Of het anders is weet ik niet, er ligt een boek van hem te wachten, maar dat zal na deze verhalen het mijn eerste zijn. Rauw zijn deze verhalen zeker. Een feest en bras partij met opgegraven lijken als gezelschap is zonder meer woest. Het lijkt ook een allegorie voor een ingedut bestaan dat de doden nodig heeft om leven in de brouwerij te brengen. Het is geschreven met een losse pen en als een punkachtige fanfare optocht, die maar nauwelijks te volgen is. Ze verdient verwerking in een lied van de Zaanse Kift en meer lezers.
De dominee die naar een doopfeest gaat en onderweg een ree de weg afrijdt, het dier vervolgens in een woeste worsteling doodt, en zo zijn kleren met bloed besmeurt, en met aarde bevlekt. Zijn auto wordt van binnen en buiten vernield. Het is een schimpscheut naar het geloof van een dominee die het stropen niet kan laten en daarmee niet alleen uiterlijk, maar ook in wezen zijn geloof in zijn hemd zet. Je kan dat zonder voorbehoud anders noemen. En passant wordt het huwelijk afgeschilderd als een uit seks optrokken kooi voor vaders die zich er niet uit willen vechten. Al speelt ook bij deze welbekende, op platte mannenmacht geschoeide, lezing ervan de dominee de hoofdrol.
Het laatste verhaal is nauwelijks een verhaal te noemen. Rabiaat is het wel. Het volgt op een artikel van Hrabal in de krant Rudé Pravó, waarin hij schreef dat een actrice Julinka vanwege het partnership for peace bezoek van president Clinton haar kut heeft schoongeschrobd tijdens een voorbereiding van de plechtigheden. Alsof het nog niet genoeg was dat ze haar borsten ontblote, moest er nog “wat dynamiet in de tekst,” meldt Hrabal. (Over Julinka schreef Hrabal De legende van de mooie Julinka (verscheen in een bundel in 1968.) Hrabal was op verzoek van president Havel bij het bezoek van Clinton aanwezig en sabbelde aan haar borsten. De werkelijkheid was nog vreemder dan het verhaal. Maar zonder het tweede had ik nooit naar het eerste gezocht. Deze derde tekst laat bovendien zien dat de schrijver de wereld met een korrel zout nam, zelfs in het bijzijn van twee presidenten lapte hij decorum aan zijn laars.
Voor inleiding op zijn leven en werk is
er een uitgebreid nawoord. Er is ook een lijst met genoemde
vertalingen. Dat Kees Mercks De legende van de mooie Julinka
vertaalde staat daar nog niet bij. Die uitgave verscheen in 2013 in
een oplage van 250 bij uitgeverij Pegasus.
Volgende bespreking onder foto.
Constantijn Huygens dichtte:
OP
BUAT, ONTHOOFT II. OCT. 1666. EX LATINO MEO
Hier light een schuldigh man, van
Hooft en Hals berooft,
Het rijmpje heeft het boek niet gehaald. Wel een grafschrift op Cornelis Musch. Dichters spelen een redelijk promimente rol in deze geschiedenis. Musch is de schoonzoon van de dichtende raadpensionaris Jacob Cats.
Mevrouw Buat woont inmiddels als een gravin in Frankrijk. De Hollandse bezittingen zijn niet verbeurd verklaart: “Dat schijnen ze daarginds niet zo gauw te doen,” zegt de notaris tegen zijn klerk. Er lijkt weinig veranderd. Het bezit wordt in Nederland nog altijd goed beschermt en de Zuidas is dus niet van gisteren, maar heeft een lange voorgeschiedenis. Mensen onthoofden gebeurt wat minder en ook in Holland gaan ze inmiddels akkoord met het in een voorjaarsnota miljarden extra uitgeven aan de krijgsmacht.
Corruptie gedijt het best in tijden van oorlog en niet iedereen is daarom zo blij met de Vrede van Münster in 1648. Willem II moest “als eerste van zijn familie het hoofd bieden aan vrede,” ziet Musch die de oorlogsvoordelen zag verdwijnen. Musch heeft zich verrijkt door alles wat te verkopen viel te verkopen, aan alle partijen. Hij vulde zijn zakken met Frans geld om geen vrede te sluiten (Frankrijk had belang bij een extra oorlogvoerende partij tegen Spanje) en met geld uit Brussel om juist wel een vredesverdrag te krijgen. Hij maakte daar geen geheim van want hij geneert zich nergens voor, aldus Amalia van Solms de moeder van Willem II. Na de oorlog zet hij zich in om de Unie te verstevigen om niet ook dit lucratieve orgaan te verliezen. Hij streefde naar een absoluut vorst die de touwtjes in handen had en de macht van Holland zou breken.
Holland won het pleit en griffier Musch overspeelde zijn hand. Er wordt vastgesteld dat hij voortaan niet meer zijn eigen draai aan de verslagen van de vergaderingen mocht geven. Onderhands wordt hem te verstaan gegeven dat het doorspelen van informatie ook niet meer getolereerd wordt. Bang voor een onderzoek naar “corruptie binnen de staat en dan vooral onder ambtsbekleders,” is hij niet. Een onbezonnen stuk aan de prins Willem II over Holland zal hem wel de kop kosten als het bekend wordt. Hij slaat dan liever de hand aan zichzelf, zo lijkt het, om te voorkomen dat zijn bezittingen verbeurd worden verklaard. Hiermee zijn we weer terug bij het testament van mevrouw Buat. De Republiek gaat zijn stadhoudersloze tijdperk in.
Het boek nodigt uit om de geschiedenis in te duiken. Mislukte staatsgrepen, verwrongen familierelaties, zwendel en gramschap, het is er allemaal terug te vinden. Een verhaal als dit, een geschiedenis als deze, geeft zelfs het heden handen en voeten.
Laatst gelezen boek boven.
Liefde
in tijden van wereldwijde klimaatverandering
van Josef Pánek heeft een titel en een omslag
die het boek een onaantrekkelijk uiterlijk
geven. Soms moet je je daar niets van aantrekken.
Liefde … is geschreven vanuit
een menselijk hoofd, wat gedachten breidt, maalt en herhaalt. De
feiten bij dezelfde spinsels veranderen mee met de stemming van
Tomáš, een geneticus uit Tsjechië. Hij is conferentieganger op een
wetenschappelijk congres in India.
Bij de universiteit,
omheind met hoge muren en afgezet met glasscherven, komt hij het
enige groene gras in het land tegen en ook het meisje met
spijkerbroek dat hij eerder fotografeerde in een slum – die geen
slum bleek maar een gewone wijk. Er is ook het knipmessend
hotelpersoneel, de herrie en chaos op straat. Het leidt tot een
cultuurshock.
In India komt hij er ook achter dat hij als
wetenschapper niet slimmer is dan anderen, dat kennis en wijsheid
niets voorstellen, bijvoorbeeld omdat hij zonder internet geen idee
heeft wat hij doen moet. Als er geen wifi is, staat hij met lege
handen. Zijn kennis wordt nog verder gerelativeerd als hij vertelt
dat hij zich thuis in Tsjechië niet wist te weren tegen de
doortrapte bouwondernemer die zijn naïeve zakken leegklopte. We
weten niet zoveel als we denken te weten. Soms is wat een waarheid
als een koe leek, een aanname op losse schroeven. Ogen, oren, hoofd
open, dan kom je verder. Je weet dit wel, soms moet je het weer eens
lezen.
De vertelstijl is tegelijk vermoeiend als overtuigend.
Welk hoofd denkt immers niet in net niet ronde cirkels om
omstandigheden te plaatsen. Voor Tomáš is zijn onmogelike omgang
met anderen nauwelijks te harden. Ook met het leven in het hotel in
Bangalore heeft hij de grootste moeite. Zelf heb ik me ooit hetzelfde
gevoeld in het Tower Hotel in Seoul. Pas toen mijn kamergenoot kwam*,
een Duitse Korea kenner, kreeg ik mijn gedachten weer onder controle.
Voor de Tsjech is het een veel jongere en slimme Indiase die de druk
van de ketel neemt. Ze hebben nogal wat gemeen. Hij is losgeslagen
van het bekrompen land van zijn jeugd en nergens meer thuis. Zij
doceert in de Verenigde Staten en past daarom niet meer in haar eigen
ouderlijke omgeving.
Tomáš vertelt haar
verhalen. Zij geniet er van. Zo komt hij als Oost-Europese student in
IJsland. Hij heeft onvoldoende kennis van klimaat, mogelijkheden en
kosten (zelfs een jeugdherberg is ver boven zijn budget). Juist dan
beleeft hij het grootste avontuur van zijn leven. Buiten is het er
koud en de natuur is niet getemd en bijt letterlijk in je hoofd.
Gelukkig zijn de IJslanders vriendelijke mensen en was de weg nog
niet overal geasfalteerd.
De
geneticus braakt ook rascistische gedachten uit, hij ontkracht ze
wetenschappelijk, loopt weer tegen zijn vooroordelen op en gaat ze
weer te lijf met woorden of daden. Op een zelfde manier denkt hij na
over zijn hechting en onthechting en zijn geloof in mensen. Zijn
denkbeelden over het arme India worden van kanttekeningen voorzien
door zijn conferentieliefde die te mooi is om waar te zijn.
Het
boek heeft een nogal gekunstelde titel waar de wereld uit globálnich
klimatických zmĕn
letterlijk
lijkt te zijn vertaald. Je kan dat 'global' in het Nedelands weglaten,
maar in een boek waar we aan de hand van de verteller in IJsland,
Noorwegen, Tsjechië, India, Australië en Chili komen, heeft het
wel meer dan één betekenis. Het leest nu als een beginselverklaring, vrij naar Marques. Alleen Afrika wordt als continent niet
aangedaan. Een reis rond de wereld in een hoofd lezen dat is pas goed
voor het klimaat.
Het boek is mooier dan de kaft belooft.
*
Door de machtmerrie in de titel (Südkoreas wichtigste
Rüstungsprogramme; Der Alptraum von „Akte X") is het artikel
dat voortkwam uit deze otmoeting in mijn hoofd blijven hangen. Het is
nog steeds op het internet te vinden:
https://www.asienhaus.de/public/archiv/broek.htm.
Volgende bespreking onder foto.
De rest van ons leven door Els Beerten begint met de geboorte van Pedro aan het slot van de Eerste Wereldoorlog. Zijn moeder overlijdt aan de Spaanse Griep. Zijn vader besluit hem mee te nemen naar Engeland weg uit de misère.
Vader en zoon staan in een kapperstraditie. Tijdens de eerste wereldoorlog nam opa het ambacht weer op toen zijn zoon naar het front was en de ontelbare achtergeblevenen de onzichtbare slachtoffers van de oorlog. “Had hij een stenen hart, hij sloot de deur voor het volk dat niets heeft. Maar zijn hart is van goud en heel de streek kan er met gemak in. In plaats van mensen buiten te sluiten, zet hij hun namen op een lijst. Wie op die lijst staat, mag de volgende keer betalen,” maar dan komt er een veel betekende volgende alinea van één zin: “En met die lijst komt de honger bij ons binnen.” Zal dat het thema van het boek worden: al te goed is buurmans gek; een oplossing zijn voor andermans problemen ten koste van jezelf?
Ook Pedro en zijn vader zijn geweldige kappers en passen zich in Liverpool aan zo goed ze kunnen; sterker nog ze proberen op te gaan in de Engelse samenleving. Het is niet genoeg. Als Musolini een bondgenoot wordt van Hitler dan zijn zij, de brave burgers van Italiaanse komaf, de dupe.
Op
11 juni 1940 wordt besloten alle Italiaanse mannen tussen zestien en
zeventig jaar op te pakken. Het boek sluit met deze aandacht voor die
internering aan de boeken van Ali
Smith
met de titels van de vier seizoenen. Deze las en besprak ik al
eerder. Ook in die boeken kwam het opsluiten van de vijfde colonne
ter sprake. Ik schreef
destijds
“Zomer
springt ook terug in de tijd als het 't leven beschrijft van en vader
en zoon die als Duitsers worden geïnterneerd op de Island of Man
tijdens de Tweede Wereldoorlog. De gevangenen zijn vooral Joodse
vluchtelingen die bij een beetje nadenken niet als handlangers van
Hitler gezien zouden moeten worden. Zelfs de pianisten Landaur en
Rawicz belanden achter het hek, eerder speelden ze nog voor Koningin
en Koning.
Ach in een oorlog neem je het zekere
voor het onzekere en sluit je op wat je niet vertrouwt. Hoe tragisch,
hoe ironisch.”
Ook hier
is de tragiek groot. Onderduiken in Engeland, gedood worden door
cynisch Britse oorlogspolitiek, het zijn beelden die worden neergezet
door de schrijfster die eerder de zwarte en grijstinten schilderde
van België tijdens de Tweede Wereldoorlog in Allemaal
willen we de hemel. Ook hier vallen mensen door de mand die
heldendom heet. Ook hier zijn vrouwen de redders in de nood en
ontstaat een tijdelijke relatie tussen jonge man en een oudere vrouw.
De situatie tijdens de oorlog in Engeland is nog maar het
begin van een reis naar een bestemming, vastigheid, kortom een leven.
Er staat nogal wat op dat spoor naar voorspoed: armoede en feodalisme
in Italië; ongezonde mijnarbeid; de enorme gevolgen van verkrachting
voor de slachtoffers; afrekeningen en moord. Het zijn grote
misstanden die voorbijkomen in een boek dat desondanks door de
heldere stijl en de pakkende zinnen prettig wegleest.
Met een
kam en een schaar zijn kapotgemaakte kapsels weer recht te leggen.
Een vers gekipt hoofd geeft weer een week lang goede zin:“Het
klinkt bijna te mooi om war te zijn. Wat willen mensen in oorlogstijd
liever horen dan berichten die te mooi zijn om waar te zijn.”
En met een bokshandschoen kanaliseer je de woede: een methode van
zelfbescherming. En met een pen geef je hier vorm aan en laat je zien
dat een kapsel als Ingrid Bergman geen garantie is voor een goede
afloop.
In het nawoord lees ik dat het levensverhaal van ene Nathale Iuliano († 2017) aan de basis van het boek stond. Je proeft tijdens het lezen al dat er een link naar een werkelijk persoon is. Al had ik dat verband aan een van de twee vertellers geknoopt. Maar wat mijn vermoeden wel laat zien, is dat de werkelijkheid, de geschiedenis, er toe doet in het boek en geloofwaardig is. Dat is een literaire kunst die Beerten verstaat.
De schaar, de kam, de geur van vlinders en de muziek zijn nodig om gelukkig te maken, ook al zijn er de mijnen met hun zwarte stof, de maffia, armoede en steeds weer de oorlog. Het is een boek vol hoop zonder dat de rottigheid miskent wordt. Of de hoofdpersoon met zijn grote hart zich daarbij wegcijfert ten koste van hemzelf? Het antwoord zou teveel van het einde verklappen.