Naar zachtheid en een warm omhelzen
is het meest recente boek van Adriaan van Dis.* Het gaat over Ommie,
een oma die eigenlijk de dienstbode van zijn opa is. Hij wordt als
negenjarige in hun huis opgevangen, omdat thuis in Scheveningen de
opvliegendheid van zijn vader de gezondheid van de negenjarige
Adriaan aantast. Die vader is een man met een Indisch oorlogstrauma.
We kennen hem al uit Indische duinen.
Zijn opa is een
herenboer die van de boerderij naar een woning in de stad verhuisde.
Een man die op stand leeft en optrekt met de plaatselijke notabelen.
Het speelt in het land van mijn jeugd. De opa en de voorvaderen van
Adriaan van Dis komen uit Fijnaart en ook zijn
moeder is er geboren. De Fendert noemden we in
Dinteloord, waar ik tussen mijn tiende en achttiende woonde, het dorp
iets verderop. Breda wordt in het boek als nabije stad genoemd en er
zijn de zware klei, suikerbieten en er komen artikelen voorbij met
bijvoorbeeld de kop 'Diep treurige toestanden op de coöperatieve
suikerfabriek'.** De locatie klinkt daardoor regelmatig vertrouwd. De
sociale stand en omgeving minder. Zijn opa Huibert heeft een bel die
hij luidt als er iets gebracht moet worden door Ommie: een glas, een
hapje of een maaltijd. Zij draaft dan meteen op. Ze leven samen in
het huis door afstand te houden en op zijn best samen de krant te
lezen. Tijdens de oorlogsjaren was de band hechter. In het huis zaten onderduikers en er was daardoor een gezamenlijk project.
De
kleine Adriaan ontrafelt tijdens zijn verblijf het hele spannende
verhaal van oorlog en verzet. Hij gebruikt zijn verrekijker*** Maresch
om wat verborgen blijft bloot te leggen. Dat gaat van het tikkende
been van een Italiaanse moeder die dagelijks voorbij komt tot de
kamer in het huis waar niemand ooit komt, maar die er ruimtelijk
gezien wel moet zijn. Ommie praat liever niet over die nare oorlog.
Voor Adriaan, ook Sproet of Adje genoemd, is het een onderwerp van toenemend belang. De oorlog van de ouderen wordt de oorlog van
de (klein) kinderen. Dat zie je daaraan. Ommie probeert met sprookjes en wijze
opmerkingen de hardheid te verzachten en meestal op haar woorden te
letten om het intrigerende ervan voor Adriaan niet te versterken.
Tegelijkertijd haalt ze wel een leraar voor hem in huis, die ze kent
van het verzet. Het is een man die er juist veel over praat en er door
getormenteerd is. Het wakkert de interesse van Adje alleen maar aan.
Het boek is ook een speurtocht naar Ommie. In een park
reflecteert de schrijver Van Dis op dit graven in het verleden. Het
geeft hem gelegenheid zaken van toen te vergelijken met moderne
ontwikkelingen en te verwijzen naar oorlogen van nu. Met name die van Rusland
tegen Oekraïne voert en de steeds grotere aantallen Russisch of
Oekraïens sprekende (Van Dis hoort het verschil niet) mensen die hij
tegenkomt. Hij beschrijft de oorlog als spel op afstand, waarvoor
de wapens op het internet geprijsd zijn, zodat je kan storten voor de
gedeeltelijke aankoop: “De collateral
damage van een vernietigde kleuterschool
en een paar afgeerukte armen en benen nemen de geldschieters op de
koop toe. Doen? Doen of niet doen? De vraag stellen is een luxe.”
Het lijkt een pleidooi voor leveren, alsof er één antwoord is, en
niet een genuanceerder reactie: bijvoorbeeld het ene wapen wel, het
andere niet of alleen tegen bepaalde voorwaarden. Je kan het ook luxe noemen dat wapens het debat bepalen en diplomatie veel minder. Elders in het boek
wordt de atoombom op Japan het begin van het einde van de Japanse
bezetting van Indonesië, “daar danken
wij ons leven aan,” laat hij zijn
moeder zeggen. Ook hier zijn andere inzichten mogelijk. Ommie zegt
dan weer dat de angst dat de Rus komt, opgeklopt is en dat de mensen
elkaar bang maken.
De genoemde afkeer van oorlog van Ommie en
de geestelijke wonden van zijn vader krijgen door die reflecties een
vertaling naar een oorlog in het heden. Even verder op staat de tekst
Vrouw Leven Vrijheid, de slogan voor vrouwenverzet in Iran en
Koerdistan (verfrissend zelfs in Perzische 'kriebels' geschreven) om aan
te geven dat speldjes grotendeels verdwenen zijn, maar er nog steeds
teksten voor op T-shirts zijn zoals deze tekst uit Iran of
bijvoorbeeld de naam van Ajax.
Het heden en opgediepte
documentteksten worden in vet gedrukt en gezet in een heel ander
lettertype dan de rest van de tekst. In een film zou dit een abrupte
beeldwisseling zijn van zwartwit naar kleur en ook nog eens met een
andere cameravoering. Ondanks het grove onderscheid tussen de
teksten, staan ze niet ver van elkaar en is er geen sprake van een
gekunsteld onderscheid. De man van in de zeventig op het bankje is
een oudere versie die terug kijkt naar zijn jongere ik waaruit de
huidige Adriaan is gegroeid. De verbinding tussen die twee is een
eerbewijs voor de invloed van Ommie op zijn leven en de band met
haar.
Een boek waar het veel over oorlog gaat, vertelt met de
titel naar zachtheid en een warm omhelzen al dat oorlog niet het
antwoord kan zijn. Toch zijn liefde en aandacht voor wie de mens die
je ontmoet minstens even grote thema's. Het boek speelt grotendeels
in de jaren vijftig, maar heeft zeker ook betekenis buiten die plaats
in de tijd. Je gaat van Ommie houden om hoe ze was. Ze stond klaar
voor iedereen, ging moeilijkheden niet uit de weg, had wijze lessen
(zoals: ontdek het kind in het gezicht van oude mensen, het kind dat mooi
was en dromen had) en was een wandelend sprookjes boek met voor iedere
situatie een vertelling. Overigens worden die sprookjes nog even aan
de huidige normen getoetst. Bomen waren er om om te hakken, jagers
die dieren doden doken regelmatig op en huizen waren levenloos, zoals
haar eigen huis.
Adriaan van Dis doet het zelf ook, verhalen
geven aan Hamzo en Ricardo, de jongens die de bank in het park met
hem delen. “Weet je wat verzin een
opa. Dat zijn de beste,” zegt hij.
“Doe je ogen dicht, dan zie je hem.”
Het werkt, de straatwijze jongens doen het “heel
braaf.” Ze slaan er vervolgens wel
een slaatje uit. Opa's geven een zakcentje, nietwaar. Ook hij geeft de lezer wijze lessen en doet dat met
woorden van de vrouw die hem opving. Volgens Ommie heeft zijn vader
ondanks alles zachtheid in zijn ogen, een zachtheid die hem
beangstigd, zoals zoveel mannen bang zijn voor die kwetsbaarheid. Om
de oorlog in te gaan moet je die angst overwinnen of negeren. Dat het
leger een man van je maakt, kan ten koste gaan van de rekruut en zijn
gezinsleden. Dat spreekt zeer sterk uit deze
autobioroman.
Grootvader is niet alleen een hork, maar ook
laconiek, zelfs als snelheid geboden is blijft hij kalm en de de
telefoon vermijden om hulp in te roepen. Waar is al die haast voor
nodig? “Zelfs een klok die stilstat
geeft twee keer per dag de juist tijd,”
zo geeft hij als, weliswaar mooie, dooddoener om zijn rust op te gronden.
Hij zou er 92 jaar mee worden, lees ik
op de stamboomsite. Maar de kleine Adriaan zou door de
over-flegmatische houding van zijn opa niet gerust gesteld worden en
wilde verdwijnen; uit het leven weg krimpen.
“Het verlangen me te verschuilen en onzichtbaar te zijn heeft me
nooit verlaten,” luidt een zin
van een tekst uit het heden. Ommie zou inderdaad weer beter worden,
nog tien jaar leven, en haar geruststellende houding naar anderen
behouden. Ze was meer dan zacht en omarmend, ze stond voorbeeldig voor de ander en voor haar moraal. Van Dis heeft met dit werk over
haar en de kwalijke gevolgen van oorlogen een teer en fijngevoelig
boek geschreven.
Noten:
* Het kreeg onlangs de NS publieksprijs, maar ik las het al in september en schreef ook de bespreking toen al.
** Ik heb naar de artikelen gezocht in Delpher en op het internet, maar
ze niet kunnen vinden. Naast het genoemde haalt Van Dis ook
'Schromelijk onrecht de arbeidersklasse aangedaan', uit een
enveloppe met artikelen uit 1929 en 1930 over armoede en hooghartige
en bikkelharde directeuren met daarin onderstreepte zinnen als
'Kapitaal en Kerk zijn broer en zus.'
*** Ook in Palmwijn
krijgt de verteller een verrekijker van Susan, de protagoniste. Het
was: “Een erfstuk van haar vader.”