zaterdag 30 maart 2024

Feminist Solutions for Ending War



Het eerste deel van 'n uitgebreidere versie
van deze bespreking (in twee delen) vind je hier
.

Feminist Solutions for Ending War is een boek onder redactie van Megan MacKenzie and Nicole Wegner. Zij schreven de inleiding op de veertien hoofdstukken rond het thema uit de titel. Achttien schrijfsters en een schrijver uit de hele wereld (een derde werkzaam in Australië) werkten mee aan de collectieve onderneming die dit boek was. Alle auteurs zijn met een korte biografie achterin opgenomen.* Uitgeverij Pluto Press prijst de uitgave aan met een citaat van de bekende feministische schrijfster over vrede en militarisme Cynthia Enloe:
“Een groot deel van de patriarchale politieke cultuur wordt in stand gehouden door de mythe dat oorlog, net als armoede, altijd bij ons zal blijven. Maar toen ik de gegronde, stimulerende hoofdstukken van het boeiende boek van Mackenzie en Wegner las, besefte ik dat juist de onrealistische personen onder ons degenen zijn die de mythe van de eindeloze oorlog in stand houden”**

Oorlog is in onze taal gaan zitten en heeft zich genesteld in de samenlevingen waar we wonen en leven. Het bestaan van oorlogen is genormaliseerd, stelt Swati Parashar, docent in Gotenburg en schrijfster van het voorwoord. Aandacht ervoor en een publiek oordeel erover is daarom noodzakelijk. Daarbij kunnen de volgende vragen gesteld worden: wat vinden we van oorlog, en wat zijn de meest beklijvende verhalen ervan die we ons moeten herinneren? Kunnen we naast het verdriet om de slachtoffers ook om een einde eraan vragen?

Als we geen vragen stellen, dan maken we oorlog gewoon en blijft ze acceptabel, schrijven Mackenzie en Wegner. Dit terwijl oorlog een blijk van falen is van een internationaal systeem dat is gevormd door het patriarchaat, militarisme, overheersing en kapitalisme. Feminisme staat voor het omverwerpen van politiek-economische systemen als kapitalisme, imperialisme en het patriarchaat, schreef de bekende polemoloog Johan Galtung die wordt aangehaald. Een stellingname die MacKenzie en Wegner aanvullen met het inzicht dat militarisme en imperialisme witte vrouwen ook voordelen hebben opgeleverd en waarin sommige mannen – vooral zwarte en bruine mannen – juist worden “behandeld als gevaren en waarvan de dood en verwonding worden beschouwd als onvermijdelijk en als onfortuinlijke bijkomende schade bij militaire veiligheidsoperaties.”

Corona en Oekraïne
Het boek stond al in de steigers in 2020 toen twee grote ontwikkelingen ervoor zorgden dat het aangepast moest worden: de corona pandemie en de enorme groei en aanwezigheid van de Black Lives Matter beweging. De Oekraïne oorlog was nog niet in zijn volle hevigheid losgebroken (hoewel Dombas en Krim al conflictgebieden waren) door de Russische inval en de vastgelopen poging naar Kyiv op te trekken. Je kan inmiddels een boek als dit met deze titel Feministische oplossingen om oorlog te beëindigenniet meer lezen zonder die oorlog in het achterhoofd. In 2023 kwam daar de Israëlische oorlog in Gaza nog bij. Hoewel het goed is die oorlogen mee te wegen, stamt het boek duidelijk uit een ander tijdperk. Het boek leest beter gemakkelijker als de lezer dat beseft. Zo niet dan kan het gevoel gaan overheersen dat je meer in handen wilt krijgen, terwijl het toch ook een rijk boek is.

Wat is oorlog
In het voorwoord wordt gewezen op het bestaan van andere oorlogen: Afghanistan, Jemen, Syrië, etc. Al snel ga je als lezer beseffen dat de grote oorlogen tussen staten buiten het land waar men woont of vandaan komt niet het onderwerp van het boek zijn. Sterker nog, menig schrijfster probeert juist afstand te nemen van oorlog als onderwerp dat gekoppeld is aan de machtspolitiek van staten. De vraag die in het boek voor ligt is: Wat zien we als oorlog? Het wordt breed ingevuld en moet anders benaderd worden aldus de schrijfsters. Maar tegelijkertijd laten de inleiders er geen misverstand over bestaan dat er geen eenduidige definitie of uitleg van oorlog wordt gegeven door de verschillende schrijfsters.

Het richt zich vooral op structurele zaken op een basaler terrein dan de internationale machtspolitiek. In de documentaire film
Teken voor Verandering (deel van een zesdelige serie, die momenteel laat op de dinsdag bij de VRT wordt uitgezonden) is de Syrisch cartooniste Amany Al-Ali aan het woord. Ze leeft en werkt in de heftige situatie van oorlog, waar sirenes huilen, en angst en beperking het leven bepalen. Zij stelt in die situatie dat er nog een front is waar een gevecht woedt, daar waar gebruiken en tradities vrouwen knevelen (va. 15:33) en kleineren tot simpele zielen. Het zou een visie uit dit boek kunnen zijn waarin oorlog naar het persoonlijke en de positie van met name vrouwen wordt gehaald. Anderzijds stellen de tekeningen van Al-Ali de oorlog wel aan de kaak, maar het persoonlijke speelt daarnaast een even belangrijke rol.

In het boek wordt de vraag gesteld hoe geweld te voorkomen en beëindigen; en hoe kunnen feministen steun verlenen aan hen in oorlogszones en samenlevingen helpen te herstellen van dood en vernieling. Genoemde antwoorden zijn wijdlopig en behelzen economische hervormingen, ontwapening, gebruik van inheemse kennis, het bouwen van relaties tussen mensen en binnen gemeenschappen, het luisteren en verwerken van stemmen die naar een einde van de oorlog zoeken. Alles bij elkaar zitten er veel aanknopingspunten in voor het reageren op de oorlogen die de wereld nu teisteren. Verder valt op dat opmerkingen bij en kritiek op het ene hoofdstuk veelal worden ondervangen
door de schrijfster van een ander hoofdstuk. .

Opdracht van formaat
Het boek heeft zowel een avant gardistische ongewone als een idealistische benadering. Het eerste in de uitbreiding en toepassing van concepten van wat oorlog zou zijn. Die benadering zet het begrip wat mij betreft eerder op de helling dan dat het 't versterkt. Het tweede is niet de internationale politieke verhoudingen als belangrijke factor beschrijven, maar het benadrukken van samenwerking, empathie, en relaties tussen mensen. Maar wapenbeheersing, diplomatie, onderhandelingen en staakt-het-vurens kunnen deel
van een oplossing zijn bij het beëindigen van oorlogen. Ook bij die aanpak zijn inlevingsvermogen, kijken naar de effecten op alle betrokkenen, samenwerking e.d. noodzakelijk. Kortom veel van de methoden die in dit boek worden verwoord. Van een 'en en' aanpak behandelt dit boek vooral één kant.

Bovendien wordt de vorm die de inzet tegen oorlog krijgt niet tot nauwelijks benoemd, met in enkele hoofdstukken een minimale uitzondering. Maar veelal draait het verwoorden van (radicale) visies. Dat is ook een activiteit, en een begin naar meer, maar het in een handelingsperspectief omzetten is misschien wel het moeilijkste deel van de strijd tegen oorlog. Die stap is wel nodig als je een institutie als georganiseerd en structureel geweld aan wilt pakken. De genoemde trefwoorden patriarchaat, militarisme, kapitalisme zijn niet alleen woorden met een hoog abstractie niveau, het zijn ook woorden die veel macht in zich dragen. Hoe dring je die partijen opzij of hoe dwing je ze tot verandering? Door het hameren op de aanpak van vrouwenonderdrukking, racisme en verdelingsvraagstukken, is er wel sprake van grote groepen die bij activiteiten betrokken kunnen worden. Hoe die in beweging te krijgen is echter de vraag.

In het voorwoord staan al een aantal bedenkingen bij de feministische strijd voor vrede. Een betere representatie van vrouwen betekend geen wondermiddel tegen oorlog. De visie van de ene vrouw is niet die van de andere. Sterker nog het benadrukken van de onderdrukking van vrouwen kan ook gebruikt worden om de roep om oorlog te versterken, alsof dat dan, zoals in Afghanistan, de oplossing zou zijn.

Al in het voorwoord wordt gesteld dat het vertellen van verhalen ook ongemakkelijk kan zijn. Academici, onderzoekers en activisten, hebben bijvoorbeeld privileges. We zijn niet op de wereld om die te bejubelen. Het feminisme heeft zich ontwikkeld door ongewone en vooruitziende kaders voor analyse te geven. Het feminisme moet niet comfortabel zijn, maar laten zien dat oorlog zowel bij overwinning als verlies ellende produceert. Of zoals in een dichtregels aan het einde van dat voorwoorden:

War is itself a problem
It isn't the solution to any problem;
Today it will offer fire and blood,
And deliver hunger and want tomorrow.
***

Jang to ḳhud hi ek maslaa hai,
Jang kyaa maslon ka hal degi,
Aag aur ḳhoon aaj baḳhshegī,
bhookh aur ehtiyaaj kal degi.
Het bekende adagium is dat bij oorlog niemand wat te winnen heeft. Dat klinkt mooi. Maar is het ook zo? Uiteindelijk misschien, maar voor die tijd zijn er personen, bedrijven, en organisaties die garen spinnen bij oorlog en de voorbereiding ervan. Die partijen de wind uit het grootzeil nemen, is een opdracht van formaat. Het zijn onder andere feministen die laten zien dat er andere opties zijn om conflicten te verminderen en onder controle te krijgen. Sterker nog dat structurele stappen noodzakelijk zijn, om iedereen op deze wereld een volledige plek te geven.

Door de afkomst en benadering van de sch rijfsters belanden we in een aantal hoofdstukken in conflict of oorlogsituaties. Voor een Nederlandse is oorlog doorgaans een ver van mijn bed show geweest, zelf met de omvangrijke interrventie in Afghnaistan die gepaard ging met hevige gevechten, was dat geen deel van het bewustzijn in het dagelijks leven tussen de rivieren en achter de dijken van Nederland. Het was een klus voor militairen. Dat is vreemd. Door hier de visies van vrouwen van elders te lezen komt die wereld op een betrokken wijze binnen. Het boek vergroot daardoor je inlevingsvermogen.

Als oorlog tot ellende leidt dan laat dit boek zien voor wie dat zeker geldt. Dat het woord oorlog als een elastiek is uitgerekt heeft het voordeel dat het laat zien dat er nog veel meer conflicten zijn waar we ons om moeten bekommeren om zo'n wereld te bereiken. Het boek laat zien wat doorgaans niet te zien is. Los van mijn in deze bespreking verwerkte kanttekeningen zijn de voorgeschotelde visies een waardevolle bijdrage aan de strijd tegen oorlog. Die is nu nog meer nodig dan toen het boek geschreven werd.

Een uitgebreidere bespreking in twee delen vind je hier.

Noten:
* MacKenzie is professor in Canada op het gebied van gender studies. Wegner werkt als onderzoekster voor de Australische overheid en is deskundig op het gebied van internationale relaties en feministische methoden om gender, oorlog en militarisme te begrijpen.
De landen waar de auteurs werken zijn als volgt: Australië, 6; Canada, 3; India, 2; Schotland, 2; Israël, Kenia, Nieuw Zeeland, VS, Zuid-Afrika en Zweden (voorwoord), alle 1. In de tekst heb ik de namen vet gemaakt.
Het boek is te vinden onder deze link:
https://library.oapen.org/bitstream/handle/20.500.12657/52008/external_content.pdf
** ‘So much of patriarchal political culture is sustained by the myth that war, like poverty, will always be with us. But as I read the grounded, energizing chapters of Mackenzie's and Wegner's engaging book, I realized that the unrealistic ones among us are actually those who perpetuate the myth of unending war’ - Cynthia Enloe.
*** Spelling in Hindi en vertaling naar het Engels uit het boek aangehouden. Hier een
online versie van het hele gedicht door Kulliyat-e-Sahir Ludhianvi.

maandag 25 maart 2024

De pianostemmer

De pianostemmer van Pascal Mercier verscheen eind vorige eeuw in het Frans en werd in 2008 door Gerda Meijerink naar het Nederlands vertaald. Het heeft een heldere structuur: Patricia en Patrice een tweeling die na een zeer innig, te intiem, samenleven uit elkaar is gegaan, komen elkaar nadat hun vader in de gevangenis belandde vanwege een moord weer tegen. Ze besluiten elkaar eerlijk – ook als het pijnlijk is – hun belevenissen te bescrijven, wat ze van de ander vonden, een visie op hun vader en moeder, en de dwingende normen binnen de familie en het gezin. Beide schrijven zo zeven schriften vol. Goed voor veertien hoofdstukken. Ze zullen elkaar de teksten in een bistro overhandigen.


In de opzet van het boek komt na een hoofdstuk van de broer, een hoofdstuk van de zus. Een gevolg daarvan is dat je kwesties op een niet geforceerde manier wisselend van twee kanten voorbij ziet komen.
“Ervaringen op papier zetten,met woorden die niet meer te veranderen zijn, is een oefening in afbakening,” schrijft Patricia die zich even afvraagt of het wel zin heeft elkaar te schrijven over wat je beide meemaakte. Op de laatste pagina geven beide een antwoord op die vraag.

Dat geschreven woorden de reikwijdte van gebeurtenissen kunnen beperken en bepalen is een thema van het boek. In de brieven ontvouwt zich langzaam het leven van het gezin, de ontwikkeling naar een fatale daad. Alleen het laatste hoofdstuk is niet de tekst van een schrift, maar een 'gewoon' ultra kort hoofdstuk onder de titel 'Afscheid' (maar dat woord heeft hier wel een dubbele betekenis). In de schriften schrijven de broer en zus ook op wat de vader en moeder vertelden, zodat we ook zij in hun eigen woorden spreken in de teksten. Het vergroot de levendigheid van het boek

Het begint met de vader. De populaire pianostemmer Frédéric Delacroix is gearresteerd vanwege een moord op een operazanger. Sterker nog het betrof een van zijn lievelingszangers. De man is normaal gesproken bescheiden en de behulpzaamheid in persoon. Zoon Patrice die het spits afbijt met het eerste hoofdstuk, schrift één, begrijpt dan ook niet veel van de moord. Hij woont in Santiago de Chili. Hij verhuisde erheen om van de familie weg te vluchten. Zijn zus belt hem met het verhaal over de moord en de gevangenschap van zijn vader. Hij heeft haar zes jaar niet meer gezien of gesproken, maar nu keert hij terug naar het ouderlijk huis in Berlijn. Waar hij haar weer zal ontmoeten. Patricia komt meteen al dichterbij een verklaring. Ze vraagt zich af waarom haar vader niet tevreden was met de banden die hij had, bijvoorbeeld met zijn dochter en wenste dat de hele wereld, wildvreemde mensen kortom, enthousiast over zijn werk zou zijn.

Die vader staat namelijk vroeg op om opera's te schrijven die niemand wil horen. Hij heeft de veertiende opera afgerond en ingezonden voor een prijs. Hij is gebaseerd op de 18e eeuwse novelle Michael Kohlhaas van Heinrich von Kleist. Een boek dat veel sporen heeft nagelaten in literatuur, cinema en Koolhaas heeft zelfs zijn naam gegeven aan het Kohlhaas syndrome om een persoonlijkheid te beschrijven die de sterke behoefte heeft aan het etaleren van juist handelen. In het boek wordt de novelle genoemd als een verhaal waarin de hoofdpersoon gericht is op het laten sneuvelen van succesvolle mensen. Patrice verzucht: “Was je maar niet altijd zo rechtdoorzee geweest, vader, zo onbuigzaam dapper. Het heeft je ontoegankelijk gemaakt en verschrikkelijk hard.” En zo gaan de laatste opera en de roman samenvallen.

Delacroix's werkkamer is voorzien van een geluidsdichte deur, zodat de anderen in huis er geen last van zijn componeren hebben. Zijn belangrijkste bezigheid thuis is daarmee uitgesloten van het gezinsleven. Gewist. De werkkamer is een cel geworden, waar hij voor en na zijn werk als pianostemmer libretto's schrijft en aria's componeert. Op zijn zestigste heeft hij een ijzeren kist vol partituren bij elkaar geschreven. Hij weet bovendien alles van opera opvoeringen, welke succesvol waren en welke niet, waar ze in premi
ère gingen en wanneer. Het was een vorm van fanatisme die zijn kinderen “uit de wereld van de muziek verjoeg.”

Tekst gaat verder onder operafragment.

“Ze denkt dat het Recondita armonia di belezze diverse! was dat hij zong toen we de 
eerste keer tegenover elkaar stonden. Maar in werkelijkheid was het Quale occhio al 
mondo può star di paro all'ardente occhio tuo nero? Ik weet het zeker ik lette op de 
kleur van haar ogen.” 

Zijn vrouw, Chantal de Perrin, zit eveneens gevangen. Ze zit vast in de hang naar haar vroegere leven en ze is verslaafd aan morfine om het vol te houden. Een danscarrière is doodgelopen op zwangerschap en een ongeluk. Een onderzoek naar dansgeschiedenis (haar oma was een beroemde Russische ballerina) deed ze zonder medeweten van gezinsleden, ook al in eenzaamheid. Ze “had haar passie voor ballet met een wildvreemde moeten delen,” een medewerkster van de Staatsbibliotheek waar ze haar onderzoek deed. Ze zat opgesloten in haar eigen vroegere wereld die niet terug kwam.

De kinderen vluchten uit huis als ze kunnen, door wat de broer de zus aandeed en door de verwrongen situatie thuis. Een wereld waarin ze als vanzelfsprekend alles deelden, alsof het ademen was, werd plotsklaps afgebroken. Als de vader een penitentiaire inrichting ingaat dan brengt dat ze weer bij elkaar. Maar de reden waarom hij opgesloten wordt is een moord, waarbij niemand meer iets te winnen had. De aanleiding was dat iemand verantwoordelijk moest zijn voor het succes dat niet kwam, en dat voor een deel ook was, maar het was een daad die uitgevoerd werd omdat de vrouw voor de man meende te moeten denken en daarbij de plank missloeg. Zo werd de hang naar succes juist een vastgeroest slot op de deur er naar toe.

Of het lag aan het alarm van de hoogwerker van de glazenwassers dat de hele nacht afging toen ik in het boek begon te lezen of dat het echt taai was om er in te komen? Geen idee. Al lees ik in enthousiaste reacties op het boek van anderen dat het eerste deel moeite kost om te boeien. Je hoofd goed bij de tekst houden is noodzakelijk. Wat betekent het contact met het vijfjarige als baby al mishandelde en te vondeling gelegde Chileense jongetje Pablo? De band tussen Patrice en hem komt moeizaam tot stand en dreigt steeds weer te eindigen. Waar past dit in het verhaal? De jongen pikt niet veel van de mensen om hem heen. Zijn bagage was ellende en zelfs een eigen naam had hij niet. Hij moest vechten om er te zijn. Zoals ook de vader van Patrice en Patricia had moeten doen. Die vond zijn bestaan in het stemmen van de piano en het schrijven van opera's. Ook Pablo zal zijn eigen weg moeten vinden. Hoe dan ook.

Behalve dat het boek gaat over een broer en zus, een vader en moeder, hun ontwikkeling, psychologie en tragiek in de vorm van een moord, gaat het boek ook over opera. Volgen de pianostemmer was de lievelingsaria van zijn vrouw 'Quale occhio al mondo …', een hit uit het opera repertoire van Puccini (Tosca). Als ze het samen voor het eerst horen wordt het gezongen door een operaster die een belangrijke rol speelt in het boek, maar dat doet hij paradoxaal alleen oppervlakkig; in de ontwikkeling van hoofdlijnen heeft hij zichzelf op afstand gezet. Tegelijekrtijd is hij het slachtoffer dat het boek in gang zet. Dit is een van de voorbeelden van de verfijnde vertelkunst die Pascal Mercier in dit boek toepast. Het fileren van ontwikkelingen van mensen, relaties tussen personen, de onbedoelde gevolgen van handelingen, hoe gebeurtenissen in de jeugd het verdere leven beïnvloeden, hoe hoop de drang naar erkenning kan worden, al die ontwikkelingen worden met een strakke fineliner neergezet. Het boek doet wat het de personages opdraagt: het door te schrijven menselijk gedrag afbakenen.


donderdag 21 maart 2024

Gezinsverpakking



Het boekenweekgeschenk Gezinsverpakking, dat is geschreven door de Chabotten is gezellig, zo zegt de verkoopster van de boekhandel waar ik het kado krijg. Of ze dit als een aanbeveling bedoelt, weet ik niet. Het zou goed kunnen van niet.

Het is lang geleden dat ik Bart Chabot op televisie zag. Druk bewegend en snel sprekend. Zijn vrouw Yolande schrijft over hem tijdens een optreden. Hij “spuugde de eerste rijen onder. En wat ik verstond, begreep ik niet”. Wat in dit geschenk vooral opvalt is dat hij zijn kinderen bijbrengt anders te kijken. In het blauw van de lucht zien ze blauwe plekken; en de golven van de licht slapende zee zijn de ademhaling van de dood, zo noteert Bart zelf. De wereld kan mooier zijn als je hem met fantasie en verbeelding bekijkt
(en soms ook niet). De dichter dicht niet, hij opent, zo laat zoon Sebastiaan zijn vader zeggen.

In het eerste, een halve pagina grote hoofdstuk, door debuterend schrijfster Yolanda Chabot, staan de zinnen:
“Als je ouder wordt, verandert alles. Niets blijft.” Ze sluiten aan op het eerste langere hoofdstuk van de hond Bril*, geschreven door zoon Splinter, waarin het verlies van lichamelijke en zintuiglijke capaciteiten centraal staat. De
Omslag illustraties: Marlene Dumas.

hond neemt de gezinsleden in zich zelf op om ze nog te kunnen zien als zijn zicht verdwenen zal zijn. Hij voelt dat hij het verliest van de tijd en dat hij in stukjes uiteen valt.

De aftakeling ligt als een deel van het leven over deze genoeglijke gezinsverpakking, van begin tot eind. Bart Chabot zegt tegen zijn zoon, als die hem vraagt mee te komen:
“Wacht even, jong. Ik ben niet zo snel meer.” Storm stapt dan terug in zijn eigen leven, dat hij vergelijkt met dat van zijn ouders vroeger, en ziet dan in dezelfde denkbeweging ook zijn eigen leven later, als hij zo oud is als zij nu.

Het is ook een boek dat je in een spookkasteel in Frankrijk brengt. Of op vakantie naar Zweden in een blokhut aan een meer (zowel zoon Maurits als Storm schrijven erover) waar de malle familie verblijft. Je belandt op de begraafplaats
Oud Eik en Duinen in de Den Haag, waar Louis Couperus in een potje verblijft. Bezoeken aan dode schrijvers op buitenlandse begraafplaatsen zijn iets van vroeger. Nu is er nog een zakdoek van Remco Campert in huis, voor één traan, staat erop en een kapot gevallen mobieltje van Martin Bril (waar de hond inderdaad naar is genoemd). Kees van Kooten wist in zijn geschenk (link nog dood) nog meer dode schrijvers in leven te houden, maar ook hier blijven ze in woorden leven. Uit datzelfde Haagse huis wordt wel Sinterklaas rustig – met het oog op de kinderen – de deur uitgewerkt, omdat hij en zijn Piet journalisten in vermomming zijn met een camera in een tas. Van het uitzenden van de gemaakte opnamen komt het door een aangespannen rechtszaak nooit.

Bij de Chabotten werd gegeten van de tafeltennistafel, gaan deuren niet open door ervoor staande meubels of in de weg liggende stapels boeken. Maar daarmee hebben we de grootste opgevoerde uitspattingen wel gehad. Het gezamenlijke werk past uitstekend binnen het thema van de boekenweek. Dat luidt: 'Bij ons in de familie'. Ze zijn een beetje apart, maar niet te. Het is niet meer een privéhel dan een warm bad, zoals aangetroffen wordt in
de boeken die Ellen Deckwitz vindt over de familie.

Je kan zo'n nare situatie waarderen, omdat we dan
“weten dat het altijd nog erger kan (…) waardoor de onze weer helemaal meevalt,” zo zegt de man waar Deckwitz haar stapeltje boeken heen brengt. Gezinsverpakking gaat over een gezin met zo nu en dan wat sjagrijn en wat afstand, maar vooral over een gemoedelijk en bij elkaar (inclusief de hond) betrokken verband, waar de moeder een volle baan als arts heeft en de rock-'n-roll langzaamaan uit de vader verdwijnt.

De ruzies tussen de zonen worden met briefjes op papier beslecht. Yolande geeft hen de opdracht te beschrijven waarom het misliep en wat hun rol in de onenigheid was. Met 'hij deed' neemt ze geen genoegen. 'Wat deed jij', is de leidende vraag. Geen wonder dat drie van de vier zonen schrijver zijn geworden. Het kan ook mooi zijn, in lichte tinten, met enig grijs en nauwelijks zwart over het familieleven schrijven. Niet alleen omdat het niet te zwaar en wel onderhoudend is, maar ook omdat we dan weten dat er altijd nog iets mooier kan, ook als het bijna goed is.

Op de achterkant staat een tekening van de de auteurs, de Chabotten, samengebracht tot een hoofd, alleen de hond ontbreekt, maar zijn hoofdstuk is dan ook, ja inderdaad in mooi roze en dat is niet verkeerd, met liefde geschreven door 'n zoon. In het boek zelf worden de grote mannen van het gezin kort neergezet door de uitspraak van een vriend die ze tegen kwam tijdens een optreden:
“Allemachtig hier loopt tien meer Chabot”.

Het was inderdaad een gezellig boek, maar belangrijker, ook een pleidooi voor een verwonderde en enthousiaste gang door het leven. Zo'n aansporing lijkt luchtig, maar is niet altijd een lege luxe.

Noot:
* Al eerder speelde een hond een belangrijke rol in een boekenweekgeschenk. In Een schot in de lucht, door Anton Koolhaas uit 1962. Dat hele verhaal draait om de mislukte jachthond Dian.

maandag 18 maart 2024

Kindertijd



Kindertijd (deel 1 van de Kopenhagen-trilogie) door Tove Ditlevsen is een fijngevoelig autobiografisch portret van een kind in een zeer arm gezin begin vorige eeuw.

De schrijfster stelt dat ze is geboren op 14 december 1918, terwijl dat dezelfde dag in 1917 was. Ze heeft dit jaartal wel vaker aangepast, stelt een voetnoot van de vertaalster, Lammie Post. Bijna alsof ze dat jaar een mooier uitgangspunt vindt.

Op de eerste pagina van het boek komen we de Spaanse Griep en het Verdrag van Versailles tegen als moeder haar hand legt op artikelen daarover in de krant, zodat de tere kinderziel wordt gespaard. De roman plaatst zich door het noemen van deze historisch belangrijke zaken in het midden van de tijd dat Tove opgroeit. Daarnaast beschrijft het beeldend de enorme armoede in de onder- en arbeidsklasse in een volkswijk van Kopenhagen en hoe mensen zich daarin redden of hun gezondheid op het spel zetten door vuil werk.

Op die eerste pagina komt moeder naar voren als iemand die met rust gelaten moet worden; anders wordt ze opvliegend. Er was daardoor geen contact tussen moeder en dochter. Mooi was haar
“moeder wel op die zeldzame, gelukzalige ochtenden dat ik haar volledig met rust liet. Mooi, onbereikbaar, eenzaam en vol verborgen gedachten die ik nooit te weten zou komen.” De kleine Tove moet al vroeg leren op haar tenen te lopen en wordt desondanks gestraft, niet voor wat ze verkeerd deed, maar willekeurig zonder aanwijsbare reden. Dat is waar het boek vooral over gaat, de relatie die het kind zoekt tot ouders, andere volwassenen, leeftijdsgenoten en broer. Makkelijk gaat dat niet. Ze houdt niet van het grove taalgebruik van de meisjes op straat en van haar broer houdt ze het meest als die zijn verdriet laat zien.

Haar vader is werkeloos en een recht voor zijn raap en wat conservatieve socialist, die vindt dat meisjes hun plek moeten kennen en zeker niet kunnen dichten. Toch is hij bij voorkeur vriendelijk, maar ook onhandig in de omgang. Hij wijst schrijvers af zoals Herman Bang (
“Hij was niet normaal.”) en Agnes Heningsen (“een opvallend vrouwmens”). Vooral de relatie tussen Tove en haar moeder is complex: “mijn kindertijd irriteert haar net zo als hij mij irriteert.” Tove vindt het ontzettend vermoeiend werk om haar te plezieren en tegelijkertijd dingen voor haar te verbergen. Ze leert een aanpak uit boeken, van horen zeggen en van vader en broer. Het is een omstandigheid waarin het ingewikkeld is om kind te zijn. “Kindertijd is lang en smal als een doodskist en je kunt er niet zonder hulp aan ontsnappen,” denkt ze. Op een gegeven moment valt haar moeder haar af in een moeilijke situatie. Ze is dan zes. Tove voelt vervolgens een mengelmoes van woede, verdriet en medelijden. Deze emoties zou haar moeder vanaf dan altijd oproepen.

Het meisje is slim en kijkt op haar eigen manier om zich heen. Ze denkt vaak dat ze te dom is om te snappen waarom mensen doen wat ze doen. Op haar twaalfde was ze bijna altijd bedroefd en de
“wind waaide ijskoud door mijn lange dunne lichaam waar de wereld zo misprijzend naar keek.” Ze vlucht dan in het schrijven van gedichten in haar poesiealbum. Vaak krijgen de gedichten een licht erotische draai, zoals “Jij gaf mij de liefdesdoop.” Het hoort bij haar dromen van een mooie en rustige man die haar begrijpt en naar haar wil luisteren en daarbij een kind geeft als ontsnapping aan de wereld waarin ze als dochter leeft. Dit is er een voorbeeld van:

De jeugdige, rijke liefde
met duizend schakels hen verbindt
is het dan erg als je
het bruidsbed in de berm vindt?
Tove zegt tegen haar oma dat ze het gedicht op school heeft geleerd. De grootmoeder vindt dat je moet trouwen in de kerk, “voordat je je met iemand mag inlaten.”

Het boek eindigt daar waar de kindertijd naar de afdeling herinneringen glijdt. Mooi dat we die tijd daarvoor toch nog mee hebben kunnen mee pikken, want alleen een kind kan een woord als werelddepressie uitleggen zoals de jonge Tove: “Ik stel me een zeer verdrietige wereld voor, waarin alle mensen hun gordijnen dichttrekken en het licht uitdoen, terwijl het regent uit een grijze, troosteloze hemel zonder ook maar één stralende ster.” Veel mensen moeten die tijd na de krach van 1929 ongeveer zo gevoeld hebben, maar een volwassene zou het niet snel zo beeldend vertellen. Haar oma raakte in die omstandigheden haar spaartegoed kwijt bedoeld om een begrafenis te betalen. Zo triest dus.

Op de achterflap verwoord de Nederlandse schrijfster Niña Weijers de stem van Tove Ditlevsen als
eigen, krachtig, wild, breekbaar en precies. Inderdaad met zo'n stem beschrijft ze ook nog eens het leven van een meisje dat haar weg zoekt in een wereld met conflicten en die vol is van diepe armoede. Het is daarmee een prachtig boek.


maandag 11 maart 2024

Vier vingers

Vier vingers is het boekenweekgeschenk van 1964*, geschreven door Robert van Gulik. Net als Een lampion voor een blinde van negen jaar later door Aafjes, speelt een rechter de hoofdrol in het oplossen van een misdaad. Dit keer niet in Japan, maar bij de grote overbuur, China. Ook dit boek is deel van een reeks.

Van Gulik was diplomaat en wetenschapper. Azië speelde een centrale rol in zijn leven. In 1943 trouwt hij in Tsjoenking (Chongqing), gelegen aan de Jangtse, met een Chinese vrouw. Kort voor hij dit boek schreef was hij ambassadeur in Maleisië, waar hij ook als honorair hoogleraar Aziatische cultuurgeschieidenis doceerde. In 1963 werd hij directeur onderzoek aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. Op op 12 juli 1962 stierf gibbon Boeboe, zijn trouwe vriend. Het boekenweekgeschenk Vier vingers is opgedragen aan de aap die in Maleisië werd begraven. Zijn eigen leven zou in 1967 in Den Haag eindigen door longkanker. Hij was destijds Nederlands ambassadeur in Japan.

Met een gibbon begint dan ook dit verhaal. Als die in de buurt van Rechter Tie's huis aan de rand van de stad komt, heeft hij een prachtige ring in zijn handen. Hoe komt die aap er aan, waar heeft hij hem gevonden, en vooral, hoe krijgt de rechter het juweel in handen om hem terug te geven aan de eigenaar? Hij lokt de gibbon en die laat na een poosje de ring in het water van een stroompje vallen. Als de aap verdwenen is, haalt de rechter de antieke ring met een enorme steen gevat in een gouden setting gevormd door twee draken van de bodem van de beek.

Een verhaal als een
detective ontspint zich. Mensen worden opgespoord en gehoord. We lopen met de Tao Gan, de ambtenaar in dienst van het gerecht, mee door de stad. Langzaamaan vertelt Van Gulik het verhaal van een moord en smokkelarij, zoals in een Baantjer, maar dan in een andere omgeving en met een andere toon. Je weet al snel in welke hoek de oplossing gezocht moet worden, maar de precieze invulling bleef voor mij tot het slot een verrassing.

Achter in het boek staat een lijst met romans en verhalen, waaronder de Rechter Tie boeken, die overigens in eerste instantie in het Japans en Chinees verschenen (zo stelt het boekenweekgeschenk tenminste), later in het Engels en Nederlands. Van Gulik ging naar eigen zeggen de verhalen schrijven “om moderne Chinese en Japanse schrijvers te laten zien dat hun eigen oude misdaadliteratuur voldoende bronmateriaal bevat voor detective- en mysterieverhalen”.

Er is ook een lijst met wetenschappelijke studies van van Gulik over cultuur in Indonesië, China en Japan. Hij kwam overigens in Tsjoenking terecht nadat de hele Nederlandse ambassade staf Tokio in juli 1942 moest verlaten. In de Chinese stad werd hij de
secretaris voor Nederlandse diplomatieke missie richting de Regering van Chiang Kai-shek die er gevestigd was en die later Taiwan in zou nemen. Uitgedost in gala lijkt de schrijver op een vorst uit vervlogen tijden. Een persoon om een boek over te schrijven ga je al snel denken, maar dat is er al: Robert van Gulik, zijn leven, zijn werk, door Janwillem van de Wetering. Hij staat op de Duitse vertaling met pracht en praal

Je stapt met Rechter Tie een wereld in die veel groter is dan het verhaal zelf, maar ook dat verhaal is plezierig om te lezen.

Noot:
* Het hele boek is te lezen op
de site van De Bibliotheek der Letteren (de pdf) en ook de prenten bij het boek door Robert H. van Gulik zijn daarin opgenomen. Het is dus vrij zinloos om de verantwoording van de cover op te nemen, tenminste dat dacht ik. Nu is de achterpagina ook bij de DNLB te vinden, maar juist over de tekst over de prenten zit een bibliotheeksticker. Dan toch maar. Het zijn twee antieke poppen van het Rijksmuseum van Volkenkunde te leiden. “De mannenfiguur stamt uit de collectie van J.F. Royer, in 1813 nagelaten aan 'hem, de uit het Oranjehuis het eerst weder den Nederlandschen grond betreden zou'. Het vrouwenfiguurtje werd in 1885 aan het museum geschonken door 'Zijne Excellentie Li Fong Pao, Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigde Minister van de Keizer van China'.”

donderdag 7 maart 2024

Molens bij Alblasserdam


Helemaal zeker was ik niet of ik de molen al gerestaureerd op de foto had. De molen waar ik in 2014 al wel een plaatje van maakte toen hij helemaal vervallen was. Het was 'n witte. Voordat ik vanuit het zuiden bij de molens van Kinderdijk aankom passeer ik drie witte molens. Het waren de:

1) de Kooiwijkse molen (satelietbeeld),
2) de Souburghse molen (satelietbeeld), en
3) de Kortlands molen (satelietbeeld).

Om zeker te zijn dan maar alle drie op de foto en dan thuis uitzoeken. De molen waar het om draait (hahaha) is de Souburghse molen. Dat had ik al eens eerder uitgezocht, zo bleek.

Bij het oprij pad naar de molen toe – achter een indrukwekkend hek –, staat een trits informatieborden over onder andere de industriële functie van molens. Maar van de drie is deze – ondanks de opknapbeurt – door verval nog steeds de meest getekende. 







In 2014 schreef ik al eens een miniem stukje over de Souburghse molen.

maandag 4 maart 2024

Strijd en metamorfose van een vrouw



Strijd en metamorfose van een vrouw
leest als een roman, maar schrijver Éduard Louis meldt zelf dat hij de regels voor het schrijven daarvan aan zijn laars lapt. Hij schrijft over zijn eigen leven, en over zijn eigen moeder. Niet over fictieve personen.

Iemand kan dan wel de regel hebben bedacht dat literatuur de werkelijkheid niet mag uitleggen, hij doet dat toch. Of literatuur mag niet in herhaling vervallen, maar Louis wil het verhaal herhalen tot het zichtbaar is. De derde regel die hij negeert is dat literatuur gevoelens niet mag etaleren. Ook dat hek gaat om. Tenslotte mag literatuur niet lijken op een politiek manifest. Hij schrijft echter zinnen zoals je het lemmet van een mes slijpt. Als je de regels volgt dan is er geen plaats voor levens en lichamen zoals dat van zijn moeder, meent de schrijver. Hij gaat om daarover wél te schrijven dwars tegen de literaire wetten in.

Het boek begint met de beschrijving van een foto.
“Ze hield haar hoofd schuin en glimlachte licht (…) Het was alsof ze wilde verleiden.” Als ik door het boek blader meen ik die foto tegen te komen vlak voor het einde, op pagina 107. Inderdaad een bijzonder portret uit een tijdperk van voor de GSM-selfies. Na het maken van de foto zouden “twintig geruïneerde levensjaren” volgen. En hier komt de analytische Louis meteen naar voren. Hij ontkent niet zijn eigen bijdrage aan het neerhalen van haar positie. Hij vond zichzelf beter dan zijn moeder. Maar welke grotere factoren waren verantwoordelijk voor de ellende? Hij noemt de samenleving, mannelijkheid, en zijn vader. Het had ook anders kunnen lopen, maar de omstandigheden maakten het verhaal.

Het is de derde roman die ik van hem lees en de mensen in zijn omgeving worden al een beetje bekenden. Zijn moeder misschien wel het minst. Hij schrijft dan ook dat hij alles heeft gedaan om haar uit zijn leven te weren; als een zoon die geen zoon wilde worden. Tegelijkertijd groeide hij wel op in haar omgeving en die van zijn halfzus. Vader werkte voordat hij een ongeluk kreeg en ging uit drinken. Maar met die vader mocht hij vanwege zijn vrouwelijke trekjes niet mee naar het café. Hij werd daardoor nooit de man, zoals mannen moeten zijn. Als homo hoorde hij er niet bij (maar daarover ging Weg met Eddy Bellegueule dat ik vorig jaar besprak) en ik begon met het boek over de de vader Ze hebben mijn vader vermoord. Jeroen van Kan sprak over dat boek met de schrijver in VPRO boeken (zie uitzending gemist). Dit was mijn kennismaking met de mens met de krachtige pen. Zijn boeken gaven wat hij in dat programma beloofde. Het persoonlijke wordt steeds weer verklaard met vuur vanuit het algemene; het sociale, het politieke.

Hij wilde met dit boek schrijven over het verhaal van een vrouw. Maar dat maakte plaats voor een verhaal over een vrouw die streed voor het recht om vrouw te zijn; tegen het niet-bestaan dat werd opgedrongen door het leven en door het leven met haar man, de vader van de schrijver.

Hoe komt het toch dat er geen vreugde is bij wat toch een boek met een positief uitgangspunt is, een vrouw die door strijd zichzelf bevrijdt van een knellende sociale structuur, zo vraagt de schrijver zich af. Het is toch geen treurig verhaal? Maar als ze eens lachte dan had hij daar zelf afkeer van. Haar korte momenten van vrolijkheid werden niet gewaardeerd, maar gezien als een schandaal, als bedrog, een leugen die zo snel mogelijk moest worden rechtgezet. Hij schermde met zijn stadse kennis tegen haar eenvoudige leven dat vrijwel alleen bestond uit sleur. Die stadse wereld liet hem ook zien dat mannen hun vrouw niet hoefden te beledigen en geen gezwollen gezichten hoefden te bezorgen. Niet dat er in Amiens geen geweld tegen vrouwen was “maar niet hetzelfde geweld, en als het er was, niet zo systematisch.” Dit verschil zorgde ervoor dat hij achteraf oog begon te krijgen voor de wereld van zijn jeugd. Het kostte hem moeite te zien dat haar positie niet de keuze van zijn moeder zelf was, maar dat ze niet meer kon en niet meer mocht. Als ze een ruimer ontwikkelde vriendin heeft, leeft ze plots wel op. De vrouw van de foto zat nog in haar, zo bleek.

De moeder verklaarde de pijn van de zoon (door een blindedarmontsteking) als uiting van zijn maniertjes. Een doktersbezoek was nergens goed voor, maar een methode om te laten zien hoe belangrijk je bent. Dat is iets voor de stadse types. De strijd tussen beide kostte de schrijver bijna zijn leven.

Bijna aan het slot van het boek kom ik een opmerking tegen die blijft haken. Hij gaat niet over de moeder, niet over de zoon, maar over het socialisme. Aan de hand van Roland Barthes* vraagt Louis zich af waarom de Totaliteit wil dat het burgerlijk leven en bloc veroordeeld wordt. Zou het niet mogelijk zijn om van de (vervormde) burgerlijke cultuur te genieten als van iets exotisch. Door die dogmatische en volledige veroordeling kiest het voor normen die onderdrukken, ook van wat fijn, goed en mooi kan zijn. Mechanismen die uitsluiten, die machtsongelijkheid vergroten, die moeten bestreden worden, maar geldt dat ook persoonlijke uitbundigheid? Links kan inderdaad dogmatisch zijn als een SGP-kamerlid op een zondag in Staphorst. Dat is duidelijk, maar inderdaad ook onwenselijk.

De achterflap stelt dat het boek handelt om de bevrijding van zijn moeder, de bevrijding van een vrouw. Dat is duidelijk, maar niet helemaal waar. Haar sociale achtergrond staat nog steeds contacten en vriendschappen in de weg, maar ze is overwegend gelukkig na haar ontsnapping uit de knellende banden van het dorp en die van haar tweede man.**

En Éduard Louis hoopt dat hij haar met dit verhaal in zekere zin een woning gaf waar ze zich veilig kan voelen. Hij had haar als jongetje van zes al een eigen kasteel willen geven, weg van zijn vader. Het boek beschrijft de hobbelige weg die ligt tussen die vorstelijke woning en een veilig huis tussen een kaft.

Noten:
* Roland Barthes par Roland Barthes (Roland Barthes door Roland Barthes, vert. Michel J. van Nieuwstadt & Henk Hoeks, SUN, 1991).
**
Op de dag dat ik dit boek uitlas keek ik naar de documentaire Mamacita, over een vrouw die geboren is in een wereld vol familiale onderdrukking en incestueuze relaties. Mamacita was tijdens de opnames 95 jaar oud. Ze werd opgevoed in het huis van haar grootvader, een Mexicaanse brigade generaal. Door een imperium van schoonheidssalons op te zetten, kon ze later een muur plamuren over de misstanden van haar jeugd. Haar omgeving en leven zijn opgemaakt met versiersels en maniertjes. Toch is het pas als – op haar verzoek – haar kleinzoon, José Pablo Estrada Torrescano, een film over dat leven komt maken dat ze zich voor het eerst begrepen en omarmt voelt. Hij staat open voor haar verhalen, heeft begrip voor haar eigenaardigheden, en benoemt wat benoemt moet worden. Intussen is haar verhaal, ook een deel van zijn verhaal.
Het is een andere omgeving dan waar
Strijd en metamorfose van een vrouw speelt. Hier gaat het over een kleinzoon en oma, het speelt in een andere klasse, op een ander continent, en het is meer persoonlijk dan sociologisch, maar beide gaan over wurgende relaties en het moeizame om daar aan te ontsnappen. Voor een gedaanteverwisseling, zoals bij de moeder van Louis, lijkt het in Mexico te laat. Maar ook daar ziet een vrouw door het graven uiteindelijk wat haar beknelde.