Arthur Japin schreef In de grote wereld. Het is het boekenweekgeschenk voor 2006. Groot is de wereld al snel als je zelf een klein mens bent. Zelfs het woord grootmoeder krijgt dan een andere bijklank.
De novelle begint met de ontruiming van een dorp voor kleine mensen in Nazi-Duitsland in 1939. Het is een attractie voor de grote mensen. Die kunnen lachen om de kleintjes, ze boven hun hoofd tillen of de lucht in werpen met naar zeggen zelfs fatale gevolgen. Het fascisme komt aan de macht. En de trekkers komen en rijden de boel plat; er is geen plaats voor kleine mensen meer.
Rosa de vrouw van Lemmy (waarmee de beide kleine hoofdkarakters zijn genoemd) merkt op: “Je zo bedreigd te moeten voelen door alles wat een beetje afwijkt.” Ze vindt dat je met dergelijke normale angstige mensen medelijden zou moeten hebben. Haar leven lang heeft ze gedaan wat mensen van haar verwachtten; dat ze door haar domheid en onhandigheid komisch en vermakelijk zou zijn. Wat verwacht je anders van een kleintje. Opeens is dat zelfs niet meer voldoende en worden de kleine mensen weggeveegd. Waarom? Ze voldoen niet aan de norm.
Lemmy is uit New York meegekomen toen daar de attractie was afgebrand en zijn moeder verdween. Zogezegd was ze omgekomen in de brand. De vernietiging in Duitsland is een volgende klap. Er is nog een kans. Er is plek binnen een rondtrekkende groep in Engeland, inclusief uitreis mogelijkheid weg van het land waar de fascisten aan de macht zijn. Alles heeft Rosa er voor over om te vertrekken naar de vrijheid. Lemmy twijfelt. Wil hij nog wel de vermakelijke pias zijn en daarmee zijn zelfrespect te grabbel gooien. Het kan zijn dat iedereen zich aanpast aan de gewenste rol, maar wil hij die rol nog wel?
Het
geschenk is in 2024 actueler dan in achttien jaar daarvoor. Het wijst
er op wat we te verliezen hebben. Niet voor niets begint het met
positieve motto's: Paul van Oostaijen voor een vrolijke noot, en als
dat niet genoeg is een welkom door Walt Disney*, maar de eerste komt van Goethe die trommelt op het versleten vel van de geanimeerde kant van
het dwergenleven, de ingesleten capriolen.
De uitspraak van
Rosa over de angst is er een om bij stil bij te blijven staan: ook in andere
situaties waar sprake is van uitsluiting op grond van uiterlijke, innerlijke of
sociale kenmerken.
Haben wirklich Platz genommen,
Wissen nicht wie es geschah Fraget nicht woher wir kommen, Denn wir sind nun einmal da! 7610 Zu des Lebens lustigem Sitze Eignet sich ein jedes Land; Zeigt sich eine Felsenritze, Ist auch schon der Zwerg zur Hand. Zwerg’ und Zwergin, rasch zum Fleiße, 7615 Musterhaft ein jedes Paar Weiß nicht, ob es gleicher Weise Schon im Paradiese war. |
Onze plaats weer ingenomen Weten niet hoe 't is geschied. Vraagt maar niet vanwaar wij komen; Want we zijn er, zoo ge ziet. 7610 't Blij-bedrijvig leven woont Naar zijn zin in ieder land; Waar een rotsspleet zich vertoont Zijn ook dwergen bij de hand. Dwerg en dwergin, vlug en noest 7615 Werkend op voorbeeld'ge wijs; Weet niet of 't al net zoo moest Eertijds in het paradijs. |
Tekst als opgenomen in De grote wereld met de regels 7610-14
|
Vertaling Nico van Suchtelen in Faust. Deel 2 (Amsterdam: Wereldbibliotheek, 1920) |
Noot:
*
De twee andere motto's:
To
all who come to this happy place: welcome!,
Walt Disney
Et
voila glimlach,
Paul van Ostaijen