zondag 31 oktober 2021

Boeken in oktober

 Laatst gelezen boek boven.


“Het is verstandiger te zorgen voor het welzijn van de bevolking dan het uitgeven van miljarden voor oorlog.”

Has China Won? door Kishore Mahbubani is een van de vele boeken over de rol van China binnen de nieuwe wereldverhoudingen en de gespannen met de Verenigde Staten. De schrijver is een Singaporese strategisch denker en was tien jaar de VN-ambassadeur voor de stadstaat. Zijn gedachten zijn niet minder interessant, omdat hij uitgebreid lunchte met Kissinger en CEO's van grote bedrijven sprak. In verschillende ideologische bellen kunnen dezelfde gedachten leven. De schrijver is een vurig aanhanger van de geglobaliseerde markteconomie; maar ook een groot deel van de marktventers heeft geen belang bij conflicten.

Mahbubani is een pleitbezorger voor een autoritaire verzorgingsstaat. Het komt er binnen zijn visie op neer dat er een balans moet worden gevonden tussen economische groei (om burgers welvaart te geven en onrust af te kopen), stabiliteit en persoonlijke vrijheid. Die aspecten zijn ook van belang binnen de politiek van de twee grootmachten. Wel krijgen ze binnen die afweging een verschillend gewicht. Zijn pijlen richt hij echter vooral op “het falende politieke en sociaal economische systeem” van de Verenigde Staten. 

Voor de hele bepsreking zie Broekstukken.

Volgende bespreking onder foto.


Fleur van Bourgogne laat in Een huis voor het leven zien dat de wereld nooit ver weg is, zelfs niet als het hoofd geen houvast meer heeft in de dagelijkse realiteit door ingrijpende persoonlijke veranderingen. De strijd om het Witte Huis in Moskou in 1993 duikt op in het eerste hoofdstuk. De kogels, helikopters, de tragiek en de strijd om de macht, maakt bij de hoofdpersone spoken uit het verleden wakker.

Komt Moskou nog het boek binnen als TV-nieuws, de politieke crisis in Zuid-Amerika en de staatsgreep in het Chili van september 1973 beleef je met de schrijfster van binnenuit, aan de hand van de hoofdpersone (een vrouw zonder naam, geboren in 1948) zelf. Als Chili te gevaarlijk wordt, dan wordt Santiago ingeruild voor Buenos Aires, waar politicus Juan Perron terugkeert, wat meteen in chaos en geweld ontaardt en waar zij zich midden in bevindt.

Veranderingen in de familiesituatie of nog dichterbij het gezinsleven, zorgen ervoor dat de herinneringen los zijn gaan zitten. De moeder wil uit de stad terugkeren naar een bejaardentehuis (die bestonden in 1994 nog) in het dorp aan de rand van de Veluwe waar haar man en schoonvader de smidse dreven, ze die man door ziekte verloor, en waar haar vijf kinderen geboren werden. Ook haar dochter zorgt ervoor dat ze op drift raakt. Die dochter is geboren in Argentinië, en heeft als peuter het avontuur in Zuid-Amerika mee beleefd. Ze is klaar met haar middelbare school en nu wil ze zelfstandig op kamers gaan wonen.

“Ik ben opgegroeid in een omgeving die beheerst werd door het paarden beslaan en het smeden. Ik denk nog heel vaak aan de manier waarop mijn vader werkte. Mijn manier van schrijven lijkt daarop. Hij hield een stuk ijzer, de grondstof, in het vuur. Dan smeedde hij het, net zo lang tot het de vorm had ge kregen die hij zocht.”
Een gesprek met Fleur Bourgonje in De Groene Amsterdammer, 6 maart 1996, door Daphne Meijer
De als gras ingekuilde broeiende herinneringen komen aan de oppervlakte. De moeder zorgt ervoor dat kinderjaren bloot komen te liggen. De dochter opent de kuil met herinneringen aan een leven van korter geleden, maar die wel van verder lijken te komen; de ervaringen in Parijs en Zuid-Amerika, en aan een verdwenen partner die zich richtte op de strijd.

Parijs was een reis van zes uur van 'verbeeld je maar niets' naar 'de verbeelding aan de macht.' Politie slaat er de actievoerders met een knuppel, zoals in het dorp jagers nog levende buit, maar de demonstranten slaan er terug. In zes uur van ingekuild innerlijk leven naar het roepen van slogans. “Geef me de tijd … om over die leuzen na te denken voor ik ze schreeuw, geef me de tijd om uit te graven wat zo diep weggestopt werd,” zegt ze haar vriend die aan de Sorbonne studeert en die artikelen tegen het Griekse kolonels regime schrijft.

Er zitten prachtige zinnen in het boek die niets met strijd of ver weg te maken hebben, maar het dagelijkse leven observeren: “Er waren geen drempels waarover ze kon struikelen, maar wel handvatten waaraan ze ze zich zou kunnen vastgrijpen als ze zonder te struikelen viel.” Maar ook fijne gedachten, zoals heimwee op de oude dag, niet naar vroeger, maar naar plaatsen waar je nog nooit bent geweest. Tussen dorp, persoon, Latijns-Amerika, reizen en thuisblijven zitten allerlei dwarsverbanden die door heel het boek opduiken. Een huis voor het leven is sterk autobiografisch getint en Bourgonje is een jaar of tien ouder dan ik en beschrijft een Nederland dat regelmatig herkenning oproept met bijvoorbeeld vieux, jenever en bier, geen wijn.

Het boek heeft als hoofdthema dat ingrijpende veranderingen in het familie leven reflectie op het verleden onvermijdelijk kan maken (als dat in die innerlijke kuil verdwenen is). De moeder gaat weer naar het dorp waar je gedwongen werd erbij te horen (een mechanisme dat ook in de stad bestaat en in een flat in Santiago ben je ook snel geoormerkt als anders, als vijand). Het boek gaat daarmee over een verschijnsel dat me al jaren verbaast; de mensen die de wereld rond zijn gegaan of die in de stad zijn gaan wonen keren terug naar de vertrouwdheid van het (bekrompen) land van hun jeugd. Alsof de jaren ertussenin een uitstapje waren.

De hoofdpersone zingt de angst van zich af, net als haar vader, de hoefsmid, die voor paarden weg neuriede. Zo keert zij terug naar hem die gebonden was aan zijn dorp en droomde van meer dan dat.

De wereld is bij Bourgogne – ondanks haar intieme pen – groter dan bij de meeste andere Nederlandse schrijvers. Bij verschijnen merkte de recensent voor NRC-Handelsblad op: “Bourgonje verzet zich tegen de onverschilligheid en het vanzelfsprekende. Het is literatuur uit noodzaak.” Literatuur waard om gelezen en herlezen te worden. Dat het boek inmiddels 27 jaar oud is stoort dan ook niet.

Volgende bespreking onder foto.



Het jaar 1901 van Louis Paul Boon is een boek met 108 korte schetsen, nee volwaardige tekeningen, geschreven op basis van informatie uit de politiearchieven van Aalst. Het begint op 31 december van het jaar 1900 als in een kroeg met veel woest jolijt en met meer of minder gewilde handtastelijkheden de nieuwe eeuw wordt ingeluid. Onderweg komen we in de bermen slingerende 'blikjes' tegen en stinkende beerkarren in de stad.

De verhalen hebben twee of driedubbele bodems. Als bijvoorbeeld iemand onder het ijs zakt en een ander hem eruit probeert te halen en ook te water gaat, wordt dit door een derde bekeken. Als men die laatste vraagt waarom hij slechts keek, pareert hij de vraag met een pleidooi voor een decoratie, maar voegt toe dat de hoge heren dit voor zichzelf reserveren.

Er zijn stellen die uit elkaar gaan en de boedel moeten scheiden, met tragisch vermakelijke verwikkelingen als gevolg. Er is een vrouw die iedereen de misdaad verweet die ze zelf beging, totdat arrestatie volgt. Er is een optocht die doet denken aan de schilderijen van Jeroen Bosch; overal duikt ontucht en boosaardigheid op. Getuigenissen over de misdaden verschillen vaak van persoon tot persoon, zelfs de plaats van onheil kan verschillen. Ieder veegt het verhaal een voor hem of haar zoveel mogelijk gunstige kant op.

Een man die er in een café wat van zegt dat zijn vrouw wordt lastiggevallen door twee mannen, krijgt als repliek dat ze hem nog wel pakken. Op de tocht door het donker van zijn werk naar huis gaat het twee avonden goed. Dat is om de angst op te laten spelen, zo beseft hij. De derde avond wordt hij opgewacht en wordt zijn arm verminkt met een bijl. De daders komen er mee weg.

Al in de inleiding stelt Boon dat de liederlijkheid, het geweld, de misdaad en ellende waarin de mensen in het boek leven, aantoont dat “armoe en miserie, tegenover nietsontziende industrialisatie, overal ter wereld de mensen verbeesten moet.” Het wemelt rond Aalst van “anarchisten, socialisten en aanhangers van pastoor Daens tegen de Kerk en de bisschop van Gent in het bijzonder.” Wanhoop is in de verhalen echter sterker dan hoop op iets beters.

Het einde over het verhaal bij het sluisje daarop moet ik nog wat kauwen. Het gaat vaak mis met meisjes daar bij de sluis, zoals in het verhaal met een negenjarig meisje waar een man van 30 “zijn ding in ... had geduwd.” Boon schrijft: “Waarom zoveel jonge meisjes daar dan toch steeds opnieuw heenwilden.” Hij zou er nu niet mee wegkomen (hoop ik). Of bedoeld hij iets wat ik niet zie? Sowieso maakt de overvloedige ongewenste seks met kinderen de verzameling verhalen wat ranzig. De seksuele moraal was in de jaren zeventig – toen het boek uitkwam – anders, maar of dat in het belang van alle mensen klein en groot was, is de vraag.

In een bespreking van het boek in het Nederlands Dagblad, van 10 januari 1978 (nu de krant die de achterban van de Christen Unie bedient) werd anderzijds preuts geschreven dat het boek gelezen moest worden met een oude krant om het omslag, want een fatsoenlijk mens kan het zich niet veroorloven de omslagtekening aan kamergenoten of medereizigers te laten zien. Maar vooral opvallend is hoe het boek in deze bespreking binnen de leer van het strenge protestantisme wordt gehaald. De schetsen van Boon laten het zondige van de mens, met zijn zwarte hart, zien. Verder waren er destijds niet veel positieve besprekingen van Het jaar 1901. Overwegend was het idee dat het boek de kwaliteit van eerder werk niet haalde.

Het jaar 1901 van voor naar achter uit lezen, geeft dan ook wel heel veel herhaalde gevechten, kleine misdaad en een palet aan misstanden. Het zou een mooi boek voor de radio zijn. Voorgelezen op de dag van het jaar dat het verhaal speelt om een kleinere selectie gedoseerd toe te dienen. De verzamelde verhalen over wetsovertredingen en burenruzies laten zien hoe hard het leven was 120 jaar geleden. Een mens van nu zou het er niet meer kunnen harden (destijds moest men wel). Boon smijt dat in je gezicht.

Volgende bespreking onder foto.

Osagedoorn (Maclura pomifera)

Klara en de zon
van Kazuo Ishiguro gaat over de KV (een kunstmatige vriendin) van Josie. Zij is een meisje dat een ernstige ziekte heeft en afgezonderd woont, niet ver van het huis van haar vriend Rick.

Klara is een ouder type KV, maar wel zeer slim. Het helpt dat Klara de taal spreekt en de intonaties daarvan begrijpt. Ze leert door te observeren en verwerkt wat ze ziet tot ideeën over het menselijk gedrag, de gang van zaken tussen mensen, en in huishoudens.

Klara is nauwelijks nog een robot te noemen. Ze heeft zelfs emoties zoals verdriet en boosheid. Ze kan alles en wat ze niet kan, kan ze leren. Een bewoner uit Manhattan in de binnenlanden van West Papoea zou het vermoedelijk moeilijker hebben.

Klara wint de harten van hen waarmee ze te maken krijgt. Hoewel de mens is een wispelturig en niet altijd even gemakkelijk te vatten wezen en soms valt ze uit de gratie zonder dat ze snapt waarom. Ze blijft toch een kunstmatige vriendin, hoeveel ze zichzelf ook wegcijfert, hoeveel empathie ze ook toont.

Het centrale thema van het boek is dat kunstmatig leven, het menselijke leven wel kan imiteren, maar niet vervangen. Daarnaast gaat het over het tijdelijke van vriendschappen die zich aanpassen naargelang de situatie er om vraagt.

Het verhaal lijkt dun, maar blijft toch boeien, omdat er bijna tot het einde iets achter de horizon van de nog te lezen pagina's verborgen blijft en het prettig gemakkelijk geschreven is. Of het echt veel vertelt over de robots die ons leven zullen opduiken? Dat denk ik niet. Daarvoor lijkt Klara toch teveel op een mens.

Volgende bespreking onder foto.



Tijdens een vergadering ziet mijnheer Dalem het opeens allemaal helder, maar het zicht op de bijeenkomst zelf, de andere deelnemers en zijn eigen plaats in het geheel valt weg. Hij raakt geestelijk van het keurig met functies, rites en jargon aangelegde paadje. Zijn gekte is de gekte van de sfeer waarin hij vertoeft.

Heel vaak heb ik er geen problemen mee om een deel van het verhaal op te dissen in een bespreking. Een roman is er doorgaans rijk genoeg voor en de plot is meestal niet het allerbelangrijkste. Nu doe ik het liever niet.

De vergaderzaal van A. Alberts beslaat in het verzameld werk nog geen 50 pagina's. In de oorspronkelijke uitgave van 1974 had het een omvang van 76 pagina's. In de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (daar ook een e-pub) zie ik hoe dat komt. De pagina's waren maar half bedrukt. Dat doet overigens niets af aan de waarde van het boek; het is niet te kort én niet te lang, maar heeft zeer kundig de juiste lengte. Het is in ieder geval geen roman die je samen hoeft te vatten. Ga dus eerst zelf maar 24 uur met Mijnheer Dalem op pad. Hij laat in ieder geval iedereen uitpraten.

Kees Fens heeft in 1975 een bespreking van De vergaderzaal geschreven waarin hij het een klein meesterwerk noemde dat hij graag een klassieker zag worden; ook al vanwege het tijdloze van de thematiek. Het heeft niet zo mogen zijn. Om de een of andere reden paste een dergelijk status niet zo bij Alberts en zijn boeken.

Al in 1954 verscheen In de Gis in hoofdstuk van de Vergaderzaal. De schrijver deed er vervolgens nog twee decennia over om het te schrijven, meer vastlopen dan schrijven dus. Uitgever Geert van Oorschot dreigde zelfs een deurwaarder te sturen om hem aan het schrikken te maken in de hoop dat... Fens haalt deze anekdote uit een uitgebreid interview dat J. Bernlef en K. Schippers in 1964 met de schrijver hadden. In dit interview komt ook de inspiratie voor het verhaal (dat “ellendige boek dat nog altijd niet af is”) aan de orde, die lag bij het Kina Bureau in de Amsterdamse Lairessestraat. Dit was destijds het clearing-instituut voor kinabastproducenten en kininefabrikanten. Alberts werkte er in 1953.

De bespreking van Fens gaat tot in detail in op de tekst, maar ik ben dus blij dat ik die pas na het lezen vond. Zo kon ik onvoorbereid meegevoerd worden met mijnheer Dalem en zijn fijne sigaren in een vaak bevreemdende sfeer. Pas toen ik het boek uit had, met de verrassende plot, zag ik dat onder de tekst allemaal laagjes liggen; ja inderdaad als een soort mycelium van woorden. De vergaderzaal is klein, maar ook heel fijn; een fraaie zwam in de Nederlandse literatuur.

Het boekje heeft een zeer goed passende cover, daarom stap ik af van mijn dogma die te plaatsen van de versie ik zelf las (die staat ter geruststelling al elders).


Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.


zaterdag 30 oktober 2021

Rust zoeken






De tocht gaat door een druk gebied. Langs de vierde grootste haven van Europa, die van Amsterdam met alle drukte en veel stedelijk gebied van dien. Om Schiphol heen, ook al een topper in Europa als het om passagiersvluchten gaat. Toch gaan grote delen over door bomen en struiken omzoomde fietspaden. Alleen in de polder na Zwanenburg zie ik Easy oranje en Koninklijk blauw landen.

Nieuw in de tocht is Landgoed Groenendaal. Bij Cruquius de ringvaart over en dan een stukje door Heemskerk. Prachtig gebied en veel gevallen bomen. De camera kruipt bij een boom naar binnen en speelt voor speleoloog. Onder de tamme kastanje staat heel veel koraalzwam.


Op het wel drukke fietspad door de duinen steken wandelende cactussen (kleine beer) over (ik leef met ze mee). In de Meijndel moet de kardinaalsmuts weer op de foto. Bijna thuis kiek
ik de Steden Maagd en ga nog twee parken door weer naar huis. Het is rust zoeken in een wereld vol drukte.
 
O ja en dat rood van de bomen overal, overdonderende schoonheid.

Steden Maagd, Friedrich Schierholz, 1883







woensdag 27 oktober 2021

Spiegelstrand

In een land hier heel dichtbij was er eens een voerman die zijn kar vol laadde met zware vracht: een partij wantrouwen, vaten zakelijke efficiëntie en nog wat donkere partijen. Luchtige dingen zoals empathie, consideratie e.d. werden verwijderd om daarvoor ruimte te maken.

Hij spande de kar in met een paar ezels en wat pony's. De voerman ging op de bok zitten en de kar kwam in beweging. Heel lang duurde de reis niet. Eerst weigerden de pony's de zware last nog te trekken en even later gaven ook de ezels het op.

Aan de kant van de weg werd geroepen: “Weg met die ezels aan de kant met die pony's. Neem toch nieuwe.” De voerman vond het een mooi idee. Hij spande nieuwe dieren in en ging weer op pad. Al snel liep de kar opnieuw vast. Weer werd geroepen aan de kant van de weg. Dit herhaalde zich over een periode van vele jaren.

Op een dag stond er een kind langs de weg – je kent het wel, het zei eerder al eens 'de keizer heeft geen kleren aan' – dat keek, wees naar de vracht en riep eigenwijs: “Dat wantrouwen, die winstbelustheid, zijn toch veel te zwaar voor welk span dan ook. Niet de dieren moeten aangepakt, maar de lading.”

Niemand durfde openlijk te handelen naar de woorden van een kind. De boodschap bleef echter hangen in de lucht en op een dag, niemand weet hoe en door wie, werd de vracht van de kar geduwd en kwam er liefde, beloning, rust en medeleven op. De kar ging en het span trok tevreden de vracht die geen last meer was.

***

De golven kloppen woest op het lichtbruine zand. 'Wakker worden!' roepen ze en kleuren het strand tot spiegel.

Veel mensen blijven liever slapen: ze gaan naar hun werk, brengen de kinderen naar school en stappen zo nu en dan op de fiets; ogen open, ogen dicht. Anderen plakken stickers om golven, wind en zand te vriend te houden.

Geen vlees, niet vliegen, en minder consumeren is wat de burger kan – eigenlijk moet – doen. O ja en de beleidsmakers dwingen tot het nemen van structurele maatregelen om de dreigende ramp te remmen en af te buigen. Alternatieve technologie ontwikkelen, vervuiling en uitstoot beperken en de mythe van de noodzaak van groei de wind uit de zeilen nemen.

Tijdens het trappen neem ik afstand van het zogenaamde realisme en houd het hoofd koel.


***

Er was een stem die zo wonderlijk paste bij het koper in de band waarmee ze zong, dat ik meer van die stem wilde horen. Het werd een tocht door de Verenigde Staten, met optredens in Europa en door Azië van Oost-Timor tot Korea. De zangeres speelt ook instrumenten, is danseres en heeft de jazz omarmd omdat die de traditie eer aan kan doen, maar de muziek toch ook kan innoveren.
























Iedere woensdagmiddag fiets ik naar het strand, neem een duik en fiets weer terug. Op Facebook plaats ik later vrijwel altijd een aantal foto's. Eén of meer daarvan plaats ik hier. Steeds vaker schrijf ik mijn tekst (gedeeltelijk) al voor die tocht en voeg er achteraf nog wat zinnen en/of gedachten aan toe.



woensdag 20 oktober 2021

Aanrader



Er is geen Nederlandse titel voor de Japanse film Manbiki kazoku (万引き家族; Engelse titel: Shoplifters), maar die zou Winkeldievengezin kunnen luiden. Hirokazu Kore-eda is de schrijver van het verhaal en ook de regisseur van de film.

Je zou Winkeldieven vooral in filmhuizen verwachten, maar hij heeft het goed gedaan in een grotere wereld dan alleen de artistieke. Het is dan ook een prachtig verteld verhaal. Wel heeft het een wrange kant. Hoe het gezin leeft, dat kan niet in een ordentelijke samenleving. Maar voor hen die geen plek hebben, geeft juist dit gezin geborgenheid, plezier, en contact. Wrang is dat het binnen de grenzen dwingen van mensen levens (nog verder) kan kapotmaken.

De dag nadat ik keek vertrok ik naar de mijn familie. Flipperen en Luister naar de wind van Haruki Murakmi gaf ik er kado. (Het praten over deze Murakami zette me weer op het spoor van een boek waarvan ik schrijver (Japanse namen, poeh ik ben er geen ster in) en titel in mijn hoofd niet terug kon vinden: Een zeeman door de zee verstoten van Yukio Mishima. Het maakte jaren geleden bij het lezen veel indruk.

Tussen twee bezoeken door verbleef ik op een camping en sprak daar met een eco-tuinster. Mijn antwoord op haar vraag “Wat doe jij,” ontlokte haar een reactie “dat is wel héééél wat anders” met een intonatie alsof ze een brede zee over moest zwemmen om mijn wereld te bereiken. Misschien was dat ook wel zo.

In de loop van het gesprek vertelde ik dat ik probeerde naar de demonstraties over woonstrijd te gaan. Zij had een mooi huis met een vakantiehuisje in de tuin (om te verhuren) in een kustplaats op stand. Ze had geconfereerd over regeneratieve landbouw, en er had iemand gesproken van Extinction Rebellion. Deze naam kwam er niet vloeiend uit, voor haar was de organisatie nieuw.

Of ik haar tegen zal komen op de Klimaatdemonstratie op 6 november in Amsterdam? Denk het niet. Wroeten in de grond en de eigen ziel is wat anders dan een samenleving op de noodzakelijke schop nemen. Het gesprek bepaalde daarmee ook mijn plaats in het land.

(Dit stukje schreef ik vooruitlopend op de fietstocht die ik niet maakte en waar ik dus ook geen foto nam van een sticker die deze demonstratie aankondigde. Komt later wel.)

***

De wind neemt al weer af, maar nog steeds BFT 7 tussen Bloemendaal en IJmuiden (was net nog 8). Niet fietsen vandaag. Er was wel tijd voor het bakken van een appeltaart.

***

Sharanam is een term uit klassieke muziek van Zuid-India. Hier is het nauw verbonden met de hang naar Indiase spiritualiteit in de Westerse wereld. Ondanks die zweverige achtergrond vind ik dit erg mooi en betoverend, zoals wel meer muziek van Alice Coltrane.


zondag 17 oktober 2021

Dort: heen en weer

Het rare ronde ding zal wel iets met de steenovens te maken hebben die hier bij Klein Hitland stonden.




L. Smit en Zn. zie ik op een gevel. Het is een kantoor. “Kinderdijk” denkt mijn hoofd er meteen achteraan. Het bedrijf staat in de sleepvaartboekjes die ik van mijn vader kreeg. De L staat voor Leen en hij was een telg in een familie van scheepsbouwers. De werf bouwde, onder veel meer, het schip waarop de vader van mijn vader het leven liet.

Zo fiets je niets vermoedend, omdat de tocht anders gaat dan gepland, langs een hoofdzaak in de eigen familiegeschiedenis. Weer eens iets anders dan micro vlinders, lieveheersbeestjes en zweefvliegen, vos met vis, een tussen de bomen verdwaalde molen en een raar rond ding.