illustraties zijn er verstilde filmbeelden door Choi Hun-yihuk met voorwerpen en silhouetten die ondanks hun grijstinten, de witheid en rust van het boek kracht bijzetten. Er zijn veel witte pagina's onderweg door het verhaal en aan het eind alsof je zelf nog ruimte krijgt. De vertraagde lezer wordt gestuurd om het (ook het eigen) kleine leven aandachtig te bekijken.

Het boek is een pleidooi jezelf niet voor de gek te houden, om het leven in het gezicht te zien, en stil te staan bij wie je omgaven. Een zelfhulp roman, één uit velen? Nee daarvoor is de tekst te fijnzinnig.

* Eigen vertaling uit het Engels. Er is ook een vertaalde versie: Wit.


 ***
De legende van de berg Ararat door Yaşar Kemal († 2015) leest als een sprookje met een liefdespaar: de adelijke Gülbahar en Ahmet, de herder van de welbekende berg Ararat.

Die berg staat zoals de titel al aangeeft letterlijk en figuurlijk in het middelpunt van de legende. De 5.000 meter hoge vulkaan ligt in het Koerdische deel van Turkije tegen de grens met Iran en Armenië aan. Kemal was een Koerdisch schrijver.

Het verhaal toont de koppige houding van de heerser, de pasja Mahmut Khan. De Osmaan is knap van uiterlijk “en wanneer hij Koerdisch sprak, was het alsof hij nog knapper, hartelijker, warmer was.” Hij was echter ook uitzonderlijk wreed en daarvan staan haren rijzen ten berge voorbeelden in de legende. 
 
Het verhaal gaat over de kracht van liefde, maar ook over solidariteit: met zijn allen krijgt men de pasja en zijn bruut bestuur klein. “O, als we altijd en in alles zo eensgezind waren, dan zou niemand ons meer kunnen commanderen,” zegt de smid Hüso, die als aanbidder van het vuur een buitenstaander is. Niemand durft hem de afkeer recht in het gezicht te zeggen, alleen achter zijn rug smiespelt men hierover. Maar het gaat ook over de breekbaarheid van de solidariteit. De verzamelde bevolking vergeet al snel zijn boosheid en gaat over tot de orde van de dag.

Het is echter vooral een verhaal over de worsteling met de traditie. Allereerst omdat de pasja de wetten van de traditie in de wind slaat, hij ziet zichzelf als maat der dingen. Maar het gaat ook over de traditie die de liefde in de weg staat. Gülbahar komt tegen dat deel er van in opstand. Of over de traditie juist als beschermer van de liefde, waar een paar dat samen wil leven bescherming krijgt als het dreigt (door de familie) uitelkaar getrokken te worden.

De traditie is anderzijds weer zo normerend dat ze uiteindelijk als een steen is die de schone liefde laat verdrinken. Die knellende banden spelen een rol tot op de laatste pagina van het boek. Maar het verhaal laat dus ook zien dat traditie zijn waardevolle kanten heeft.

***

De Jacobsboeken van Olga Tokarczuk heeft een omvang (C5-formaat, 6cm dik en 1,3 kg zwaar) die het alleen voor de geoefende lezer met sterke polsen tot bedliteratuur maakt. Het lezen voor het slapen is ook af te raden, omdat het veel aandacht vereist om tenminste een deel van de namen van de opgevoerde personages te onthouden. Maar goed, dat is een bijzaak bij dit monumentale boek.

Reizen

Het begint in 1752 in het dorp Rohatyn, dat tegenwoordig in de Oekraïne ligt. Er gebeurt wat ik ook al uit een ander boek van deze Poolse schrijfster ken: het verplaatst je met wat pennenstreken van je eigen kussen naar elders. In dit geval is dat de woonstede van de Joodse familie Szor; een doolhof met kamers, passages, ruimten, gangen, schuttingen en een tuintje met het weinig ruimte nodig hebben de kaasjeskruid.

Het boek blijft je verplaatsen: over zeven grenzen, door vijf talen en langs drie grote religies. Die reis is gemaakt voor: Wijzen pro Memorie; Polen ter Reflectie; Leken ter Lering; en de Melancholici tot Vermaak, zo vermeldt de achterflap. De reis eindigt (los van het nawoord) aan het eind van de 18
e eeuw in het Oostenrijkse Offenbach. Het laat je soms naar adem happen om het bij te benen. Het laat de samenhang zien tussen een deel van de wereld tussen Warschau in het Noorden en Izmir (Smyrna) in het zuiden.

Maar de grootste verplaatsing van allemaal is die naar de religieuze sekte rond de charismatische Jacob Frank en zijn rechtgelovigen. Die sekte wordt omgeven door een katholieke kerk die het voor het zeggen heeft, een samenleving waar geweld de gewoonste zaak van de wereld is, bijgeloof aan de orde van de dag en oorlog dreigt of daadwerkelijk woedt als de Russen binnenvallen. Frank zou de derde messias zijn, een komst noodzakelijk om Gods vrijheid op aarde te brengen, een vrijheid waar het verschil tussen man en vrouw, tussen nacht en dag, en de behoefte aan eten en drinken zal verdwijnen, en de Thora zal zichzelf omgekeerd herschrijven. Hoe idioot de woorden van Jacob ook zijn, ze worden door zijn vele volgelingen voor waarheid aangenomen. Ze laten zich christelijk dopen, omdat ze ook door deze fase heen moeten. Niets is voor eeuwig, ook het leven van de Heer niet. Aan het eind van zijn leven raken jongeren snel afgeleid als ze zijn onbegrijpelijke woorden horen. Dat is dan weer geruststellend. 

Rommel la

Een afgeranselde en voor dood achter gelaten Christelijke boer wordt gered door de orthodoxe Joodse familie Szor. Een pater raakt bevriend met een wereldlijk dichtster. Een adellijke dame heeft de broek aan en haar man slikt dat voor zoete koek. De mensen zijn niet wat ze volgens de schema's zouden moeten zijn. Sympathie en antipathie gaan hand in hand. Het is een cliché dat de mens een vat vol ongerijmdheden is, maar moeilijker is dit in een roman zo op te schrijven zonder dat de lezer afhaakt. Het is is een van de kunsten die de Poolse schrijfster beheerst. Dat is een waardevolle kwaliteit, want de mens is minder eenduidig en vaak ook minder mooi dan hij zelf wel zou willen. Chaos is voor mensen altijd vertrouwt en veilig geweest, schrijft ze, en onderstreept deze ongerijmdheid – want is orde en netheid niet het ideaal – met de metafoor van de eigen rommel la.

Ze schrijft zoals ze ook in
het vorige boek wat ik van haar las deed. Ze veroorzaakt sympathie met mensen waarvoor je die in het dagelijks leven niet zo vanzelf op zou kunnen brengen. Andersom kan ook. De Bisschop die na gevangenschap in Siberië terugkeert, krijgt een schop na. Ze zeggen dat mensen “wier eigendunk zo hoog is dat zij hierdoor volledig verblind raken en overal om zich heen uitsluitend zichzelf zien. En de overtuiging van de eigen belangrijkheid ontneemt hun het gezond verstand en het vermogen te oordelen.”

Tokarczuk is de sporen van de werkelijke Heer, Jacob Frank, nagegaan en heeft in het boek illustraties opgenomen die bij deze speurtocht bovenkwamen. Waar de charismatische man ook belandt hij lijkt er voordeel uit te halen. Als het de gevangenis voor hem wordt dan is dat de appel waar hij doorheen moet bijten om dichter bij de verlossing te komen. Ondertussen verwekt hij een schare aan kinderen bij vrouwen die hem volgen. Hij bepaalt met ongenaakbare keuzes wie het in zijn gevolg met wie doet.

Grauwe werkelijkheid

Je leest over een grauwe werkelijkheid uit een ver verleden. Maar het boek heeft ook zijn betekenis in het heden. Als een Joodse en Christen met elkaar trouwen dan wordt overwogen dat je zo op het oog geen verschil ziet, maar dat er een niet te dempen afgrond tussen hen was. Die frictie bestaat nog steeds; verschillen tussen religies en levensvisies worden nog steeds uitvergroot.

Er worden strafzaken van de inquisitie beschreven, zoals een proces tegen de hele groep rond Jacob Frank. Waar de clerus veroordeeld, na wat een oprecht proces lijkt, niet vanwege misdaden, maar omdat dit is wat de samenleving verwacht. Volkse antisemitische mythen, zoals het bakken van matses met Christenbloed worden weliswaar door de Paus naar het rijk der fabelen verwezen, maar toch wordt een 'dader' veroordeeld. Zo komt de echte dader van een moord ermee weg, omdat die handig gebruik maakt van het antisemitisme om zijn schuld in de schoot van een ander te leggen. Het misdadig manipuleren met gevoeligheden is van alle tijden en niet perse iets van een politieke klasse waar me nu mee te kampen hebben.

In de lucht

Wat in het boek de hele tijd boven de markt hangt is de verlichting, die ver weg lijkt maar met Rudolf en Getrude Ascherbach die er over spreken en schrijven in een zijlijn van het boek. Gertrude begint als rechtgelovige en jeugdig bedgenote van De Heer. Haar veranderde bijrol levert een sprankje hoop tegen de waanzin in. Rudolf zou als arts ondanks zijn idealen niet dogmatisch zijn in zijn wetenschappelijke benadering, maar als remedie voor een vrouw die de weg kwijt is adviseren haar de toekomst te laten voorspellen om zo weer greep op haar leven te krijgen. Met het personage Jenta die alles bekijkt en door een ingeslikte amulet, waarop een tekst om haar dood uit te stellen, niet echt dood wil gaan in de grot waar ze ligt, en deze zonder veroordeling prominent plaats te geven in het boek en andere bijgelovigheid in soorten en maten laat ruimte voor ook die kijk op de wereld.

Los van tochten van Noordoost Europa tot in Turkije tekent het boek grote ontwikkelingen binnen de Europese geschiedenis. Dat ik me moeilijk kan verliezen in de wereld die wordt geschetst – alleen soms, bij bepaalde personen en situaties – is omdat ik misschien wel niet wil dat alles doordringt wat ik lees. Boeren worden om het minste doodgeslagen of gemarteld, Joden getreiterd en Jacob Frank gebruikt zijn macht voor seksueel misbruik (iets wat vaker voorkomt bij sektes). Het boek is een uitstekend medicijn voor de zwartkijkers die denken dat ze tegenwoordig in de meest kwalijke tijden ooit leven. Al was het alleen maar om de pest die als een verschrikking rondwaart, zonder dat er veel aan kan worden gedaan, dat we ons kunnen realiseren in tijden te leven waar ongemakken relatief gering zijn.

Het boek is groot, zwaar en dik, toch is er buiten de beschreven pagina's nog veel wat niet opgeschreven is, maar in het wit tussen de regels rondwaart. Er is tijdens het leven het besef – dat soms als een verstikkende deken neerploft – dat het ergste nog moet komen: net voor onze huidige tijd. Helaas is dit niet vergezocht. Het hoofd van de historische Jacob Frank is opgegraven en opgemeten om de inferioriteit van de Joden mee te staven.

Paginanummering

De eerste genummerde pagina is bladzijde 909. De laatste heeft nummer 2. Deze omgekeerde paginanummering is een eerbetoon aan de in het Hebreeuws geschreven boeken en ook een herinnering aan het feit dat elke volgorde een kwestie van gewenning is, zo staat in de bibliografische aantekeningen. Het voelt inderdaad wat onwennig om nummering terug te lezen en niet vooruit, maar voor het verhaal maakt het geen verschil. Je kan je afvragen of van achter in een boek naar voor lezen dat wel zou doen. Je stuit dan nog meer op ingesleten leeshandelingen. 

Het verhaal leest als in een ver verleden. Het linken naar het heden, zorgt dat het verontrust.


Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken. De omslag is gelijk aan die van de uitgave die ik las.