Notes from undergroud/Aantekeningen uit het ondergrondse van F.M. Dostojevski (1864) las ik voor het grootste deel in een Engelse Penguin versie (vertaling Jessie Coulson), maar schakelde later over op een Nederlandse vertaling (Monse Weijers).
Het boek gaat over een verlopen ambtenaar die zich terug heeft getrokken in een kelder met aftandse meubels en met een bediende die hij veracht en vreest als beul. De man denkt en leeft in een toestand die zijn brein met vaart laat rennen en vertroebeld. Hij is kwaadaardig, beschimpt zichzelf, en is paranoïde. Zelfs het lichtpuntje in het verhaal, de jonge prostitué Liza, wordt uitgetrapt. Kortom hij maakt zichzelf onmogelijk in de wereld. Liza is wel het personage die verder leeft en Jessie Coulson noemt haar in het voorwoord de eigenlijke heldin van het verhaal.
De gedachten van de man over de wereld om hem heen zijn wel interessant. Als de mens zijn leven op de wetenschap bouwt, verdwijnt niet alleen de levendigheid (het bestaan is immers geen vierkantswortel), maar ook de mens zelf met zijn eigen redeloze wil; een mens laat zich niet leiden door verstandelijk beredeneerd voordeel. Hij is niet rationeel. Hij kan tegen beter weten in destructief zijn, omdat dit hem plezier doet. Hij heeft een vrije wil, maar die zou zich moeten laten binden aan de regels van de wetenschap, zo vreest de kelderbewoner.
Het is een 19e eeuwse romantische gedachte, waarin ook de huidige mens zich nog (ten dele) kan vinden. De rede is ook nu nog vaak ver te zoeken. Is die er wel dan blijken verschillende posities mogelijk. De wetenschap gaf ons fossiele brandstof en klimaatstudies, kernwapens en polemologie, vrije markt en psychologische beïnvloeding. Voor de man in de kelder lijkt het handelen van een mens in de wereld van de wetenschap vast te liggen. Die vrees was onterecht. Juist de mogelijkheden van de wetenschap nopen ons tot het maken van keuzen en geven eigen verantwoordelijkheid.
De man constateert ook dat de mens vroeger “het bloedvergieten als een rechtmatige daad [zag] en liquideerde met een gerust geweten wie dat in zijn ogen verdiende; tegenwoordig echter beschouwen wij het bloedvergieten wel als walgelijk, maar gaan ondertussen rustig door met die walgelijkheid, zelfs meer dan vroeger. Wat van beide erger is – oordeel zelf.” Een Russisch boek, een Russische man, met Russische gedachten. Ik moet mijn best doen er één persoon van te maken van bijna twee eeuwen geleden en het veralgemeniseren en Poetin erbuiten te laten. Vreemd is het dat dit zich toch opdringt, alsof Rusland niet ook deel van de Europese cultuur is.
Het verhaal gaat over een man, een type uit een achterliggende periode die notities nalaat waarop Dostojevski zelf een korte introductie schrijft (in de Engelse versie staat zijn naam daaronder, in de Nederlandse niet.) Hij schrijft dat die man ook echt moet hebben bestaan. Die man schrijft aan zijn lezers, 'mijne heren', het verhaal van zijn vroegere leven waarop hij minstens 15 jaar later terugkijkt. Het boek eindigt niet daar waar de fictieve Rus, de liefhebber van paradoxen, zijn verhaal eindigde (die kon het schrijven niet laten en ging daar na de laatste bladzijde mee door), maar daar waar daar waar 'wij' vonden dat het wel op kon houden.
De reden dat ik
overschakelde op de Nederlandse vertaling is vanwege mijn
ontoereikende Engelse woordenschat. Met een woordenboek ging het wel,
maar zonder leest prettiger, en beide zijn immers vertalingen uit het
Russisch. De Nederlandse versie kwam van de bibliotheek en stond vol
potlootstrepen onder niet gangbare woorden van een eerdere lezer,
zoals cherubijntje, geluimd, oprispingen etc. Onder het mooie woord
orenkrabberij stond dan weer geen streep. Wie was die lezer met
geringe Nederlandse woordenschat vraag ik me af. Een scholier of een
Engelstalig iemand die het boek in het Nederlands las? Het was een extra.
De gedachten uit deze kelder van de Europese literatuur laten
vooral zien dat de mens die niet wil verstommen bij het tegenkomen
van moeilijkheden, tegenstrijdigheden, angsten en driften, kan
belanden in een ondergronds hol. De antiheld heeft als dwangarbeid
deze aantekeningen gemaakt. Hij moest zichzelf uit de drek trekken of
gemakzuchtig mee gaan brullen met de gewone vervlakte mensen.
Zijn visies op de vrije wil en wetenschap mogen achterhaald zijn,
deze worsteling bestaat nog steeds.
De samenvatting op de achterkant van The double is uitstekend. Het is het nachtmerrieachtig verhaal van een man die wordt achtervolgd of bezeten is van zijn dubbelganger. Is die dubbelganger echt of gewoonweg een andere kant van de man zelf? Wat werkelijkheid is of uit zijn geestesziekenverbeelding voortkomt is vaak onduidelijk. Deze onzekerheid maakt het verhaal angstaanjagend; een verhaal dat gelezen kan worden als een studie naar het instorten van een mens.
Het boek is een Russische 19e eeuwse psychologische roman – door een schrijver die heeft moeten kunnen observeren als de beste. Het boek is cruciaal binnen de ontwikkeling van het werk van Dostojevski, en leidde naar zijn komende meesterwerken. Wat het boek precies beschrijft is onderwerp van discussie. Gaat het over schizofrenie? De Nederlandse wiki over het boek gebruikt de term dissociatieve identiteitsstoornis. Is het een zoektocht naar identiteit die bezwijkt onder de druk van de bureaucratie?
Er is ook debat over of het wel een goed boek is. Het was bij verschijnen weinig succesvol en Dostojevski vond het na zijn eerste enthousiasme (hij noemde het tien maal zo goed als zijn eerste boek Arme mensen dat heel succesvol was ontvangen) zelf ook niet meer zo meesterlijk: “Tussen briljante pagina's staat troep en rommel dat de maag omkeert; het is onleesbaar.” Nabokov noemde het later echter een perfect kunstwerk. In het voorwoord door Coulson staat dat het boek vloeit als een gezwollen rivier en er om vraagt in adem gelezen te worden.
Dostojevski werd kort na het verschijnen van De dubbelganger verbannen naar Siberië en daarna ook nog dienstplichtig militair. Door die kloof van jaren heeft het tijdens zijn leven ook niet meer meegelift op zijn latere successen en belandde lange tijd op de stapel vroeg onbetekenend werk.
Het is echter beklemmend om op stap te zijn aan de hand of zelfs in de huid van iemand die duidelijk de weg kwijt is en op instorten staat. Het verhaal leidt door straten waar sneeuw en regen valt, door instituties en je komt de wereld van het Russische bestuur in Sint Petersburg tegen. Het verhaal is klein en juist daarom zo indringend. Dat het boek niet meteen populair was, wekt gezien het donkere thema, dat je aanvliegt, geen verbazing.
Los van dit boek, en toch ook weer niet, merk ik op dat ook hier de Jood wordt beschreven als een woekeraar die geld uitleent tegen hoge rentes. Deze meningen die het antisemitisme versterkten waren wijdverspreid in de literatuur. Het is een voetnoot bij een boek over de kwetsbaarheid van de mens, maar wel een belangrijke waarschuwing om op te letten hoe je spreekt en schrijft over anderen. De consequenties van woorden kunnen wel eens onbedoeld gruwelijk zijn.
Volgende bespreking onder foto.
Lydia Rood is een veelzijdig schrijfster, maar de eerste novelle in de bundel Mevrouw was stil vandaag zal ze maar moeilijk kunnen overtreffen. Er zijn nog twee verhalen, maar de eerste gaat over Nienke, een vrouw met borderline. Vanuit het hoofd en ervaringen van deze vrouw, te gewoon voor een instelling, te kwetsbaar om als Vrij mens te leven, beschrijft ze de worstelingen met de omstandigheden die overrompelen, de leegte en eenzaamheid, met de begeleiding die bedilt, met de huisgenoten met hun eigenaardigheden, met haar temperament dat maar moeilijk onder controle wordt gehouden (medicijnen versuffen) en met de zwangerschap die haar overkwam. Het raakt vanwege de herkenning en de levensechtheid.
De gebruikte taal is Nederlands zonder teveel opsmuk. Bijna alsof het geen literatuur is, omdat het ook in de Libelle zou passen. Alsof literatuur verheven taal moet gebruiken en het zo in het hoofd van een ander kunnen kruipen door te lezen niet een enorme betekenis zou hebben. Nienke zelf is ook niet van straat, intelligent, was goed op school, met een gebrek, maar geen cavia zoals die in Wie-kent-kwis naar een vakje met een geldprijs liepen. Ze is een persoon met een eigen leven, een eigen visie, een eigen ik. Maar het kost moeite dat ik te grijpen.
De tweede novelle gaat over een vrouw met Alzheimer. Het volgt een zelfde methode. Het wordt verteld vanuit het hoofd van de patiënte. Het is een vrouw die na het overlijden van haar man zijn positie als directeur van een keten van tuincentra overnam en dat met verve deed. Ze denkt regelmatig dat ze nog in die positie zit. Ze denkt dat mensen nog leven die al lang overleden zijn. Ze ziet de een voor de ander aan. Het is een warboel. Maar ze denkt wat mij betreft teveel gestructureerd om te overtuigen. De losse flarden worden een leven. Maar goed Alzheimer is er in soorten en maten, stadia en mate van ernst, en iedere patiënt kent zijn eigen verhaal.
Het boek is op verzoek van Koepelorganisatie Open Ankh geschreven. Rood deed onderzoek en zei in de Provinciale Zeeuwse Courant: “Dankzij hen [de groepsleiding] en dankzij de beschermende muren van de instelling, kunnen patiënten een leven leiden dat daarbuiten voor hen onmogelijk is. Maar het maakt hen tegelijk ook verschrikkelijk afhankelijk. Zelfs het nemen van een beslissing, het nemen van een beslissing, zijn ze binnen de kortste keren ontwend.”
Het laatste verhaal gaat over Berend, een simpele ziel die verliefd is, het leven in zou moeten via de sociale werkplaats, maar het allemaal een beetje, maar niet voldoende snapt. Het gaat over de oordelen van de mensen die in de buurt van instelling leven. Het gaat er vooral over de geringe greep op het eigen leven en dat er mensen zijn dat erger maken door over het hoofd van hen heen praten, die zich niet willen inleven, die Berenden van deze wereld niet serieus nemen en. Want dat is het motto van alle drie de novellen, neem de patiënten serieus als mens.
Volgende bespreking onder foto.
Laatst gelezen boek boven.
A. Alberts schreef met Het zand voor de kust van Aveiro een boek over het noodlot. De haven van de Portugese stad raakt verstopt door grote hoeveelheden zand die voor de kust liggen en door stormen opgeworpen worden tot hoge duinen. Niets aan te doen. De schepen moeten vooraan op de ree voor anker, laden en lossen.
De familie Vicente
die al generaties loodsen levert, moet opzoek naar ander werk. Ze
zullen niet langer schepen tussen zandbanken en door stromingen
leiden, maar sluiten een contract met de kroon om geld te verschepen
naar de ambtenaren in Zuid-Amerika. Om het winstgevend te maken,
mogen ze handelen in daar gewonnen diamanten.
Zoals vaker
met de boeken van Alberts nodigt ook dit uit om naar de genoemde
geografische locatie op de kaart te kijken. Aveiro ligt wat zuidelijk
van Porto en heeft inderdaad een duinenrij met strand. Om daar te
komen moet je eerst een lagune door waar zout gewonnen wordt. De
zeehaven ligt tegenwoordig wat westelijker dan destijds, bij de
plaats Gafanha da Nazaré. De schrijver laat nogmaals zien dat de
vormgeving van een specifieke plek de verbeelding kan uitnodigen om
een verhaal te schrijven. Haven en dichtslibben zijn ook in de
werkelijkheid van grote invloed op de ontwikkeling van de stad
geweest. Dat er weer een uitgang naar zee kwam, is de realiteit, maar
ook onderdeel van de roman (al verschilt het wel hoe dit kwam).
Een
proloog geeft aan waarom de schrijver Mateus Vicente in
Aveiro opviste. Mateus, ook wel de
passagier genoemd, is een man die verdwijnt en terugkomt. Hij moet in
het hoofd van de schrijver de gedachte opruimen waarbij twee
literaire personages met elkaar in verband worden gebracht: Godeau in
Le Faiseur van Balsac die hoewel door
een oplichter bedacht om zijn zaken overeind te houden toch
terugkeert naar Parijs en Godot van Samuell Beckett die ondanks het
eindeloze wachten nooit terugkomt. De passagier is een tussenfiguur;
tussen deze twee karakters. Of de achterblijvers op hem wachten,
blijft zowel in die proloog als in de verwikkelingen ongewis.
Het
opgeworpen zand is niet de enige barrière die geslecht moet worden.
Het kantoor van de gebroeders Vicente heeft de concessie om in
diamanten te mogen handelen van de kroon gekocht met de gedachte deze
kosten snel terug te verdienen. Als na het verlaten van de haven door
het zeilschip Nossa Senhora meteen blijkt dat de politieke situatie
in Europa is veranderd op een manier die niet voordelig is voor de
handel, dan slaat de twijfel over het slagen van het plan al toe. Er
is echter geen keus. De passagier in zijn kajuit, zit op zijn schip,
maar blijkt niet alleen een speelbal in de handen van het
krankzinnige Koningshuis, maar ook van de Europese machtspolitiek.
Op de reis wordt het schip aangevallen door piraten. De
passagier heeft eerst nog door dat zwaaiende schipbreukelingen op een
eiland deel van een valstrik zijn en laat het schip daarom doorvaren.
De koopvaarder moet het vanwege de nautische kwaliteiten van de
kapers en de overmacht toch afleggen. Dan schieten de Engelsen te
hulp met twee fregatten. Als de kapitein van de Nossa Senhora ook nog
eens met schroot de vijand te lijf gaat, wordt die afgeschrikt en kan
het schip doorvaren naar de diamanten. Maar de Engelsen zijn niet
alleen hulpverleners. Ze zetten de marine ook in om de Portugezen te
snel af te zijn door zelf in de diamanthandel te gaan. Er is niets
aan te doen. Portugal is in de periode dat de passagier onderweg is
(1797-1803) dan wel een koloniale macht, maar wel een onder de
dwingende invloed van Engeland. Zoals ook de handelsagent in Santos,
waar Mateus een tijd verblijft, heeft moeten ondervinden.
De
kleine handelaar komt dus te laat en het handelshuis in Portugal kan
de schuld niet aflossen. Een faillissement is onvermijdelijk en
terugkeer van Mateus ongewenst; als hij niet terugkeert blijft zijn
komst als belofte hangen en houdt die de schuldeisers op afstand tot
de zaak verdwijnt uit de aandacht.
Via Zuid-Amerika en
Mozambique komt de passagier weer terug in de haven van Aveiro.
Onderweg wordt zijn positie steeds benarder. Informatie waarop hij
zijn doen en laten baseert blijkt niet te kloppen. Tradities waarop
hij rekent zijn veranderd. Het is gekmakend. De hulp van een arabier
en neger zijn de enige positieve noten op zijn omzwervingen. Bij
terugkomst blijkt het loodswezen van Aveiro weer actief te zijn en
dit lijkt – ondanks een open einde – te leiden naar verbetering.