Stefan Zweig's Schaaknovelle kreeg ik voor mijn 56ste verjaardag. Mooie uitvoering en prettig om te lezen. Twee schaakkarakters komen elkaar tegen op een boot naar Brazilië. De één een arrogante domoor en wereldkampioen, die niet meer kan dan schaken en dit ten gelde maken. De ander is een bescheiden man die door het spel isolatie in gevangenschap bij de Gestapo heeft overleefd.
Die tweede leerde eerst 150
schaakpartijen uit een gevonden boekje uit zijn hoofd om het moraal
brekende niets, waarin hij zich bevond, te doorbreken. Toen daar geen
uitdaging meer in zat, begon hij zich aan te leren tegen zichzelf te
schaken. Dat bracht hem naar een zenuwinzinking, maar ook naar de
vrijheid.
Op die boot speelt hij voor het eerst
sinds 25 jaar weer een partij. Hij bleek nog steeds een enorme
schaakdenkkracht te hebben, maar ook een blijvende geestelijke
kwetsuur. Hij verdwijnt weer zoals hij gekomen is, bescheiden. De
omstanders blijven onthutst achter.
Volgens de achterflap is het een
beroemde novelle over eenzaamheid. Voor mij spreekt er eerder de
kracht van de eenling tegenover de kracht van isolatie uit. Een in
gevangenis literatuur veel voorkomend thema.
*****
Strijd, handel en zeeroverij uit 1968
door Jef Last heb ik jaren geleden al eens gelezen. Het gaat over de
Nederlandse tijd op Formosa. “Geen twee van de honderd
Nederlanders weten het nog,” vermeldt de achterflap, “maar
Formosa was veertig jaar – van 1623 tot 1663 – een Hollandse
kolonie.” Last is een activist, schrijver en Sinoloog
met wortels in de linkse beweging. We hadden het aan tafel over het
boekje en ik heb het weer gekocht en gelezen. Hij vertelt over die
veertig jaar vanuit een bezoek aan het eiland in de 20e eeuw.
De Nederlanders vestigden zich begin
17e eeuw op een van de Visserseilanden. Dat zijn eilanden tussen Taiwan en het
Chinese vasteland. De vesting werd 20 jaar later afgebroken en de
Nederlanders verkasten naar Formosa met de belofte van handel met
China.
Het gaat niet wennen – ook al kan je het verleden niet beoordelen met de ogen van het heden –,
maar het Hollandse grof geweld doet slechts machtsbelust en weinig
geciviliseerd aan: “De 1500 Chinese slaven, die hierbij [de bouw
van een vesting] te werk gesteld werden, kregen een pond rijst per
dag te eten. (Als straf voor de dood van 17 Hollandse zeelieden, die
door een Chinese kaper vermoord waren.) Van die 1500 slaven stierven
er 1300 tijdens het bouwen.” Last laat zich hier niet
onbetuigd: “Het moet een eerste 'vernietigingskamp' geweest
zijn!” Later in het boek (pp. 78-79) komt een verdrag tussen
Engelsen en Chinezen aan de orde, dat “een monument van
menselijke redelijkheid,” genoemd wordt: vrijheid voor alle
partijen en lucratief bovendien. Het kon toen dus óók anders.
Afgelopen jaar zag ik een documentaire
over Van
Imhoff waarop alle Duitsse krijgsgevangen aan hun lot werden overgelaten op een
gebombardeerd en zinkend schip. Ook zusterschip de Boelongon
wilde geen bijstand verlenen. Ik kende het schokkende verhaal voor
die uitzending niet. Last haalt het aan alsof het algemeen bekend
is bij een beschrijving van het buitmaken van een zeventiende eeuwse
koopvaarder. De bemanning wordt zonder zeil en tuig in een sloep gezet ver van land. Nooit meer wat van gehoord. Zouden “de
bemanningen van de Van Imhoff en de Boelongon zich in 1942 die
kapitein tot voorbeeld genomen hebben?”, vraagt de schrijver zich retorisch af.
De Nederlanders verklaarden zich al
snel de machthebber over Formosa en haalden door zware belasting en
straffen het onderste uit de kan. Dominees werden ingezet om een
binnenlandse klasse van gedwongen christelijke onderdanen te creëren.
Dat dit uiteindelijk tot weinig bondgenoten zou leiden en dat een opstand
onvermijdelijk was, nam men blijkbaar op de koop toe of voorzag men
niet.
“Alles wat hij op deze reis gehoord,
gezien en ervaren had, was even fascinerend geweest, waarom zou het
anderen niet ook kunnen boeien die nog in de mensen van het verleden
de mens van het heden herkennen?” eindigt Last zijn prettig
geschreven boek – beperkt in omvang, maar zeker geen niemendal –
over het falende Nederlandse koloniale beleid op, de bevolking van,
en de stichter van het Chinese Formosa.
****
Dat vuur der grote drama's van Edgar
Cairo (†
november 2000) nam ik mee op mijn fietstocht van juni. Het
viel me zwaar. In de jaren tachtig, een paar jaar nadat het uitkwam
had ik het al eens van voor naar achter gelezen, en ik kan me niet
herinneren dat ik er zoveel moeite mee had.
Het Nederlands is een “kleurrijk
spel van taal die nergens anders dan in het werk van Edgar Cairo
terug te vinden is,” lees ik in een recensie uit 1982 (Gooi en
Eemlander 24/11/82). Niet alleen is de woordvolgorde aangepast, ook
zijn woorden hertaald. Ik struikel over antoesjastling en twalet. In
de jaren zeventig en tachtig werd meer met taal geëxperimenteerd en
theoretisch taalwetenschapper Cairo deed het met verve. Maar ik vind
het nu – in de 21e eeuw waar de verbeelding is verbleekt, blijkbaar ook bij mij – wat
veel. Vorig jaar haalde Trouw (19/08/17) zijn invloed op de
Nederlandse taal nog aan.
De reden dat ik het uitlas, waren de
intrigerende thema's en dat ik de literaire aanklacht tegen het racisme van
de jaren tachtig wilde herlezen. Cairo droeg het boek op “aan de
discriminerende meerderheid van het literaire wereldje in Nederland.” Dat racisme bestaat nog steeds, maar er is wel een extra dimensie aan
toegevoegd, het angst- en haatzaaien tegen de Islam.
Cover
Op de voorkant van het boek staat een
tekening van een man die een een korjaal pagaait en waarop een vrouw met losse blonde haren en ontbloot bovenlichaam voorin de boot staat.
Kort na het tafereel uit de roman zou de vouw schrikken en overboord
vallen. Het redden van de drenkelingen zal mislukken, doordat
opstandige en gevluchte slaven dat onmogelijk maken.
In het boek speelt drie eeuwen later
nog een blanke vrouw een voorname rol. Het is Anna, de vriendin
van Atti. Hij is een werkeloze welzijnswerker van Surinaamse komaf en hoofdpersoon in het
boek. Dan is een dergelijke relatie wel mogelijk. Maar Atti kan door het gewicht van de geschiedenis ook dan een dergelijke relatie
amper tot niet aan.
Boodschap
Daarmee is een duidelijke boodschap
gegeven. Er is een vreselijk deel binnen de Nederlandse
geschiedenis, dat niet uitgewist kan worden als krijt van een
schoolbord. Die boodschap is al die jaren later een klein beetje meer
begrepen. Maar een conservatieve meerderheid wil er niet aan dat ook
andere groepen binnen de samenleving een geschiedenis, cultuur en
identiteit hebben die mee moet tellen. Dat is een gemiste kans, zeker
nu we al weer een stap verder zijn in het proces van wijkende
standpunten.
Het boek speelt in verschillende tijden
en verschillende werelden. Gebogen en gediend wordt er zowel in de
17e als 20ste eeuw. Door vrije en toch gevangen slaven rond de
missiepost Pilgerhuth in de Surinaamse binnenlanden en door de vader
van Atti die graag schoolhoofd wil worden en assimileert en zichzelf
daarmee ontkent.
In beide werelden is sprake van geweld en racisme. In de 17e eeuw van blanken tegen slaven, slaven onderling en
tussen inheemse stammen en in de 20ste racisme van boze witte mannen en
politie in een Amsterdamse volkswijk. Dit geweld wordt naakt
neergezet. Maar Atti wordt ook uitgebuit en bedrogen door een
Afrikaanse vluchteling en Koerdische vriend. Het boek is niet alleen
vlijmscherp, maar laat ook weer nuances zien, andere gezichtspunten.
Het kijkt, ook letterlijk, in de gekleurde keuken, waar ook alles niet even fris is. Los van al die rijkdom is het ook een spiegel om racisme te herkennen
of om te begrijpen hoe bepaalde opmerkingen in een gespannen situatie
verkeerd kunnen vallen.
Magie
Er is veel magie in het boek. Dat is
mooi. Dat zijn de oude verhalen; het geloof en de mythes. Atti wordt
grijs als gevolg van een vloek en sleept zijn omgeving in zijn
ongeluk mee. Tijdens het lezen moest ik weer aan twee studenten op
Lombok denken. Ik had een ansichtkaart gekocht van pal naast elkaar
liggende meren met zeer verschillende kleuren en stelde dat het wel
begrijpbaar was dat men hier vroeger het werk van goden of tovenaars in had
gezien. Ze reageerden gepikeerd: “Als je maar niet denkt dat …”
Atti blijft tenslotte achter in een
gevecht met een spin die hij verwijt zijn leven op alle fronten
kapot te hebben gemaakt, wereld, verleden en liefde. “Ik wordt
gek van je! Gek! Gek! Gek! Spingek!” Daarmee komt ook de magie
in het boek weer in een ander licht te staan, maar de aanklacht tegen
het stelen van zweet, het uitwringen van tranen en de wurggreep van
het racisme blijven in het gevecht met de spin wel overeind.
***
De samoerai van Shusaku Endo beschrijft
de tocht van vier lansiers als gezanten naar
Mexico, Spanje en Rome met een Franciscaanse monnik, Velasco. De reis
lijkt voor de Japanners bedoeld om directe handel met Spanje op te
zetten, zonder dat deze via Manilla loopt. Velasco doet dit om de
positie van de Franciscanen (en het bestrijden van de Jezuïeten) in
Japan te versterken en met het oog op zijn eigen heil en glorie (en
die van God).
De Franciscaan is een door passies gedreven machtspoliticus – de Spaanse gouverneur in Mexico stelde dat hij beter diplomaat had kunnen worden dan geestelijke – die al intrigerend zijn positie ten opzicht van de Raad van Ouderlingen in Japan en de Katholieke geestelijkheid in Mexico weet te versterken. Madrid en Rome blijken moeilijker hindernissen.
De Franciscaan is een door passies gedreven machtspoliticus – de Spaanse gouverneur in Mexico stelde dat hij beter diplomaat had kunnen worden dan geestelijke – die al intrigerend zijn positie ten opzicht van de Raad van Ouderlingen in Japan en de Katholieke geestelijkheid in Mexico weet te versterken. Madrid en Rome blijken moeilijker hindernissen.
Slachtoffer van de onderneming zijn de
lansiers “Vanaf het moment dat we gezant werden, zijn we in de
maalstroom van de politiek gezogen. Als je eenmaal in die stroom
geraakt bent, kun je alleen maar op jezelf bouwen,” stelt
lansier Matsuki die probeert te doorgronden welke belangen op de
achtergrond meespelen. Hij haakt dan ook af als gezant zo snel dit
kan; tegen de opdracht in. De andere drie gaan gezagsgetrouw door.
Er zijn ook andere slachtoffers. In
Mexico komen de reizigers langs spookstadjes. Ze zijn vertrapt door
de Spanjaarden in dienst van onderwerping en zending. Een Japanner
die al eerder in Mexico belandde, legt uit dat de padres
onwetendheid veinzen “en in alle zogenaamde oprechtheid
prediken ze Gods barmhartigheid en Gods liefde.” Maar ongelovig
is de man daardoor niet geworden: “Mijn Jezus vind je niet in
vorstelijke kathedralen. Hij woont onder deze ellendige indianen …”
en “Hij kon zijn ogen niet sluiten voor alle kwellingen en
verdriet van deze wereld.” Bevrijdingstheologie avant la
lettre, in een boek geschreven in de jaren tachtig van de
twintigste eeuw toen deze theologie krachtig was.
Theologische vraagstukken zijn
belangrijk in het boek. Een lansier merkt op dat er gezegd wordt dat
Jezus – de uitgemergelde man die overal hangt – de zonden van de
mensheid op zich nam. Hij constateert dat niemand het daardoor beter
heeft gekregen in de streek waar hij vandaan komt.
Naast die theologie speelt ook macht
een voorname rol en soms de verbanden tussen beide. Een kardinaal
stelt het behouden van de positie van de kerk voor het uitdragen van
de Christelijke naastenliefde. Anderzijds doet de Japanse overheid wat goed is voor de
overheid en kan ze, net als een generaal in een slag, geen rekening
houden met de individuen. Wantrouwen in de instituties is er op
religieus en wereldlijk gebied. Dat blijkt volkomen terecht.
En passant kom je door de Spaanse
positie in de wereld ook tot een ander wereldbeeld. Voor mij als
Nederlander gaat in de 17e eeuw de weg naar Azië om Kaap de Goede
Hoop. Spaanse kolonialen bracht een oversteek van de Atlantische
Oceaan in de Nueva España en daarna een reis over land en de over de
Stille Oceaan in de Filipijnen.
Het boek leest als een westerse roman met een spannend avontuur.
Endo is Christen en gedeeltelijk opgeleid in Europa. Dat het door een Japanner geschreven is, maakt toch dat je het anders
leest. De vileine opmerkingen van Velasco over het Japanse
volkskarakter keren zich als vanzelf tegen de Westerse koloniale
machten die zelf ook aan de gegeven stereotypen voldoen.
Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.