Ali Smith neemt in Companion Piece vandaag en gisteren als onderwerp, net als in haar eerdere romans. In dit boek is de coronasamenleving in Engeland belangrijk, een land waar het politiek bestuur zich er niet al te druk om maakt en al helemaal niet om de achterblijvende gezondheidszorg. De schrijfster noemt juist de NHS, de Britse gezondheidszorg, in haar dankwoord. Toch treedt de ziekte niet te brutaal op de voorgrond.
Er is weinig afstand tussen wat beschreven wordt en het leven van de lezer. Zelfs de reclames komen zoals ze op TV zijn met de opgewekt kijkende families die hun groenten uit de geleverde dozen halen. Wat er gisteren in het nieuws verteld werd, lees je nu al in een literaire roman. Dat gaat bijvoorbeeld over repressieve maatregelen en verdronken vluchtelingen in het Kanaal.
Smith kijkt ook naar kunst en beschrijft het in haar boeken. In dit boek is dat onder andere een tiental pagina's uitleg van een gedicht van e.e. cummings waarin dood achterstevoren wordt gespeld (TH A E D in het Engels, in het Nederlands zou het omkeren niemand opvallen): “En nu glimlach je zelfs naar de dood, zie je wel hoe krachtig een gedicht is,” zegt de hoofdpersoon, de schilderes Sand.
Een roman kan afstand nemen van de dagelijkse levensgang. Die beweging start hier met een vreemd telefoontje van een voormalige klasgenote (haar werd dat gedicht uitgelegd) waarin een oud en vakkundig gesmeed slot wordt beschreven: enig in zijn soort en een metafoor voor leven dat gesloten is (lock is ook in het Nederlands verbonden met covid in lockdown). Het mechaniek is eeuwen geleden gemaakt. Het geeft schrijfster de kans terug in de tijd te stappen op zoek naar een antwoord op een vreemde vraag uit hetzelfde gesprek.
Curlew of curfew? Moeilijk te vertalen 'wulp of avondklok' geeft alleen de betekenis weer. Dat de woorden op elkaar lijken en toch niet met elkaar te maken hebben is ook van belang. Die vertaling wordt nog moeilijker, omdat het woord curfew in het boek ook een oude betekenis volgt; het tijdstip dat de vuren op een werkplaats, zoals een smidse, werden gedoofd.
De avondklok is een naoorlogs fenomeen geworden. Het is een van de covid-verschijnselen, net als mondmaskers en afstandhouden. Er zijn ook mensen die denken dat zij niet ziek worden; dat zij geen rekening hoeven te houden met anderen en hun levenswijze op kunnen leggen: 'Doe gewoon we kennen elkaar'. Die mensen duiken ook hier op. Er zijn anderen die dat wel doen en letten op zieken en ouderen. Dat zijn ook de mensen die kijken naar het balletje veren waarin een snavel is verstopt om zonder anderen te beschadigen toch geestelijk gezond te blijven.
In de boeken over de seizoenen werd uitgebreid geschreven over de
gierzwaluw. In Companion piece staan wetenswaardigheden over en
beschrijvingen van de wulp; de trekvogel die niet altijd echt
vertrekt. God heeft vermoedelijk gekeken hoe lang en dun hij een
snavel kan maken, zo lijkt het als je naar haar kijkt. Het is de
moeilijkst tam te maken vogel en toch lukt het hier. Het is ook de
vogel die waarschuwt bij onraad. Die verdwijnt en weer terugkomt en
dan weer verdwijnt. Het is het balletje op een bed. Ze geeft een teken dat het
leven weer doorgaat.
Er is nog een dier dat een hoofdrol
speelt en dat is de hond Shep van Sands vader. Die laat, net als de
wulp, het leven weer beginnen; haalt het van het slot.
Het is de eerst genoemde kameraad in het verhaal. Hondengezelschap is legendarisch: To
the rescue he came.
Een hello volstaat
ook om een herstart te maken het leven in. Dat woord komt van … (oh nee lees zelf maar, daar gaat
een kort hoofdstuk over). Op gepaste afstand blijven, betekent niet
dat er niets kan en moet. Zonder relaties tussen mensen wordt de wereld
immers armoedig.
Companion piece is een geslaagd en gelaagd
literair onderzoek in tijden van corona. Deze bespreking sluit af
met de meest luie opmerking die je als bespreker van een boek kan
maken: Ik zal dit boek zeker herlezen. Zo weet ik ook zeker dat ik
dan dingen zal lezen die ik nu gemist heb.
Een fijn boek.
Volgende bespreking onder foto.
Laatst gelezen boek boven.
Sánder Márai's roman De meeuw pakte ik vanwege de titel van de stapel nog te lezen boeken. Wat kan er mis zijn met een boek dat zich siert met de naam van deze gewone, maar oh zo sierlijke, brute en inventieve vogel? De flaptekst was genoeg om het bij mijn bed te leggen.
Het boek van de Hongaarse schrijver verscheen in 1943. Het speelt drie jaar eerder en op de achtergrond dreigt de oorlog ook dichtbij los te barsten: de oorlog die verder weg al huizen vernielde en steden ontoegankelijk maakte. De hoofdpersoon is een vijfenveertigjarige ambtenaar. Die weet vrijwel als enige van de dreiging voor Hongarije; hij schreef er een nota over. Wanneer het verhaal precies speelt is onduidelijk. Parijs is al ingenomen (dat was juni 1940) en waarschijnlijk is het kort daarna aan de vooravond van de Tweede Scheidsrechterlijke Uitspraak van Wenen in augustus van dat jaar. Dat betekent dat Hongarije al deel uitmaakte van de Duits-Italiaanse fascistische invloedssfeer en stukken van Tsjechië en Oekraïne had ingenomen. Delen van Roemenië werden kort daarop ingelijfd. Hongarije is door het bondgenootschap met de Asmogendheden zelf geen oorlogsgebied.
Deze context speelt als een buiten het boek staande schim en werpt er een donkere schaduw over. Of het mooi is dat de exacte gang van de lokale geschiedenis voor het overgrote deel weg blijft van de pagina's? Is het erg dat het leven van de schrijver mist, bijvoorbeeld dat hij een Joodse vrouw had en het antisemitisme geen rol speelt. Het geeft het boek een andere diepgang. Een terloopse opmerking over de Eerste Wereldoorlog (bij het begin moet de ambtenaar negentien jaar oud zijn geweest) laat voelen hoeveel er meespeelt; hoe anders je in een oorlog kan staan.
Tijd
“En er is geen
menselijke kracht die nog kan veranderen wat eenmaal is begonnen,
omdat het onmogelijk is om anders te handelen, omdat oorzaken,
argumenten, meningen en feiten de mensen gedwongen hebben het te
laten beginnen,” lees ik al in de eerste pagina's van het boek
en ook: “Tijd beschikt over de eigenschap niet meer los te laten
wat zij eenmaal in handen heeft gekregen: als een waanzinnige houdt
zij alles wat zij eenmaal in haar netten heeft kunnen strikken in een
dodelijke omhelzing.” Dit is een stap verder dan 'gedane zaken
nemen geen keer', maar meer wat eenmaal in werking is gezet dat krijgt een
beweging van zichzelf. Dan al weet ik dat het boek mogelijk zal
botsen met mijn eigen ideeën. Immers je kan ook uitgaan van het gegeven dat de tijd onverbiddelijk voortschrijdt,
misschien niet lineair, maar voor stervelingen wel naar de rand, maar op die weg ruimte herbergt zaken om te buigen. Het lot geeft je misschien meer of
minder middelen, maar je staat niet met lege handen.
Meeuwen
Hoe ben ik de
meeuw uit de titel tegengekomen? Bij een brug over de Donau zitten
ze. De man zijn de meeuwen nog nooit opgevallen. Hij ziet ze pas doordat zijn gast ze ziet. De
vogels vlogen om onbegrijpelijke ideeën of mededelingen op “alsof
iemand hen een boodschap heeft ingefluisterd.” Ze krijgen
menselijke eigenschappen en lijken zich omlaag te storten als
'zelfmoordenaars' (een terugkerend fenomeen in het boek en de schrijver
zou zichzelf op late leeftijd doden.) Net als het vrouwelijke bezoek
van de man, kwamen de witte vogels uit het Noorden; uit Noorwegen het land van mijn
moeder zegt Aino Laine, de Finse waarmee de ambtenaar het hele
boek optrekt. Hij vindt de meeuwen doelloos. Zij vindt dat ze leven met grote
kracht. De man vergelijkt haar met een meeuw, een vrouw met het
instinct van een trekvogel; ze komt als een meeuw uit het Noorden en
heeft bijna meedogenloze meeuwenogen, denkt hij. Zij ziet de tederheid
van hun bewegingen.
Wel vaker in de roman lopen hun visies uiteen, ondanks de 'Fins-Hongaarse verwantschap'. Zij meent dat het leven “uit meer bestaat dan alleen bestaan. Soms
bestaat het leven uit handeling.” Het verhaal speelt in zijn huis waar de meubels nog staan. Het huis waar zij opgroeide in Helsinki is platgeschoten (door de Russen in de Winteroorlog die eindigde in maart 1940). We hebben erover gelezen, zegt de man. Oorlog ken je pas als je het hebt meegemaakt, zegt zij.
Massa
Als de man iets
nuttigt in een espressobar (die hij beschouwde als een van die
modieuze gelegenheden die als paddestoelen uit de grond schoten)
vergelijkt hij de aanwezigen met de vogels: “Hierover hebben de
wijsgeren van de nieuwe tijd hun alarmerende verhandelingen
geschreven, over deze massa, die geen zwijgende en sombere
volksverzameling binnen de poorten van de fabriek is, maar een massa
die overal te vinden en te ervaren is. (…) deze tierende,
woekerende onpersoonlijkheid die over alles een mening ten berde
brengt, maar praktisch nergens benul van heeft en opgeschrikt,
fladderend en flikkerend, doelloos en gedesoriënteerd een richting
voor haar bruidsvlucht zoekt.” Als je denkbeeldig even meeknikt met deze tirade, omdat je het bijvoorbeeld herkent van Twitter, dan is dit gelijk een teken dat je neigt
naar een elitaire positie en weer moet landen. Lezen –
ook van oudere belegen romans – vormt.
Avonturenromans
De
ambtenaar die een nota rond de Hongaarse positie met betrekking tot
de oorlog schreef, spuit zijn woorden in een eindeloze stroom, alsof
hij zelf de logge rivier is die Boeda en Pest scheidt. Terwijl het
vatten van de hoofdzaken toch zijn werk was. Ergens meldt hij dat je hem
als obsessief kan zien en daar lijkt het inderdaad op. Zijn eindeloze exposés gaan bijvoorbeeld over
uit meer dan een persoon bestaan en terugkeren uit de dood. Márai
spot met deze gedachtenstroom als hij de ambtenaar laat afgeven op fantasierijke avonturenromans, waarin alles kan, ook het onmogelijke en
onwaarschijnlijke. Toch voegt hij daar meteen nog de vraag aan toe of
het misschien juist de literatuur is die wereldvreemd is; schrijven dat terugschrikt voor het onregelmatige leven.
Stroperig
In de ellenlange
monologen wordt bijvoorbeeld stilgestaan bij de gedachte of mensen binnen het lot dat de
geschiedenis voorzet wel kunnen handelen. Op het niveau van contacten
tussen mensen mogelijk, maar in het grotere geheel is de mens
speelbal en zijn de ontwikkelingen te groot om invloed op te
hebben, zo is de visie. De mens plooit zich naar die omstandigheden. Het is een
overdenking die in de woestenij van de Europese oorlog - kort na de vorige Wereldoorlog - voor de hand
ligt, maar de tekst, het denken, gaat zo traag, zo stroperig dat het nog net niet ging vervelen.
Misschien gaat het tachtig jaar later te langzaam en te weinig doelgericht.
Enige Golf
Op een dag komen de mensen elkaar
tegen, denkt de man, als verre troost in oorlogstijd, “maar nu is alles nog erg duister.” Ook Aino
Laine gaat als een meeuw zigzaggend weer die donkere wereld in, over brandende
steden en duistere landschappen. De vraag blijft wie de vrouw in de
witte bontjas met daaronder de elegante zwarte jurk zonder opsmuk is. Ze spreekt haar talen, kan uitermate goed observeren en
luisteren, weet van de hoed en de rand en bivakkeerde in kringen van
de hooggeplaatsten. Haar naam die vertaald Enige Golf betekent, gaf
haar al een speciale positie. Golven rollen immers eindeloos, zijn
nooit alleen, en komen de een na de ander tot ze verdwijnen. De vraag wie ze
was en of ze was dat intrigeert ook nog lang na het lezen van de laatste woorden.
Volgende bespreking onder foto.
Peper |
Laatst gelezen boek boven.
“Natuurlijk lachen ze allebei – te midden van afgunst, tussen het puin. Want ze hebben allebei dit ene leven,. En je kunt niet vroeg genoeg beginnen om het te vullen met liefde en geluk.”
Maar de andere vier verhalen zijn geschreven voor de oorlog, in het interbellum. Twee ervan gaan over het leven op landgoederen, met zijn machtsverhoudingen. De andere twee vertellen over de gevolgen van de economische malaise in de jaren dertig.
Het boek is samengesteld om mensen kennis te laten maken met de schrijver. De verhalen zijn interessant, maar wat vooral opvalt is dat ze helder zijn, alsof ze geschreven zijn in de taal van vandaag. Het eerste verhaal De trouwring speelt in een omgeving die van heel vroeger is, een landerij van ooit, maar toch modern overkomt.
Liefde en puin is mooi uitgegeven en uit te lezen in de tijd die een voetbalwedstrijd duurt of een aflevering van een serie. Gewoon die tijd nemen. Doen!
Volgende bespreking onder foto.
“Zo
was de loop der dingen: Omdat iedereen er niets aan kon doen, kon
niemand er iets aan doen.”
Dit boek van Müller is vooral gebaseerd op
gesprekken met de dichter Oskar Pastior, een man uit haar
geboortedorp. Ze sprak hem vanaf 2001 regelmatig over zijn
ervaringen. De wens groeide om er samen een boek over te schrijven.
Pastior stierf in 2006 en dat zette een streep door dit plan. De schijfster had al wel vier schriften met aantekeningen. Nadat ze afscheid had
genomen van het idee WIJ als schrijvers kon ze een jaar later ALLEEN
de roman Ademschommel schrijven. De details uit de gesprekken zijn er
een wezenlijk deel van.
Het boek zou verschijnen in 2009; het jaar
dat Müller de Nobelprijs voor de literatuur won.
De hoofdpersoon Leo Auberg was opgelucht om na de Tweede Wereldoorlog als zeventienjarige naar het Russische werkkamp in het Donetsbekken te gaan om aan zijn geboortegrond te ontvluchten. Al snel, zelfs al tijdens de dagenlange reis in de volgepakte goederenwagon, wordt die opluchting ingeruild voor een overlevingsstand. Hij belandt in een kamp waar de hongerengel de baas is. Pas als in het laatste, vijfde jaar, betaald wordt voor de dwangarbeid kunnen de bewoners weer wat vlees op de botten kweken. Dan zijn er al honderden van gebrek gestorven. Lichte kost is het niet.
Het
overbrengen van zo'n berg narigheid vereist veel schrijverschap.
Zonder stilering, alleen de kille feiten, dat zou niet gaan. Waarom
zou een zin als deze te behappen zijn: “Wanneer
het vlees aan je lichaam is verdwenen, wordt het dragen van je botten
je tot last, het trekt je de grond in.”
Veel beeldender kan je uithongering niet beschrijven, compacter ook
niet. Leo zocht tijdens het eindeloze appel
naar een wolk met een haak om zijn botten aan te hangen en te
vergeten dat hij er was. De ellende wordt taal, zoals taal ook in het
kamp onderdeel van het overleven wordt.
Boetseren met woorden
en zinnen is continu aanwezig. Dat kan heel klein zijn, zoals de
uitweiding over melde, de plant die je jong kan eten om je magere
rantsoen aan te vullen maar die in de zomer bitter begint te worden.
Of door het zoeken van woorden die het negatieve ombuigen naar iets
wat prettiger is. De geuren in de fabriek worden voorzien van
woorden: eetwoorden en vluchtwoorden. Zelfs 'schoensmeer' kan zo'n
woord zijn en
“derivaat klonk troostrijk”.
Het
boek barst uit zijn voegen van de mooie zinnen. “We
waren allemaal anders dan we waren,”
blijft haken. De honger maakt blind net als het gedwongen samenzijn.
Kan het treuriger? Of deze zin: “Ik
weet niet waarom tot grijs verouderd roze zo strelend en betoverend
mooi is, niet meer mineraal maar droefvermoeid als mensen.”
Ze wordt gevolgd door de vraag of heimwee een kleur zou hebben. (Het
genoemde grijs is de kleur van slak die in de winter warmte gaf.)
De
honger is constant aanwezig. Als Leo besluit zo lang mogelijk te
genieten van een bord soep merkt hij dat de honger als een hond
achter de schotel zit en vreet. Het bord soep krijgt hij van een
vrouw waarmee hij een stuk steenkool wilde ruilen voor wat
aardappels. Ze nodigt hem binnen en het blijkt dat haar zoon na
verraad van de buren naar Siberië is gestuurd en Leo aan die zoon
herinnert. Hij voelde zich ongemakkelijk en kon het niet verdragen om
twee mensen te zijn, “twee
gedeporteerden, dat was mij teveel.”
Hij was zichzelf al een last te veel. De overdenking van de
kampbewoner maakt dat het over meer gaat dan mooie woorden.
Het
verhaal over een zwakzinnige vrouw doet hier nog een paar scheppen
bovenop. Kati-de-platon snapt niet wat straf is. Ze leeft in haar
eigen wereld. Haar disciplineren is onbegonnen werk. Ze vermurwt
hiermee uiteindelijk de kampcommandant. Hij laat haar doen waar ze
goed in is: de vloeren dweilen. Zelfs de honger heeft geen vat op
haar. Ze heeft het bedelen niet nodig. Ze steekt haar hand in een
mierenhoop en likt de zwarte handschoen als voedsel op. Zou er
manier zijn om het onmenselijke van de kampen beter neer te zetten
dan aan de hand van Kati?
Net
als Oskar Pastior zou ook Leo Auberg zestig jaar later zijn verhaal
vertellen. De vijf jaar in het werkkamp zouden Leo nooit meer
verlaten en zijn leven losslaan. De honger
maakte gek, steeg naar de hersens, drukte maag en borstkas samen. Ook
Pastior werd ten diepste geraakt en bleef kwetsbaar in Roemenië.
Vreemd was dat ik vele pagina's het gevoel had over een vrouw
als hoofdpersoon in plaats van over een man te lezen, hoewel die
mannelijkheid wel benoemd werd. Kappersbezoeken, veel aandacht voor
kleding (maken), inlevingsvermogen, aandacht voor anderen,
fijngevoelig, het zal allemaal wel meegespeeld hebben in mijn mislezen, maar
ik kan er de vinger niet op leggen hoe het precies kwam. Waren het de
tonen in de tekst die ik onbewust associeer met vrouwelijkheid? Het was al doorgedrongen bij de opmerking dat Leo
maar met moeite zijn drang kon bedwingen om een collega kampbewoner
te strelen in een zeldzaam moment van gelukzaligheid, liggend op geel
zand onder een blauwe hemel. Mogelijk zit daar een reden of is het de vrouwelijke auteur die stukjes vrouw in haar man schreef.
Anderzijds verdween door het hongeren het
HIJ en ZIJ. Ze “zijn
niet mannelijk of vrouwelijk, maar objectief neutraal zoals objecten
– waarschijnlijk onzijdig.”
Het doet er – hier helaas door de omstandigheden – niet zoveel
toe als dat het verschil wel eens opgeklopt wordt. Mannelijk en
vrouwelijk blijken weer eens dicht bij elkaar te liggen.
Zonder Herta Müller had ik dit verhaal niet gekend. Inmiddels woont de schrijfster in Berlijn en maakt teksten door te schuiven met uitgeknipte woorden. Er is een prachtige documentaire over haar schrijverschap, de Duit-Roemeense afkomst en de littekens die ze opliep tijdens Ceausescu dictatuur. Hij zat onlangs in Zomergasten. Die documentaire was ook de reden dat dit boek een paar weken geleden geleend werd in de bibliotheek.
Het lezen op die schommel was twee weken lang een heftig avontuur.
Volgende bespreking onder foto.
Laatst gelezen boek boven.
Oil,
the State and War
van Emma
Ashford onderzoekt
welke rol olie speelt in de buitenlandse politiek van staten. Ze doet
dit op een heldere en ook voor geïnteresseerde leken goed te volgen
manier. Daar waar de draad dreigt te verdwijnen, komt een handige
herhaling of samenvatting.
Het is belangrijk niet alle
olielanden over een kam te scheren, maar ze per type te bekijken is
een centrale stelling in het boek. De olie exporterende landen worden gesplitst in een drietal typen, waarbij de derde groep een soort
bonus type krijgt*:
Typen oliestaten |
|
► Olie afhankelijk |
Olie-inkomsten meer dan 10% BBP. |
► Grote producent |
Jaarlijkse olie-inkomsten meer dan $ 1.000 per inwoner |
► Super producent |
Olieproductie groter dan 2 % van de wereldwijde oliewinning. |
→ Super exporteur |
Meer dan 2% wereldwijde oliewinning en een netto exporteur. |
Olie als wapen
Het oliewapen definieert ze als de inzet van grondstoffen als een middel bij onderhandelingen door een exporteur, inclusief het gebruik van prijs manipulatie en embargo's. Een handig overzicht (1941-2020) laat zien waar dit gebeurde en of dit het gewenste resultaat opleverde of faalde. In maar een paar kwesties was sprake van een succes, zoals gedeeltelijk de olieboykot tegen Zuid-Afrika.
In alle andere gevallen gaat het deze eeuw om gebruik door Rusland tegen landen voortgekomen uit de Sovjet Unie (met een gezamenlijk leidingennetwerk) en een voormalige bondgenoot Tsjechië. In 2006 zette Rusland het 'oliewapen' in tegen Oekraïne. De kraan werd gesloten, “de eerste oorlog van de 21ste eeuw,” citeert Ashford Le Monde. Maar het zou niet langer dan vier dagen duren en moet volgens de schrijfster, die wars blijkt te zijn van sensatiezucht, op grond van beschikbare informatie niet getypeerd worden als geopolitiek verhaal, maar meer als een voortdurend meningsverschil over prijzen en schulden. Het was het begin van een serie maatregelen, tegen Georgië, Moldavië, Wit-Rusland en Tsjechië. In alle gevallen zou het gaan om geopolitiek vermengd met economie. Ze constateert dat Rusland dan wel agressief was met het gebruik van het energiewapen, maar er weinig succes mee had. Een waarschuwing was het terugblikkend wel, zo erkent ze (het boek verscheen in de zomer van 2022).
Oorlog om olie
Ook oorlog om olie komt maar zelden voor. De twee meest genoemde voorbeelden: de invasie van Irak in Koeweit (1990, per abuis wordt 1991 genoemd); en de Japanse inname van Nederlands Indië in 1942 draaien niet uitsluitend om olie, maar ook om de positie van het regime en nationale veiligheid. “Er is weinig onderbouwing om aan te nemen dat olierijke landen zijn aangevallen voor hun grondstoffen,” stelt de schrijfster. “Staten moeten zich zorgen maken om voldoende middelen voor komende militaire mobilisaties, maar onderzoek suggereert dat methoden die uitgaan van de markt of indirect van aard zijn vaak effectiever zijn dan oorlog.” Kortom je kan olie ook zonder oorlog beheersen.
Gevoelig voor oorlog
Is er dan wel een verband tussen olie enerzijds en buitenlandse en militaire politiek en oorlog aan de andere volgens Ashford? Ja maar mogelijk niet zoals gedacht. Alle olielanden hebben een ding gemeen, ze zijn sneller geneigd om oorlog te gaan voeren dan landen zonder deze rijkdom. Daarvoor zijn verschillende redenen. Een olie producerend land kan de staatskas vullen zonder een beroep te doen op burgers (er hoeft dus niet te kiezen tussen brood of bommen); het kan wapens kopen en er een hoge militaire begroting op na houden. Bovendien valt er door de olie-inkomsten een grotere taart te verdelen. Sterker nog ook als de olie-inkomsten weer teruglopen, dan blijven deze uitgaven overeind en doen dan een excessief beroep op de overheidsinkomsten. De olielanden besteden duidelijk meer dan hun gelijken zonder olie. Verder lezen kan hier
Volgende bespreking onder foto.
Kort daarop zou de aandacht gestaag groeien tot
ongeveer 2017 (zie grafiek). De Rainbow Pocket, uitgegeven in 1996, die ik las is
daar een uiting van. Zo'n boek is ideaal voor het genereren van aandacht en voor de kleine beurs, maar
minder geschikt voor de (oudere) lezer. Ruim 400 kleine dicht
bedrukte pagina's maken het opnemen van de hier en daar moeilijk te
volgen experimentele stijl van Fuentes niet gemakkelijk. Het
is de inspanningen wel waard.
In 2012 zou Cees
Zoon in de Groene Amsterdammer
schrijven dat het onmogelijk is Mexico zelfs maar beginnen te
begrijpen zonder Fuentes te lezen. Het boek over de lotgevallen van
Artemio Cruz was in zijn oeuvre zijn grootste meesterwerk, schreef
Zoon. Het boek beschrijft hoe Cruz zijn deelname aan de strijd tijdens
de Mexicaanse revolutie opklopte en verdraaide om zijn eigen status
op te poetsen. Hij was deel van “een
bende corrupte zakkenvullers en machtswellustelingen.” De
idealen van de revolutie werden gecorrumpeerd. Die visie is nu
gemeengoed. In 1962 nog niet.
Nexis: Boeken & Carlos Fuentes. |
Een deel van het verhaal speelt in het Spanje waar Franco net de Spaanse revolutie heeft verslagen. Fijn dat we dezelfde taal spreken, is een opmerking gericht naar het Mexicaanse personage dat meevocht (je komt hem vanzelf tegen als je het boek leest). Het is een subtiele sneer naar de internationale brigades. Onomwonden wordt ook kritiek geleverd op de krijgskundige inzichten en moraal van de strijdkrachten van de republiek. De anarchisten worden eenvoudigweg als een stelletje defaitisten afgeserveerd. (Al eerder in het verhaal leerden we dat het bestuderen van Bakoenin en Kropotkin ons nergens brengt). In het boek is het Spanje van de fascisten overigens niet veel meer dan een podium voor de verwikkelingen binnen het verhaal.
Het is echter het sterfbed van Artemio,
zijn herinneren, zijn denken, zijn kijken, zijn voelen, en sterven dat centraal staat.
Een sterven dat een nieuw begin is en pas afgerond als alles ophoudt: het leven, de
aarde, en als het heelal verdwijnt. Het is magisch realisme met een
vleug medische wetenschap, biologie, en natuurkunde. Bovendien is Artemio's legaat een aanklacht tegen alles wat mis is in Mexico – “niet
één land, maar duizend landen met één naam” - met zijn
hebzuchtige leiders, onderworpen vakbonden, nieuwe
grootgrondbezitters, Noordamerkiaanse investeringen, gevangengezette
arbeiders etc etc. Artemio zou er vandaag de drugsbaronnen ook in
opnemen.
De dood van Artemio Cruz was weer een boek waar de
schrijver door zijn gebruik van de taal probeert het spreken en denken van mensen te vangen. Een gesprek vermengt zich
met flarden van zinnen elders uit dezelfde ruimte. Korte
of langere observaties blijven zich in het hoofd herhalen en zinnen
rijgen zich aaneen tot een brei waaruit een deel van het verhaal
ontspruit. Elders ontvouwt zich het leven en het sterven in korte zinnen afgesloten
met ...
3 opmerkingen:
"De meeuw":
“En er is geen menselijke kracht die nog kan veranderen wat eenmaal is begonnen, omdat het onmogelijk is om anders te handelen, omdat oorzaken, argumenten, meningen en feiten de mensen gedwongen hebben het te laten beginnen”, wat een actualiteit.
Ik geloof niet dat ik op het ogenblik voor een "oorlogsboek" ga. Of jij moet er jubelend over zijn.
Nee jubelend ben ik er niet over. Het is een oorlogsboek, maar zonder veel directe verwijzingen. Wat wordt wel en niet gezegd en waarom is dat zo? Je wordt gedwongen die vragen te stellen. Het maakt dat je ook buiten de tekst gaat lezen. 'Tussen de regels' is wat te beperkt om dit te beschrijven. Hele pagina's komen erbij. Het is een knap boek, met verzorgde taal, maar vooral te 'aristocratisch' voor mij.
Het boek speelt in tijden van oorlog. Zoekt troost. Maar het is toch vooral een boek over de mens en zijn lotsbestemming; het bestaan.
Een reactie posten