Op tafel ligt een kaart
van Nordfriesland Schleswig. Hij is bedoeld voor een tocht die dag
later begint. De week ervoor las ik To the lighthouse van Virginia
Woolf. Een boek waarin weinig meer gebeurd dan wat geschilder, een
maaltijd en een tocht naar de vuurtoren voor de kust.
Het speelt in het huis van
de de weinig fijngevoelige mijnheer Ramsay – om niet te zeggen een
naarling (al zijn er ook genuanceerder gedachten over hem) –, zijn
beeldschone vrouw en hun acht kinderen. Mijnheer zuigt de energie uit
zijn vrouw voor zelfbevestiging, hij ontzegt zijn zoon een
tocht naar de vuurtoren en geeft nooit complimenten.
Het boek gaat vooral over het
verstrijken van de tijd. Dat gaat net te snel om vast te
leggen op het schildersdoek. In die tijd is er hier en daar een
herinnering te vinden die zich soms even uit laat pakken en op het
netvlies verschijnt. Verder zijn we alleen en verdwijnen weer. In dat
dat leven kunnen we niet zeggen wat we denken als dit ongepast zou
kunnen zijn.
De vuurtoren is de
bestemming die de vader met twee kinderen toch nog zal bereiken. Te
laat om het goed te maken en nog steeds volledig onder zijn
voorwaarden, op zijn manier, om zijn positie als vader te
onderstrepen. Een houding die zijn familie en vrouw ongelukkig heeft
gemaakt. Het leest als een waarschuwing.
Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.