maandag 29 april 2024

Een mooie vrouw


Een mooie jonge vrouw is geschreven door Tommy Wieringa als boekenweekgeschenk voor 2014. Het beschrijft het verhaal van een oudere wetenschapper en rokkenjager. Een jonge vrouw die voorbij fietst trekt zijn aandacht. Met veel daadkracht krijgt Edward de tien jaar jongere Ruth Walta in zijn bootje. Zijn verzameling van eerste keren lijkt met haar te stoppen. Het blijkt niet alleen het begin van een langere relatie, maar ook van veel narigheid na een passionele start.

Edward Landauer is viroloog. Hij werkt in de tak van wetenschap die zich bezighoudt met vogelgriep, en varkenspest. Zijn cariére kende een bliksemstart door de acquired immune deficiency syndrome ofwel AIDS-epidemie die zich in 1981 ook in Amsterdam manifesteerde en vele slachtoffers zou eisen en daardoor werk met zich meebracht. Landauer reisde daarna voor de Wereld Gezondheidsorganisatie naar Hong Kong waar de hemel zwart kleurde door het verbrande pluimvee en bezocht ook in Nederland stinkende pluimveeboerderijen om ze zo snel mogelijk te verlaten.

Hij ziet de vernietiging aan en vindt deze noodzakelijk. Zoals die van de vijfendertig miljoen kippen die geruimd werden.
“Vijfendertig miljoen”, werd hem in een radioprogramma verbijsterd gevraagd. “Allemaal vergast (…) Je moet impopulaire maatregelen durven nemen om erger te voorkomen.” In een paar regels van het eufemisme ruimen naar een beschrijving die de ernst onderstreept, ook door het naar cynisme neigende antwoord en de ongepaste associatie die het oproept.

Het was zes jaar voor de uitbraak van een variant van de vogelgriep die we allemaal kennen, dat het geschenk uitkwam.. In Hong Kong bleek het H5N1 virus nog “niet overdraagbaar op de mens”, volgens Edward. “'Maar de griepvirussen muteren razendsnel. Dus wie weet, op dit moment, ergens in mijn longen...'” Dat is hier een verwijzing naar een thema van de novelle, het persoonlijke besef van verval op latere leeftijd. In de radio uitzending werd een uitbrak nagespeeld. Boven Turkije hing een vliegtuig uit Thailand in de lucht, aan boord besmette patiënten, onderweg naar Nederland. Het leger zegde toe assistentie te verlenen bij het in quarantine brengen van de passagiers. “Een onsympathieke maar noodzakelijke maatregel,” aldus een opgevoerde generaal b.d. Wieringa legt in zijn geschenk nog een verband met het fictieve The War of the Worlds, maar inmiddels zijn dergelijke scenario's deel van de alledaagse werkelijkheid geworden en is het literaire thema overvleugeld door de realitteit.

Als Landauer ten einde raad is, aan de grond zit, ziet hij zich met zijn auto helemaal tot Vladivostok rijden en daar over de Japanse Zee kijken. Waarom doen zo weinig mensen dat werkelijk, vraag hij zich af. Het is een vraag van voor 2022. De fietsroute van 11.000 km die Google maps me geeft, loopt niet via Oekraïne, maar wel over Moskou. Wie stelt zich nog voor een dergelijke reis te maken, zelfs als het met een auto is? Een dierenvriend kon wel voorzien of vermoeden dat het fout moest gaan lopen met het griepvirus, maar mistte blijkbaar de waarschuwingen rond de verslechterende relaties tussen Moskou, Kyív en Washington.

Je zou denken dat de uitgebreide aandacht in
Een mooie vrouw voor het gevaar van virussen vanaf maart 2020 in de pers aangehaald zou worden als een van de geschriften die vooruit wezen naar het op de loer liggende gevaar. In krantendatabase LexisNexis is die aandacht er nauwelijks. Het is vooral Wieringa zelf die het in de pers heeft over een aantal aspecten van Covid-19, maar vrijwel uitsluitend in zijn eigen column in NRC-Handelsblad.

Op
de webpagina van de uitgever rond de commerciële uitgave staat dat in boek de vragen worden gesteld wat pijn is en welke pijn mens en dier delen. En net als op de achterkaft wordt op de Bezige Bij site de vraag uit het boek gedestilleerd of je kunt doordringen tot de pijn van een ander als je die niet eerst zelf hebt gevoeld?

De vragen lijken meer een vorm van reclame voor het boek dan dat ze de inhoud recht doen. Is Edward niet zelf net de kip die niet weet hoe hij met zijn soortgenoten moet omgaan, zich misdraagt en uiteindelijk het toneel moet verlaten. Dit net zoals de kip die hij als jongen redde van de boer en de slacht. De pijn van zíjn verdriet dringt zich echter op door zijn eigen misstappen. Maar misschien is ook deze uitleg te gemakkelijk bij een boek waar Wieringa vluchtig een leeftijdsgenoot neerzet. Filosofische diepgang moet je er niet teveel in willen zoeken.

Op wiki staat een mooie samenvatting.

vrijdag 26 april 2024

Oversteekplaats

Het duurt te lang voordat ik op pad ben. Er is eerst een stroom aan mails om weg te werken. Aan de kranten kom ik niet eens toe. De berichten op X (voorheen twitter) dringen zich ook nog op.

Een krantenartikel van Georgia Oost 'Hoe Israëlische soldaten met hun selfies de tegenstander niet meer als mens zien' werd gedeeld door Lofti El Hamidi. Ik klik het aan en huiver. Er wordt uitgelegd hoe het komt dat Israëlische militairen Palestijnen bespotten, vernederen, mishandelen, martelen en dat alles voor filmpjes en foto's voor het thuisfront: “(...) door de angst om te sterven in het conflict ontstaat een noodzaak om de vijand niet meer als mens te zien,” verklaart een deskundige van het NIOD. Het doet me denken aan het boek Frames of war van Judith Buttler dat ik jaren geleden las.

Tussen de mails zat een bericht met opmerking bij een Regeringsbrief over de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël.  

“#F35 onderdelen voor #Israël. 't Lijkt erop dat er 'n omweg is gevonden, stelt #Vredespolitiek, in de vorm van 'n ander onderdelendepot. Dan krijgt Israël onderdelen via dat land. #Woensdrecht moet dan aan de opdracht van dat andere land voldoen. Zoiets?” 

Zo vat ik de opmerking erover uit het email bericht samen. Het is net weer een beetje schrijnender na het NRC-Handelsblad onderzoek.

Uiteindelijk vertrek ik; de zon en wind in. Nu wil ik toch wel eens fietsen langs de plek waar ik vorig jaar omvergereden werd. De angst past niet bij me, maar ik heb het tot nu toe niet gedurfd. Het was een behoorlijk zware ervaring. Het gaat langs de Haarlemmermeer naar Leiden, dan langs de Oude Rijn naar Katwijk. Zo moet ik er komen. Ergens rijd ik anders en ik mis de oversteekplaats waar ik een stukje film en mijn reukvermogen verloor.

In de duinen bloeit een viooltje (ik denk het maarts viooltje) en de salomonszegel. Het is een prachtige dag met veel fietsers. Even stapte ik af voor het strand. In Bloemendaal aan Zee besloot ik het er op te wagen om door de duinen te gaan. Het was veel natter dan vorige keer; de plassen waren dieper en ze waren met meer. In de laatste waar ik door ging, zwommen meerkoeten. De stenen van het fietspad waren nog wel te volgen. Extreem, zoals de spandoeken aan de hekken, zou ik het niet noemen, wel ongewoon en niet voor iedereen weggelegd om door te karren.

Thuis kon ik het niet laten een foto te maken van de sticker die op mijn bureau lag. Want wie spinnen nu eigenlijk garen bij al die rottigheid? Dat is zeker de wapenindustrie.

De fietstocht liet zien dat het leven, de wereld, ook gewoon mooi kan zijn. Iets om naar te streven?


PS twijfel is er of ik de speed pedelecc moet noemen die met volle vaart de witte driehoeken negeerde. Ik remde zacht en draaide weg en dacht dit had anders af kunnen lopen. Het was een oversteekplaats nog geen 2 km van mijn voordeur vandaan. Verkeer draait niet meer om regels, blijkbaar.



maandag 22 april 2024

Boze Geesten



Boze Geesten van F.M. Dostojevski uit 1872 behoort niet tot zijn bekende titels zoals De idioot, De gebroeders Karamazov en Misdaad en straf dat wel zijn Het is dan ook een boek voor doorbijters.

Langzaam, eindeloos sloom, vloeien de woorden. De schrijver observeert mensen, overdenkt vraagstukken en kleurt daar zijn verhaal mee. Dat is knap en interessant, en die kunde is mogelijk de reden dat ik zo'n veertig jaar geleden de eerder genoemde boeken met plezier las, evenals dit boek dikke pillen. De voor het verhaal nodige ontwikkelingen uit het eerste kwart van de ruim zevenhonderd pagina's zouden makkelijk op twee bladzijden passen. De lezer komt in die bladzijden een groot deel van de personages en wat beschrijvingen van hun leven tegen en bezoekt een aantal huizen in de fictieve provincie stad op het Russische platteland. De Dostojevski fans en deskundigen halen er vast veel uit. Voor de gewone lezer staat er weinig. Je zou bijna een inlegvel schrijven voor wie meteen door wil naar Deel 2. Pas dan begint immers het verhaal tot leven te komen.

Kroniek
De verteller is Anton Lavrenjevitsj, een kroniekschrijver en medewerker van het holle vat, de intellectueel Stephan Trofimovitsj Verchovenski. In deze kroniek meldt Anton zelf op pagina 217 dat niemand wist wat er nu echt gebeurde in het stadje waar het verhaal speelt en waar een
het Genootschap van de socialistische revolutionairen actief is. Het zal de afwezigheid van ontwikkelingen verklaren. Vanaf deze opmerking begint hij de gang van zaken te ontrafelen en verslag te doen van activiteiten van de groep mensen die de samenleving wil ontwrichten, die brand sticht, moorden pleegt en samenspant tegen de society. De groep zou een knoop zijn in een netwerk van knooppunten door Rusland bestaande uit vergelijkbare groepen onder een centrale leiding. Hier staat ze onder leiding van intrigant Pjotr Trofimovitsj (de zoon van Stephan T.) waarvan de morele kompasnaald overal heen wijst, behehalve naar het noorden. Hij heeft alle organisatorische touwtjes in handen, zodat de anderen om mee te doen, naar zijn pijpen moeten dansen.

Ideeën
Onderweg komen we de bouwkundig ingenieur Kirilov tegen met een wonderlijke levensfilosofie waarin de volgende les:
“als men wist dat men het goed had, zou men het ook goed hebben, maar zolang men nog niet weet dat men het goed heeft zal men het slecht hebben.” Er zit wat in – ook in de huidige tijd nog – maar Aleksej Kirilov trekt het tot in het absoluut absurde door en dan slaat het evenveel kapot als het laat glanzen. Ideeën te over in de roman, waaronder veel religieuze, maar ook algemene, zoals: “Men kan inderdaad wel zien dat heel de tweede helft van het menselijk leven gewoonlijk alleen maar bestaat uit de gewoonten, die men in de eerste helft heeft aangenomen.”

Dat het boek niet losstaat van het Rusland van Dostojevski's tijd is duidelijk, maar er zijn ook meer persoonlijke noten die de schrijver kraakt. Zo zet hij met Karmazinov, een literair contact van hem neer: de schrijver Toergeniev, en niet op een complimenteuze manier.

Polemiek
Weer kom ik Wat te doen in een boek tegen. De titel blijft hangen, omdat hij later door Lenin voor een van zijn boeken is gebruikt. Maar hier gaat het om een roman van Tsjernysjevski, geschreven terwijl de schrijver was opgesloten in een vesting. Hij was een utopisch socialist en dit werk wordt in Boze Geesten beschreven als een boek waaruit de ideeën voor de schreeuwlelijkerds te halen zouden zijn. Dat Dostojevski geen fan van de populaire schrijver was bleek ook al in Aantekeningen uit het ondergrondse (1864), waarin hij polemiseerde tegen de roman van Tsjernysjevski.

Nieuwlichters
Dostojevski was zelf overigens tien jaar dwangarbeider in Siberië geweest (1849-59), de Tsaar had ook al zijn Goelag, vanwege zijn pleidooien om het lijfeigenschap af te schaffen. Een wens die in maart 1861 werd vervuld. Maar de dwangarbeider van weleer keert zich in dit boek tegen het Genootschap, dat wordt neergezet als een groep van nihilisten, atheïsten, brandstichters, en laffe moordenaars, ze vormen een organisatie die wordt bijeengehouden door de angst een eigen mening te hebben. Al vroeg in het boek worden de socialisten uitgemaakt voor irreële geldwolven. De Jood in het gezelschap is de verrader, hoe terecht het ook was dat hij naar de politie stapte, het is een karakterisering die past binnen het antisemitisme uit (het Rusland) van die tijd. Boze Geesten is een pleidooi, voor de chriselijke God, Vadertje Staat en Moedertje Rusland en dat onder leiding van de Tsaar en keert zich tegen nieuwlichters, liberalen en mensen die niet tevreden zijn. Je kan immers een gelukkig leven leiden als je beseft dat je met alles gelukkig kan zijn, zo vertelt voormalig student Sjatov in een lang pleidooi voor een dergelijk blind genot.

Dwarsligger
Het leven van de querulant Nicolay Stavrogin vlecht zich door het verhaal heen. Hij is rijk, heeft een voorname moeder, maar is ook onaangepast en heeft grillen. Hij zou een rol moeten spelen in het Genootschap. Pjotr doet zijn uiterste best hem erbij te halen. Nicolays status rijst en valt. Op een gegeven moment wordt hij zelfs door zijn manke en geestelijk achtergebleven vrouw van laag allooi niet meer voor vol aangezien. Hij trouwde haar juist vanwege haar maatschappelijke positie die geheel tegengesteld was aan de zijne; als een soort practical joke, om dwars te liggen. Dat betekent overigens niet dat deze neerbuigende blik een algemene houding visie op hem is. Door zijn optreden tijdens een duel, aangegaan vanwege een belediging, en zijn stijlvol negeren van een klap door een voormalig onderhorige, wordt hij op grote hoogte geplaatst door de gegoede inwoners van de provinciestad. Het zijn wat toevallige opmerkingen rond deze handelingen die tot de waardering voor hem leiden. Je krijgt het idee dat hier de plaatselijke elite hier door Dostojevski te kakken wordt gezet, ze zien niet wat ze doen, namelijk een nihilist in het zadel helpen.

Varkens
Een van de twee motto's voor het boek is de tekst uit
Lucas 8:32-36 waar Jezus boze geesten in een man toestaat zich in in een groep varkens te nestelen. De varkens vielen vervolgens in een meer en verdronken. De man was genezen en de geesten verdwenen. Dit motto komt ook nog eens volledig terug in het verhaal zelf. Sterker nog het stond in een geschrapt stuk ervan en werd overgeplaatst naar een niet gecensureerd deel. De tekst heeft dan ook veel betekenis voor de roman. Dostojevski keert zich tegen de nieuwlichterij en maakt deze nieuwe visies met dit boek zwart en wil ze uitdrijven, zoals Jezus deed met de boze geesten. Stephan Tromfimovitsj zegt op zijn ziekbed letterlijk: “(...) dat is precies als ons Rusland. Die boze geesten, die de zieke verlaten en in in zwijnen trekken – dat zijn alle pestbuilen, alle miasmen, alle onrein, alle duivels en boze geesten die zich hebben opgehoopt in onze grote en dierbare patiënt, in ons Rusland, sinds eeuwen en eeuwen!” Hij past de legende geheel toe op Rusland en het vuil zal ook daar in varkens trekken en verdwijnen. Je ziet het in de loop van het boek al gebeuren.

Opmaat
De lezer bezoekt traag maar gestaag zowel de grote landhuizen met hun rijkdom en met hun feodale omgangsvormen en machtsverhoudingen, als huisjes langs achteraf straatjes, waar de armen en aan lager wal terecht gekomen mensen leven. Die lezer maakt zelfs een reis met een boerenkar, onderweg wordt een huiskamercafé aangedaan en geslapen in een groot huis om op de veerboot te wachten. Het verhaal speelt anderhalve eeuw geleden, waarna nogal wat gebeurt is in het enorme land. Je kan het verhaal dan ook niet op het Rusland van nu plakken. Toch krijg je enig idee van het enorme land en hoe er geleefd werd. Je kan het boek wel lezen als een opmaat naar de protesten van 1905 en de revolutie van 1917. Die sfeer hangt in boze geesten al in de lucht en het uitdrijven is niet gelukt.

Essentieel

De roman verscheen in afleveringen in het tijdschrift de Russische Bode (januari-november 1971). Er is een flink deel geweigerd door Michail Katkov de uitgever van de Bode vanwege een beschreven zedenmisdrijf. Dit deel zou later bekend worden als 'De biecht van Stavrogin'.
In dit zevende deel van het verzameld werk door uitgeverij Van Oorschot is het is het wel opgenomen; sterker nog in twee licht verschillende versies. Het hoofdstuk draait om Nicolays' bezoek aan de monnik Tichon waarin hij zijn hallucinaties bespreekt: de boze geesten in zijn hoofd. Door dit deel te verwijderen is de roman eigenlijk onthoofd. Het is essentieel. Het citaat uit Lucas stond hier en paste bij het religieuze gesprek tussen monnik en de nihilist. Nicolay vertelt er in testament van zijn leven een wrang verhaal over een meisje. Waarom dit niet en andere schrijnende ontwikkelingen wel in de Russische Bode opgenomen konden
Bron
worden? Want de moorden en aanzet tot zelfmoord zijn ook weinig subtiel verwoord. Van jonge meisjes blijf je ook figuurlijk af, en bij volwassen mannen kunnen mishandelingen wel door de literaire beugel? Zoiets?

Idylle
Nicolay wijdt in dit hoofdstuk ook uit over een droom, een verheven hersenschim, rond het schilderij Acis en Galathea van Claude Lorrain. Hij ziet er in hoe het leven had moeten zijn, met mooie mensen, hun liefde en simpele vreugde. Uitermate romantisch en idealistisch en om dat te kunnen bereiken hadden mensen geleden en waren profeten aan het kruis gespijkerd. De evangelische boodschap is duidelijk: vanuit het geloof is veel bereikt en tegen hoge kosten. Het is het waard dit te verdedigen.
Vervolgens ontspint zich een gesprek over slechte hartstochten, vergiffenis, oprecht berouw en boetedoening. Je hoeft je niet in zee te storten om van je vroegere zonden af te komen, zo spiegelt Tichon zijn gast voor.

Het is in ieder geval voor de lezer van deze zorgvuldige uitgave goed om zowel de oorspronkelijk gepubliceerde versie te kunnen lezen als wat er uit werd geschrapt.

Het is een intrigerend boek, over macht en intriges in een kleine opstandige beweging. Het boek doet niet alleen aan het Rusland van nu denken, maar ook aan bewegingen in het hier en nu. Het is ook daardoor een aanrader voor wie van doorbijten houdt. Onderweg kom je heel wat moois tegen. Het boek is voorzien van Aantekeningen over genoemde personen, begrippen en gebeurtenissen. Er is bovendien een beschrijving van opgevoerde personages (Dramatis Personae) en dat is best prettig om af-en-toe eens na te slaan.



vrijdag 19 april 2024

Los gezongen


Bij het water langs het fietspad waar ik altijd kijk of ik vis zie, staat een man. Hij zegt: “kijk daar gaat een snoek.” Het duurt even voordat ik hem zie. Inderdaad, zo'n 60 cm lang. Ooit ving ik er als jongen een per ongeluk, van 62 cm. Het was in het Oranjekanaal bij Wezeperbrug. Ik weet het nog en reis terug naar die Martin met zijn hengel. “Daar aan de overkant van het pad zitten graskarpers,” haalt de man me naar het nu. Hij gaat kijken in die andere plas. Ik ga mee. “Ze zijn er niet, maar soms liggen er wel acht,” zo leert hij mij. Het is aangenaam zo wegwijzer gemaakt te worden in de duinen. Een volgende keer zal ik er weer naar kijken.

Even later zie ik op het strand aan de rand waar de zee net was een grote spin. Groter dan ik er ooit een zag in Nederland. Hij slaat met zijn poot naar mijn fototoestel. (Met hulp blijkt het een brugspin te zijn. Hoe die daar terecht kwam?)
   De franjehoed aan het pad van de Hazenduin strandslag ken ik inmiddels. De voorjaarsganzerik warvan er vele staan, daarvan stuurde ik ooit iemand een foto voor zijn verjaardag en zo doet die bloem me ook ieder jaar aan hem denken. Op een pad wat ik nooit eerder nam, staan boshyacinten, daslook en hoge gele bloemen door elkaar. Prachtig. Maar hoe die gele heten, geen idee. Het waren voorjaarszonnebloemen (Doronicum).
   De roodborsttapuit hoor ik zingen, maar ik zie hem pas op de foto thuis, maar weet dan wel meteen wie het is. De uitbundig bloeiende sering is ook bekend.

Het is vreemd hoeveel je niet weet van de omgeving waarin je leeft. Los gezongen. Wel Als-Sien-die-fijne-gulden-haar-jongen-kon-lenen kunnen opdreunen, maar hoe een spin heet, of een woeste met dons gevoerde vlieg? Geen idee. En dat alle delen van die voorjaarszonnenbloemen giftig zijn, wist ik ook al niet. De leefomgeving is vreemder dan een scherm en toetsenbord. Rare evolutie.

maandag 15 april 2024

De verrekijker


Kees van Kooten schreef voor de boekenweek van 2013 De verrekijker. Zo'n kijker houdt het hele boek bij elkaar. Dat is slechts een enkele keer als voor de hand liggende metafoor voor een perspectief. De verteller vraagt zich bijvoorbeeld af of hij paranoïde is geworden door een ingebouwde verrekijker en allerlei kleine dingen gaat opmerken die hij overdreven uitvergroot.

Het bewuste exemplaar gaat al een leven lang mee en stamt uit het bezit van zijn vader Cornelis. Hij is gemaakt van glas, messing, bakeliet, en zwart leer. Deze materialen geven de verderkijker zijn eigen geur, zo constateerde zoon Kees. Hij zou ook geelkoper bevatten. Maar heet dat niet ook messing en is dat dan niet dubbelop? In mijn eigen ouderlijk huis hingen nogal wat scheepsattributen van koper én messing, vandaar dat ik erover struikel. Die val brengt me ook dichterbij de achtergrond van het optische apparaat van Van Kooten, maar dat weet ik pas op de laatste pagina.

Het boek bevat niet alleen een verhaal, maar zoals de ondertitel al luidt ook een Literagenda 2013-2014. Dat is een memokalender ingevuld met literaire activiteiten door het hele land. Het kan gaan om voorleesdagen, een bijeekomst met schrijvers, prijsuitreikingen, maar ook sterfgevallen van auteurs zijn er in opgenomen. Er komen er nogal wat voorbij. Op 4 maart 1999 overleed bijvoorbeeld Karel van 't Reve.

Boven die kalender staan handgeschreven opmerkingen in de witrand, vooral over welke clichés je maar beter kan vermijden. Op pagina's 22 en 23 bijvoorbeeld:
Zeggen nog schrijven dat eskimo's wel honderd woorden voor sneeuw kennen. Zeggen noch schrijven dat het doel van de reis niet de bestemming is maar de weg erheen (Overigens vraag ik me af sinds wanneer we het doorgaans over Inuit hebben die vroeger bij hun scheldnaam werden benoemd, alsof het gewoon was. In de internationale pers bereikte de discussie hierover in 2021 zijn hoogtepunt.) Of er staat een kwinkslag, zoals:
liever een vogelkijker dan een vliegtuigspotter
.
Je leest zo eigenlijk drie werkjes in een. En dan heb ik zelf – en dat wist ik niet eens zeker, voordat ik het opzocht – ook nog ergens een een inmiddels verdwenen telefoonnummer in de kantlijn geschreven.

Het boek plaatst zich in de tijd. Niet door zoiets als het begin van de tweede regeringstermijn van Barack Obama, de Franse oorlog in Mali of zelfs niet door het vermelden van de presentatie van de eerste kweekhamburger, maar door op te merken wat voor een schrijver een veel algemener belang heeft namelijk de aanwezigheid van Google en Wikipedia die het niet langer mogelijk maken dat een schrijver er maar wat op los fabuleert. Alles van enig belang is immers meteen na te trekken. Vroeger kon je ook vinden waar Annie M.G. Schmidt woonde, maar niet in een vloek en een zucht precies wanneer waar.

Het zijn de vele kleine en grote gedachten, associaties en vergezichten die het boek zijn karakter geven. Zo stelt de schrijver dat hij niets heeft met het omgaan met jongeren om zo zelf jong te blijven (een thema dat ook in het geschenk van het jaar erop een rol zou spelen). Om je zelf jong te blijven voelen kan je je beter met ouderen omringen, luisteren naar hun klagen en verhalen over kwalen: “Hoe langer ik naar ze luister, des te jonger ik me voel,” stelt van Kooten. In een halve pagina komen de oorlogsboeken en films voorbij die hij heeft gelezen en gezien. Van De Aanslag, via Catch 22 en De lotgevallen van de brave soldaat Švejk tot aan de film Stalag 17 en nog een paar andere boeken en films. Het is niet veel, maar veel meer van dergelijke verhalen wil hij niet.

Uiteindelijk wordt de kwestie verrekijker opgelost, bijna alsof het om een moord in een detective gaat. Een oude dame onthuld ook hier. Maar voor we daar zijn, gaat het langs een heleboel zijstraten, zoals een commentaar op de oorlogszuchtige naam van een bom, de zogenaamde Daisy Cutter (er zijn helemaal geen madeliefjes in Vietnam en Afghanistan, merkt van Kooten op) of een visie op de vensterbankuitstallingen. Het is een Van Kooten zoals we Van Kooten kennen.


vrijdag 12 april 2024

Snoepparadijs met kwalijke kant

Nee niet doen. Niet naar het lelijke kijken. Kort na het opstaan las ik al dat er 24 miljoen klimatvluchtelingen zijn in zuidelijk Afrika. Als je dan net in het zadel iedere 1½ minuut met veel geraas een vliegtuig ziet en hoort landen, is het moeilijk om dit dansen op de rand van de vulkaan en daarbij het kapot en omver trappen van paden en de hekjes te vergeten. Maar niet doen

Er stond een sleutelbloem te prijken in de berm. Het maakte me blij. Hij stond niet ver van waar ze eerder met velen stonden. In Heemstede bloeide overal de vogelmelk onder heggen uit. Iets verderop verschijnt de kerk van De Zilk achter een paar fel gekleurde tulpenvelden. Eerder deze week zag ik een foto van diezelfde kerk en andere tulpen, gemaakt uit de trein. GroenLinks kamerlid Laura Bromet schreef “ik weet er teveel van.” Met andere woorden ik kan er wegens het gif niet meer van genieten.  Gaat het toch weer fout. De rottigheid dringt zich op. Ogen dan maar dicht?

Het mag, nee het moet, minder giftig, maar die gekleurde vlakken en stroken blijven ook mooi. Toch?! Ook in nare dingen kan immers schoonheid zitten, hier verschuilt dat zich niet. Er zijn legio voorbeelden waar die twee visies naast elkaar staan. Het voelt voor mij niet eens geforceerd.
Nog iets. In het dorp De Zilk zelf waren een paar mensen bezig een bord vol te mozaïeken met hyacintenblaadjes. Het werd een Venetiaans masker. Op de terugweg zag ik dat het af was, alleen de letters nog, maar dat zouden anderen komen doen. Aan de overkant van de straat waren drie kinderen aan een SpongeBob tableau begonnen. En er stonden nog meer lege borden in de straat die mensen uit het kleine dorp zouden gaan vullen. En voor een hommel was het bord met bloemen een snoepparadijs. Stel het je voor met blaadjes en bloemetjes van schone bollen. Mooi toch.

Het doel van de tocht was het kunstwerk Luna di Nara in de 'tuin' van Beelden aan Zee. Het gezicht als scherf stond er nog. Op de heenweg zag ik een reusachtig ijsje staan. Iets voor de terugweg. Lekker. Paste wel bij die korte broek, mouwloze T-shirt en de zon.
***
Eerder in de week trapte ik ook al. Toen keek ik in de bloem van de magnolia of er kevertjes zaten. Die zorgen voor de bestuiving. De magnolia is ouder dan de bijen en had torrenhulp om het te doen. (Dat leerde ik van het BBC-programma Country File 070424). Geen torretje gevonden. Wel zag ik dat de bloem van binnen ook mooi is.











donderdag 11 april 2024

Het kleine geschenk




Het kleine geschenk is het boekenweekgeschenk van 1946. Het is de eerste uitgave onder de hoede van de Commissie voor de Propaganda van het Nederlandse Boek, waarin de Boekenweek commissie zijn naam veranderde.

De 32 pagina's zijn verdeeld in vijf hoofdstukken en een ten geleide. De schrijvers zijn D.M.R. Radermacher Schorer, Insider (ps.), D.A.M. Binnendijk, Dirk van Gelder, en G.H. 's- Gravesande. Het werk doet zijn naam eer aan. Het is door papierschaarste na de oorlog het kleinste boekenweekgeschenk van allen en door de aandacht voor het boek ook een stimulans boeken te kopen. Sterker nog het sluitaf met een pleidooi om een eigen (kleine) bibliotheek in te richten.

In de Inleiding hangt jonkheer René Radermacher de realist uit. De aandacht voor het lezen en het boek dat in de oorlog groeide moet op waarde geschat worden; het was eerder verstrooiing dan binnenwaarts gericht, zo meent hij. Hij hoopt voor hen die er afleiding in zochten dat het boek aan waarde heeft gewonnen en ook voor inwendige verdieping heeft gezorgd, zodat de liefde blijft. De zwartkijker was er niet van overtuigd. Maar het boek verkoopt ondanks alle keren dat het einde ervan voorspeld wordt nog steeds en steeds beter; ook in de huidige tijd (met een piek tussen 2006 en 2012).

Insider (een pseudoniem als een brandkast) schreef over het bibliofiele boek. En wie duikt daar weer op? Het is J. Greshoff, die zich keerde tegen de visie zoals verwoord door uitgever Tersteeg in het eerste geschenk van 1930. Hier wordt hij als het toppunt van een boekenliefhebber opgevoerd, een die zelfs kan houden van een boek in een taal die hij niet kon lezen, alleen al vanwege de mooie uitvoering. Greshoff wordt geplaatst als tegenhanger van Jozeph Israëls die de gelezen bladzijden uit zijn boeken scheurde en op de wind liet wegfladderen.

Het hoofdstukje over de bibliofiele uitgave valt uiteen in twee delen. Het eerste behandelt wat een boek tot een bibliofiele uitgave maakt, terwijl het tweede de waarde ervan voor zijn bezitter als onderwerp heeft. Volgens Dick Binnendijk gaat het in de eerste plaats om de inhoud en pas in de tweede om de vorm, maar toch is een zorgvuldig uitgeven boek geen snobisme; een mooie tekst heeft recht op een mooi verzorgde druk.
“Van wie ik liefheb verwacht ik eenvoud, maar met vorstelijken trots en voorname gratie,” zo schreef hij. Een gewone paperback koop of vind je opnieuw, een bijzondere uitgave vervang je niet zomaar, weet ik inderdaad uit ervaring.

Als het dan toch over het boek gaat en zijn plaats in het leven, dan kan er ook wel een hoofdstukje over het exlibris bij, heeft de redactie blijkbaar gedacht. Het is een tekst waarin graficus en tekenaar Dirk van Gelder pleit voor eenvoud en passende omvang en geen kopergravure ets of ltho, maar houtgravure als druktechniek.

Het geld dat uitgespaard wordt door minder te roken en drinken kan opgespaard worden voor boeken. Je kan beter een boek kado vragen dan sokken of zelfs om een boekenkast vragen. En als je geen boekenkast kreeg, hebt of kan betalen, dan zijn planken langs de muur ook mooi; “geen mooier behang Kunt U zich denken,” stelt G.H. 's-Gravesande, (pseudoniem van Goverdus Henricus Pannekoek). Hij heeft ook voorstellen hoe kast of planken in te ruimen. Deze criticus had overigens een prachtig exlibris (zie hier naast).

Het is een leuk boekje over de liefde onder heren voor en om het boek. Hoofdzaak is dat de lezer een boekerij vormt, zo luidt de laatste zin van het laatste hoofdstuk. Dat komt ook de uitgever
ten goede. Dat zijn de leden van De Vereeniging ten bevordering van de belangen des boekhandels. Het is nog steeds plezierig te lezen reclame ruim een halve eeuw na verschijnen en meer dan verstrooiing, het laat je weer even over het boek denken. Het geschenk is daarmee meer dan alleen een verzamelobject.

Het boekje is in zijn geheel te lezen in verschillende tekst formaten op de site van De Nederlandse Bibiotheek der Letteren, DNBL.