Onderweg had ik wel een maaltje mossels
kunnen plukken. Het was koud genoeg om ze goed te houden op de fiets,
maar deed het niet, stel je voor dat iedereen die passeert dat doet.
Want hoewel niet alle paaltjes mensen zijn trekt een lange stoet
langs de zee.
Wel kocht ik kapucijners, een pondje, los
afgewogen uit een grote zak. “Ik eet ze met picalilly,” zei de
verkoopster in de schuur bij Geversduin. “Ik met stroop,”
antwoorde ik, “raasdonders met stroop.”
2 opmerkingen:
Dat ik nog nooit raasdonders heb gegeten. Is dat winterkost, Martin, of kan je die het hele jaar door eten?
Mooie plaatjes weer. Je fietst en verbreedt de (jouw, onze) horizon. Genieten.
Raasdonders is een zeemansterm voor kapucijners. Tenminste zo ken ik het, als laatste zeeman van een lange familiegeschiedenis waar men op zee voer (vissers en slepers). Ook militairen gebruiken de naam. Zie bijvoorbeeld dit krantenartikel uit 1887:
"Twaalf nur is het uur van middagschaften. Dan wordt aan de bakken rondgediend: erwtensoep met spek of gezouten vleesch, en twee maal 's weeks grauwe erwten met speknat en „kaantjes", een seer geliefde spjjze, beter bekend onder den naam van „bramstagloopers" of „raasdonders", omdat ze op het einde der reis wel eens wat hard worden en dan op het bord en in de maag zoo kunnen rollen en rommelen, weet u?" ( De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad, 27-06-1887)
Een reactie posten