Six Stops on the National Security Tour; rethinking warfare economics door Miriam Pemberton doet wat de titel belooft. De schrijfster maakt een reis door de Verenigde Staten en vertelt aan de hand van die tocht over het Militair Industrieel Complex (MIC). De term stamt uit de afscheidstoespraak van president Eisenhower, Hij waarschuwde ermee voor de gevaren van ongebreidelde Pentagon uitgaven en militaire invloed. De schrijfster zet deze waarschuwing extra kracht bij door te wijzen op de noodzaak technische inventiviteit te gebruiken om de klimaatcrisis te lijf te gaan, o.a. door het produceren van duurzame producten in plaats van steeds meer militaire technologie. Die boodschap past naadloos in haar betoog voor conversie, waarvan ze falende en geslaagde voorbeelden beschrijft. Het bekende werk, maar zeer goed gedocumenteerd met feiten, gewogen oordelen en ontwikkelingen. Hoewel het om Amerikaanse kwesties gaat, trekt het ook de Europeaan weer bij de les.
De basis voor het MIC is gelegd door Roosevelt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Om de industrie te verleiden wapens te produceren, verstrekte hij belastingvoordelen, garandeerde winsten en liet de planning van het werk aan de industriëlen zelf. Winsten waren enorm en controle was er nauwelijks; patriottisme werd lucratief. Na de oorlog moesten de bedrijven vervangend werk zoeken voor de oorlogsproductie. Nauwelijks gebonden aan regels en met hulp van militairen werd de komende samenwerking gesmeed. Het MIC was geboren.
Nationale
veiligheid
In
de introductie op het boek wordt beschreven hoe het begrip Nationale
Veiligheid zich aan de hand van in 1947 ingevoerde wetgeving (de
National Security Act) nestelde in de Amerikaanse samenleving. Wat
achterwege bleef was echter een definitie ervan. Opmerkelijk genoeg
is die omissie er 75 jaar later nog steeds, terwijl de woorden
tegelijkertijd een bijna magische macht hebben gekregen. Als je niet
weet wat het is, dat kan je ook niet bepalen hoeveel geld je er aan
moet besteden; wanneer is het genoeg. Er is immers geen vastgesteld
doel. (Dit was een hoofdpunt in het betoog van Bill Arkin in
Generaals
zonder Kleren.)
Pemberton wijst er op dat in een eerdere versie van de Eisenhower's
speech het gevaar nog ruimer geformuleerd werd en ook het Congres
deel was van de kongsi waarvoor gewaarschuwd werd. En ze wijst er op
dat een andere grondlegger van de Veiligheidsstaat, president Truman,
eerder in zijn carrière nog een kritische blik had. Hij leidde als
lid van het Congres een Commissie over Aanbestedingen in Oorlogstijd
om de verspilling en fraude bloot te leggen. (Hiermee
inspireerde nij jaren later andere Congresleden.)
Toen hij president werd, bleek hij zo flexibel als een dropstaaf.
Zijn twijfels over de verdere ontwikkeling van de atoomwapens
voorkwamen niet dat hij hiervoor toch het groene licht gaf.
Meer,
meer
Een
boek schrijven over het militaire apparaat zonder de woorden
controle, geheimen en meer
alsmaar meer
(want minder leidt tot ernstige consequenties, zo herhalen denktanks
keer op keer) is bijna onmogelijk. Pemberton kent de wereld van de
militaire industrie. Het zijn geen louche types met vet achterover
gekamd haar, maar gewone mensen die hun belangen goed in de olie
weten te zetten. De frase “werkzaam
in het witte boorden deel van de handel”
maakt dit duidelijk. De bedrijven zie je niet of nauwelijks. Maar
vrijwel alle adressen staan op papier, als je de weg weet. Ze gaat op
zoek en reist naar zes Staten om te laten zien hoe de militaire
economie werkt. Er is een gemene deler. Op alle plaatsen die ze
bezoekt zijn er initiatieven geweest om zinniger economische
activiteiten op te zetten. Het geeft de schrijfster ruimte om aan te
geven waarom het gelukt of juist mislukt is en hoe het wel zou kunnen
slagen. Ze spreekt daarvoor enkele hoofdrolspelers.
Het is
zaak om middelen verstandiger in te zetten tegen de immense druk in.
Het MIC gebruikt een scala aan tactieken om dit te voorkomen: zoals
oncontroleerbare gegevens; de stoelendans tussen krijgsmacht en
industrie; het binden van zoveel mogelijk bestuursorganen aan de
productie door op heel veel plaatsen iets voor een wapen te
produceren. Een mooi voorbeeld van het laatste: de tien
arbeidsplaatsen in de staat Wyoming voor de F-35 worden opgevoerd als
banenargument.
Het resultaat is dat de militaire uitgaven
sinds het invoeren van de toverformule National Security alleen maar
steeds verder zijn opgelopen. Hoewel dit met abrupte stijgingen voor
oorlogen en krimp na afloop gepaard ging. In Nederland zien we dat na
de Korea oorlog vertraagd terug, maar ons land kent daarna vrij
stabiele Koude Oorlogsuitgaven, gevolgd door een kleine dip en enige
invloed van de Afghanistan oorlog. Inmiddels zitten we weer terug op
de Koude oorlogsuitgaven (zie figuur vergelijkbaar met die op pagina
15 van het boek). Verdere stijgingen zijn – ook in Nederland –
niet uit te sluiten. Of dit verstandig is? Pemberton is er van
overtuigd dat de grootste bedreiging de klimaatcrisis is en we
vermoedelijk gaan kampen met volgende pandemieën. Daar zouden meer
middelen naartoe moeten.
Op 1
De militaire uitgaven staan in de VS met voorsprong op 1 van de begrotingsposten. Dat wekt geen verbazing als je beseft dat die uitgaven net zo groot zijn als die van de volgende 11 landen samen en dat de Verenigde Staten 750 bases heeft in op zijn minst 85 landen. Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Rusland hebben er tussen de tien en twintig en China maar één buiten de Zuid-Chinese Zee. De schrijfster merkt op dat dit laatste land inspiratie zal putten uit het Amerikaanse beleid. Dat beloofd dan weinig goeds. We zien het nu al, zoals met betrekking tot kernwapens. Er zit nog een opmerkelijke kant aan de Amerikaanse krijgsmacht. In 2008 bleek dat er evenveel private huurlingen (private military companies, PMC) als militairen in Irak voor het Pentagon actief waren. Een onderzoek naar het hoe en wat van deze privatisering van het personeelsbeleid werd onder druk van de PMC-lobby gestopt. In 2021 was de verhouding in het Midden-Oosten al 1:2,8 in het voordeel van de huurlingen. Des te opmerkelijker aangezien de uitbesteding niet voordeliger was voor de Amerikaanse schatkist.
De hele bespreking hier.
Volgende bespreking onder foto.
Er is maar een enkel verhaal waarin Indië of Indonesië geen rol
speelt: De verliezer. Hoewel ook daar de stad Ternate
in de Molukken opduikt in een verhaal dat wel de koude Noordpool als
hoofdpodium heeft. De schrijfster woonde in 1930 tijdens de
publicatie nog in Nederland. Ze komt uit Delftshaven en had als kind
uitzicht op de weilanden. Haar vader werkte bij de Schiedamse werf
Gusto. Een kleine scheepswerf is ook het decor voor het eerste
verhaal De vriend. Dat verhaal staat bol van door
zeelieden meegebrachte verhalen en ook de angst dat één leven te
beperkt zou zijn om alles wat achter de horizon ligt te kunnen
beleven. Vuyk was 25 jaar oud toen ze het schreef en stond aan het
begin van haar eigen leven vol avontuur.
Plaatsbepaling
Vele namen
begint met de krachtige zin: “Hanks
vader is een Indo en een verbitterd man, sedert de verwachte
bevordering is uitgebleven en een jonge Hollander, nog niet lang op
de onderneming, bevorderd werd.”
De beschadigde positie van de vader zou overgaan op de de psyche van
de zoon. De kans bestaat dat het verhaal momenteel denigrerend met
het woord woke
zou worden afgeserveerd door witte Nederlanders die liever blank
worden genoemd. Een dergelijke denigrerende houding zou miskennen dat
de schrijfster zoekt naar wat schuurt in haar wereld, door te reizen,
lezen en schrijven. Lezen komt in verschillende verhalen ook als
uitvlucht voor uit het dagelijkse leven, bijvoorbeeld in het naar een
Molukse onderneming genoemde verhaal Way Baroe
uit 1940 waar het een opiaat tegen de verveling is. Ze beseft maar al
te goed dat niet iedereen graaft naar gevoelens en motieven. Daarmee
matten “gespleten
en overbewuste intellectuelen”
(p. 364) zich af. Dat zoeken is Vuyk niet vreemd, ze probeert haar
plaats te bepalen in de samenleving van vele kleuren en dat gaat haar
ook niet als vanzelf af.
Vermomd
autobiografisch
Het artikel Mijn Grootmoeders
(VN 3 en 10 februari 1961) vertelt over kindertijd en dat de eerste drie
verhalen allen gaan over hoofdpersonages die te kampen hadden met
een verminking uit de kindertijd. Hierna verschijnen de twee romans Duizend
Eilanden
en Het
laatste Huis van de wereld.
We zitten daarmee al midden in Nederlands Indië. Vuyk schreef later
in De vervulling en de terugkeer
dat de romans zijn geschreven zoals gezien met eigen ogen. Dit gaf er
directheid aan. In het laatste huis verdween zelfs de romanvorm die
voelde als een belemmering; het werd een kroniek. Het
hout van Bara
gebruikt dan weer de romanvorm, omdat zo een conflict uit het
dagelijks leven met afstand kon worden beschreven. Daarmee werd het
bevel van de resident van Ambon gevolgd dat er geen woord over een
conflict tussen Vuyk en haar man enerzijds en het bestuur aan de
andere kant zou worden geschreven. 'Vermomd autobiografisch' noemde
Vuyk het boek. Later, vanaf All our Yesterdays
(1958, geschreven in Nederland), zou ze dicht bij haar dagboek noties
blijven.
Gelukkige
tijd
Het
journaal van een prauwreis
(in de verantwoording prauwtocht genoemd) werd gepubliceerd als
'...reis' in D'Orient in december 1939 ' (zie blz
342)
en een klein jaar later als '...tocht' in het eerste nummer van
tijdschrift De Fakkel (1 november 1940, zie
blz. 19). Het
verhaal sluit naadloos aan de eerste twee romans. Langzaamaan begin
je de avonturen van Vuyk te herkennen. Een kinderboek dat ze schreef
over de tijd op Baroe is niet opgenomen in het verzameld werk, maar
verhaalt eveneens over de gelukkige en bekende tijd op Baroe. Er zijn
bootreizen die je denkt al gemaakt te hebben. De paar jaar op het
eiland zonder enige luxe hebben de meeste literaire werken opgeleverd.
Chinese
vrouwen
Wetenschapster
Widjajanti Dharmowijono
constateert in haar studie 'Van
koelies,
klontongs en kapiteins: het beeld van de Chinezen in
Indisch-Nederlands literair proza 1880-1950'
dat de ik-vertelster uit de Prauwtocht praat met de
Chinese vrouwen, maar echte communicatie is er nagenoeg niet, want
“waarover kun je praten met een Chinese vrouw met kleine
gebonden voeten?” Bij mij staat de Chinese vrouw uit het
laatste verhaal uit het verzameld werk, Ngawang, scherp
op het netvlies. De toko wordt door plaatselijke bewoners om haar heen weggebroken als de
Japanners Java zijn binnengevallen. De vertelster ziet de Chinese in
het licht van een lamp met onbewogen gezicht en bijna
gedesinteresseerd. Is dit een visie op de exotische mens, de mens die
je niet begrijpt? Het zou bij een positieve uitleg ook een beschrijving van de shock
kunnen zijn. Het moet worden toegegeven dat Vuyk ook nog verwoordt dat
de kleine zoontjes zich aan de Chinese vastklampten, waarmee de vrouw
weer tot moeder en daarmee mens werd. Het verhaal Ngawang behandelt
daarnaast de grote afstand tussen kinderen van blanke vaders en hun
inlandse moeders die zo snel mogelijk uitgewist moeten worden of
opgewaardeerd naar een Javaanse prinses om de getinte huid te
verklaren.
Ida Nasution
Lezen over Nasution geeft ook inzicht in de positie van Vuyk, die keuzes zou maken vergelijkbaar met de hare en daarom ook het land van haar dromen in 1958 verliet (aldus Rudy Kousbroek) of zou moeten verlaten als opposant van Soekarno. Ze was deel van een socialistische politieke beweging die had afgedaan. Sutan Sjahrir (tot wiens groep ze had behoord), de eerste premier van Indonesië, werd in 1962 gevangen genomen. Haar collega Mochtar Lubis (o.a. van het prachtige boek Het land onder de regenboog) werd gevangen genomen. Ze werd daarmee een van de velen binnen de stroom die naar Nederland ging. De keuze voor de Republiek was niet voldoende. Haar felle tegenstand tegen Soekarno zou haar naar een woonboot in de Vecht bij Loenen jagen. Als je gaat graven merk je hoeveel er onder de oppervlakte van de verhalen leeft.
Zwarte huid blanke maskers
De keuze voor de Republiek is geen vanzelfsprekendheid zoals blijkt uit het verhaal De jager met zijn schietgeweer, waar een Indo scheepskapitein kiest voor de kolonialen en tegen de Indonesiërs en de nieuwe verhoudingen: bovendien is het zijn “zwarte vel, mijn eigen vel dat ik zou willen afscheuren. Het is de Aziaat in mijzelf die ik haat.” De scheepskapitein kende het gezin Vuyk op Baroe goed en bezocht hen regelmatig. Hij had er bewondering voor dat zij konden wat de Hollanders konden, een land ontginnen, leven in harde omstandigheden. Hier ontploffen de koloniale verhoudingen rechtstreeks in het gezicht van de schrijfster. Het lezen ervan doet pijn.
Ontrafeld
De
beschrijving van een feest in een long house, nog versierd met oud
houtsnijwerk, bij de Dajaks en hoe de prachtige folklore toch
uiteindelijk van zijn schone schijn wordt ontdaan is een mooie manier
om betrokken, maar toch met gepaste afstand te schrijven. De titel
zegt veel over de levensinstelling van de schrijfster: Avontuur
als vakantie.
Later schreef ze nog eens over het bezoek aan de Dajaks in Full
of sound and fury.
Dan komt het koppensnellen dichterbij. Aan de plafonds hangen manden
met schedels, ook verse. Het blijft macaber; gesneden van Japanse
rompen.
De Japanse bezetting gaat allengs een steeds grotere
rol spelen in de verhalen. Overleven binnen en buiten de kampen. In
All our yesterdays
vermengt een ziekenhuisopname zich met vreselijke intimidatie door
een officier van de Kempeitai. De toeschouwer gaat vrijwel geheel
over een man met oorlogs- en kampervaringen. Het heeft – ondanks
alles wat benoemd wordt –, een buitengewoon positieve toon. Huize
Sonja
graaft weer in de koloniale samenleving en laat zien dat een te snel
geveld oordeel wel eens naast de plank kan slaan. De
laatste waardigheid
laat de complexiteit van de (post) koloniale samenleving op Sumatra
zien waar verschillende loyaliteiten spelen. De
onafhankelijkheidsoorlog met zijn verraad en martelingen door de
strijdende partijen komen samen in Full of sound
and fury.
Weer wordt Engels gekozen voor de titel. Deze komt van Shakespeare
uit MacBeth (5e akte, 5e scene) waar de koning zelf zegt: “Verteld
door een idioot, vol brallende onzin. Die niets betekent.”
Lezen is meer dan een avontuur. Het is ook het inleven in
mensen en situaties als het verhaal goed vertelt wordt. Hier gebeurt
dat en wordt een stuk van 15 jaar Nederlands kolonialisme en oorlog
ontrafeld door een betrokkene.
Verder
lezen:
* Joop van den Berg, Niet
uit nostalgie; Beb Vuyk (1905), 1990.
* H.G. Surie, Driemaal
Beb Vuyk, Hollands Weekblad. Jaargang 4 (1962-1963)
* A. A.
Scova Righini, , Een
leven in twee vaderlanden. Een biografie van Bep Vuijk,
Universiteit van Amsterdam (in eigen beheer), 2004.
* Widjajanti
Dharmowijono, Van
koelies, klontongs en kapiteins : het beeld van de Chinezen in
Indisch-Nederlands literair proza 1880-1950, Universiteit van
Amsterdam, 2009.
Volgende bespreking onder foto.
Tsjik is een roman van Wolfgang Hernndorf. De naam in de titel is de gemakkelijker bekkende afkorting van Tsjichatsjov. Hij is de zoon van Russische immigranten in Berlijn en komt op zijn 14e al met regelmaat dronken naar school. Hij zit in de klas bij Maik Klinkenberg. Maik is zoon van een moeder die regelmatig naar de Beautyfarm – een familie code voor de afkickkliniek – gaat. Met vader gaat het ook al niet goed. Zijn bouwproject is gestuit op een paar beschermde dieren, waardoor zijn aangekochte stuk land voor een nieuwbouwwijk braak ligt. Er is alleen een klein speeltuintje opgetuigd.
Als moeder weer in de beautyfarm zit en vader op vakantie gaat met zijn jonge secretaresse, blijft Maik alleen achter met geld en eten voor de komende weken. De vakantie was toch al slecht begonnen met een feest waarvoor iedereen was uitgenodigd behalve Maik, Tsjik en nog wat buitenbeetjes.
Tsjik dringt zich aan Maik op en uiteindelijk gaan de twee met een gestolen Lada opzoek naar de opa van Tsjik die in het denkbeeldige Wallachije zou wonen. Ze vinden hem natuurlijk niet, maar onderweg maken ze van alles mee en het is heerlijk om op de achterbank mee te rijden met de innemende pubers.
Even struikel ik over de belangrijkste man van Nederland de komende maand. Louis van Gaal wordt genoemd door de hyper fitte gymleraar van de jongens: “En van Gaal die ouwe vos!” In de werkelijkheid zou de huidige trainer van het Nederlands elftal zeggen: “Logisch toch,” want in 2010 – het jaar dat het boek uitkwam – was hij coach van Bayern München. Het middelpunt der dingen is hij vanzelf; niet gespeend van een flinke portie eigendunk. Maar ik had hem hier niet verwacht.
Dat de roman is verfilmd wekt dan weer geen verbazing. Herkenning is prettig en wie heeft geen herinneringen aan leraren op de middelbare school. Het boek leest daarbij als een voortrazend filmscript, geeft een fijn gevoel en is positief van toon (zelfs over de politie geen kwaad woord). Mensen blijken behulpzaam en het leven is mooier en avontuurlijker dan het leek in het grote huis met zwembad thuis bij Maik. Tsjik zet echter de toon.
P.S. Op Facebook werd ik erop gewezen dat de auteur is overleden. Hij had glioblastoma een vorm van kanker die eerst de hersens en daarna de zenuwbanen aantast. Hij benam zichzelf het leven met een revolver. Een ander vertelt dat hij nu vlakbij Brecht begraven is op het Hugenoten Friedhof in Berlijn.
Volgende bespreking onder foto.
Laatst gelezen boek boven.
Het avontuur van de dameskapper is een roman van Eduardo Mendoza de schrijver die bekend is geworden door het boek 'De stad der wonderen', waarvan er miljoenen werden verkocht. Net zoals dat boek speelt ook dit in Barcelona.
De hoofdpersoon is een uit een psychiatrische inrichting ontslagen kleine crimineel die aan de slag gaat als kapper. Hij wordt betrokken in een diefstal, moord en de intriges van een groep toonaangevende personen in economie en bestuur van de stad.
Op de achterflap wordt Ingrid van Frankenhuyzen aangehaald die het boek voor NRC recenseerde: “Een grote postmoderne schaterlach... De lucide en prozaïsche stijl van Mendoza in combinatie met de vele onzinnige verwikkelingen, zorgt er dan ook voor dat de thriller niet stilletjes gelezen kan worden. Zelden las ik zo'n hilarisch boek.”
Zelf was ik bang dat dit een boek zou worden waarvan ik de laatste pagina niet zou halen, zo plat vond ik de lollige humor die van de pagina's spatte. Een niemendalletje van bijna 300 bladzijden. Goed de verwikkelingen sleepten me uiteindelijk toch mee naar de laatste pagina en de onthulling van wie welke rol speelde bij de moord. “Een burleske, exuberante atypische misdaadroman” noemde de Volkskrant het boek. Het lag kennelijk niet aan mij.
Maar misschien is het voor in de zon op het strand. Af en toe de oogleden van binnen bestuderen en daarna weer verder letters happen. Er wordt in het verhaal zelfs een plaats iets ten noorden van Barcelona genoemd: Vilassar, goed bereikbaar per trein, met het “station pal aan het strand.” Of aan de andere kant van de stad Castelldefels, waar je vast nieuwsgierig wordt wat er achter de deuren van de grote huizen gebeurt. Maller dan in deze roman zal het niet worden.
Volgende bespreking onder foto.
Het boek raakt drie zaken. De pijnlijke oorlog in de begin jaren twintig, van de twintigste eeuw waarbij de Roden door de Witte werden verslagen. De volgende gewelddadige vernedering speelt door in de verhoudingen in de Finse samenleving. De sociaal bewogen – maar niet te overdreven – advocaat Thune gebruikt de woorden gevangene en gevangenis, terwijl zijn administratieve steun en toeverlaat mevrouw Wiik en slachtoffer van de Witten daarvoor de woorden strafkampen en doodsbarakken gebruikt. De advocaat is een Zweedstalige man uit de bevoorrechte klasse. Mevrouw Wiik stamt uit de Finstalige arbeidersklasse. Er speelt nog een conflict en dat ligt als een de adem afsnijdende walm over het hele boek, de opkomst van het nazisme in Europa.
In het voorwoord schrijft Westö een korte uitleg over de geschiedenis van Finland. Vreemd genoeg weinig over het jaar waarin het boek speelt. Wel over de jaren daarna waar Finland eerst een oorlog tegen Rusland vocht, de Winteroorlog van 1939-1940 en tussen 1941 en 1944 samen met Duitsland de Vervolgoorlog. Of Finland een bondgenoot was of een meestrijdende partij daarover wordt nog steeds gedebatteerd. In De meeuw van Sándor Márai speelde de Winteroorlog ook al een rol: voornaam op de achtergrond.
In de Woensdagclub zijn er een paar die net niet helemaal openlijk antisemitisch zijn, die net niet helemaal Duitsland steunen, maar wel bijna. Het geeft frictie en het is teveel voor de vriendengroep. Het is zo'n onderwerp waar je het beter niet over kan hebben als je de lieve vrede wilt bewaren (je kent het wel: geloof, opvoeding, zwarte piet, Israël-Palestina e.d.) en als dit niet mogelijk is dreigen jarenlange vriendschappen te sneuvelen. Maar sommige ontwikkelingen zijn te groot om niet genoemd te worden. Zo ook hier. Bovendien speelden hier ook de nog lang niet geheelde wonden van nog geen twee decennia eerder. Westö merkt in het voorwoord bij het boek uit 2013 op: “Helaas zijn de sporen en littekens van de problematische geschiedenis van Finland ook nu nog zichtbaar en hoorbaar voor degenen die het land goed kennen.” Hij vertaalt dit zwijgen en ongemak naar een roman.
Mevrouw Wiik hoort de leden van de Woensdagclub aan: “Op verheven toon, soms klonken ze als slechte toneelspelers die op de bühne stonden te declameren. Geen bescheidenheid, de humor zonder uitzondering grof en lomp.” Ze voegt daar verzuchting aan toe, die helaas niets aan zijn waarde heeft ingeboet: “Waarom begrepen ze niet dat je wijs werd door goed te luisteren? Niet door zelf te oreren, verliefd te worden op je eigen stem, steeds te herhalen wat je al zo zo lang meent en vindt ...”
In het boek reizen we in 1787 ook samen met Caterina de Grote over de Krim. Het schiereiland is net door haar voormalige geliefde de Maarschalk Potemkin op de Turken veroverd. Ze gaat met veertien enorme woonhuizen op sleden en die worden gevolgd door 164 gewone sleden. Als de sneeuw gesmolten is gaat de reis verder over de Dnjepr met schepen waarop een bibliotheek en concertzaal met symfonieorkest. Ze zien voortdurend de meest weelderige omgeving. Tot de reizigers gaan beseffen dat ze voor het lapje worden gehouden en het voor de passanten in scene gezette situaties zijn. Een dergelijke vertekende voorspiegeling is bekend geworden als Potemkindorpen. Het schiereiland is inmiddels niet meer weg te denken uit het actuele nieuws. Er is helaas wel meer uit die beschreven jaren dertig dat enigszins aan nu doet denken.
Het boek ademt een sfeer van een opkomend fascisme en hoe mensen daarmee omgaan. Wees toch niet zo uitgesproken of juist wel. Het is een afweging. Hoe kan een Jood zijn Jood zijn benadrukken in deze tijden, stelt een van de zes vrienden. Daarnaast zit er een plot in de roman dat je onvermijdelijk aan ziet komen, maar toch ook verrast. De Woensdagclub is spannend, dwingend en met voelbare – om een veel misbruikt woord te gebruiken – urgentie om een verhaal met grote betekenis te vertellen.