“Niets kan een levend wezen dat vrij wil zijn stoppen.” Dat zijn de optimistische woorden waarmee Last man in tower door Aravind Saiga eindigt. Het boek beschrijft de perikelen in een torenflat nadat een vastgoed bouwer de bewoners een hoge uitkoopsom heeft beloofd bij het verlaten van de woningen, zodat hij de vrij komende ruimte kan gebruiken om iets nieuws te bouwen.
Het is de bedoeling dat alle bewoners hieraan meedoen, omdat de
afbraak niet door kan gaan als er ook maar een bewoner is die weigert
te vertrekken. Dat idee is mooi, maar vastgoedondernemers hebben
goede banden met politiek en politie en weten argumenten oneigenlijk
kracht bij te zetten. Dat de groepsdynamiek in de flat naar de
knoppen gaat nu de rijkdommen voor de bewoners voor het grijpen lijken te liggen, helpt de bouwbelangen ook.
De titel verklapt het al:
uiteindelijk is er een man die niet weg wil. Voor anderen is dit niet
te verteren of onbegrijpelijk. De onderwijzer in rustte wil blijven,
verder niets. Gewoon een principe om je aan vast te houden. Of misschien
wel sentimenteel en nostalgisch, omdat in die flat zijn zoon, dochter
en vrouw hebben gewoond. De laatste twee zijn gestorven, de dochter
nogal tragisch. De plaats is een herinnering aan hen. Een woning is vaak meer dan een dak boven het hoofd.
Voor een bouwondernemer is een gebouw materiaal en ruimte. Zelf had ik het
volgende nooit bedacht: er zijn twee evengrote kamers, de ene is 4x5 meter en
de andere 10x2. Welke kost meer, vraagt de ondernemer aan zijn
linkerhand. De 10x2 kamer is niet alleen minder comfortabel, maar ook duurder door het materiaal dat
gebruikt wordt voor meer meters muur. Logisch, maar als het je vak
niet is dan kom je daar niet meteen op.
De bouwer zet
winkelcentra neer en wolkenkrabbers, maar hier stuit hij op een
onverzettelijke man. Die houdt zijn business tegen, terwijl dat toch een onderneming
is die India opstoot in de vaart der rijke landen. Als de
bouwondernemer een haringachtige vis (hilsa) eet die hij aan stukken
snijdt, dan moet hij ook aan de gepensioneerde onderwijzer denken. Het
is een metafoor die zo uit een maffia boek lijkt te komen en
misschien juist door dat cliché zo krachtig is.
Even
herkenbaar is dat het verhaal van de self made man dat hij met niet
meer dat zijn kleren en 12 roepies op blote voeten in de stad aankwam
om dan langzaam aan door veel inzet rijk te worden, niet waar kan
zijn. Grote mannen (en waarschijnlijk ook vrouwen) laten stukken weg
uit hun levensverhaal of zetten zaken vetter aan om het indrukwekkender te maken. Het zijn dit soort observaties die van het
boek meer maken dan een mooi verhaal.
Niet alleen schrijft Adiga over de intriges tussen bouwondernemer en bewoners, tussen bewoners onderling of het uit de hand lopen van de onenigheid; het boek brengt de lezer ook die grote Indiase stad binnen waar drukte heerst, verschillende religies samenleven (wat niet altijd even gemakkelijk is), waar veel thee wordt gedronken en lekker gegeten, en waar kooplieden achter hun stalletjes slapen. Net zo gemakkelijk wordt een kleurrijke advocatenpraktijk neergezet als een chique restaurant. Het strandleven (zowel voor armen als rijken) duikt regelmatig op, maar ook de bouwvakkers die met manden met bouwmaterialen de hoge appartementencomplexen beklimmen kom je tegen. Je stapt kortom de metropool Mumbai binnen.
Ook de kleinzieligheid van de bewoners wordt beschreven. Er is iemand die door de vuilnisbakken van zijn buren neust om te kijken wat ze doen. In de bak van de jonge ongetrouwde journaliste worden condooms gevonden, oh wat een schande. Een ander gooit zijn botten van het vlees niet weg, omdat hij geheim wil houden dat hij dit eet. Vegetariër zijn, is immers veel hoogstaander. Of er liggen restanten uit dat chique restaurant wat een etentje tussen vastgoedtycoon en de 'communiste' verraadt. Dan zijn er nog de vele voorbeelden van flatbewoners die zich mooier voordoen dan ze zijn en anderen die daardoor heen prikken..
Over de gevolgen van de machinaties wordt door de meeste personages in dit boek uiteindelijk makkelijk heengestapt, maar zwakjes fonkelt er wat licht door de beroerde situatie heen, al zal het nooit worden als gewenst. Ook in India staan er wetten tussen droom en werkelijkheid. Geld is nodig om bijvoorbeeld op het strand limonade voor je kinderen (en hun vriendjes) te kunnen kopen. Je zult soms compromissen met mooie principes moeten sluiten (al zijn er ook grenzen) om dat te krijgen.
De laatste man is de hoofdpersoon van het boek. Niet de bouwondernemer. We komen steeds meer over hem te weten, over zijn gezinsleven, zijn karakter en doen en laten. Uiteindelijk blijkt....nee lees het boek daarvoor zelf maar. Zwartwit is dit leven niet, in twee woorden wel koppig principieel, maar aan die trekken wordt nog veel vastgeknoopt. In een wereld waar geld en de dreiging naar anderen de sociale samenhang verknalt, wordt zijn naam uiteindelijk herinnerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten