The
Left in China; A Political Cartography
van Ralf Ruckus beschrijft linkse protestbewegingen vanaf 1948, het jaar van de oprichting
van de Volksrepubliek China. Dit gebeurt aan de hand van
met zorg gekozen voorbeelden uit de strijd van arbeiders, studenten,
feministen, boeren en linkse intellectuelen en leden van de politieke
(maoïstische) bewegingen.
De schrijver studeerde in de jaren
80 in Berlijn en Londen, maar weigerde een academische carrière te
beginnen en werkte in plaats daarvan als arbeider, terwijl hij zich
bezighield met sociale bewegingen (van kraken tot migranten en
arbeiders), vanaf de jaren 90 steunde hij de arbeidersstrijd in
Europa en Oost-Azië. Vanaf de jaren 2000 ging hij zich richten op de
analyse en ondersteuning van arbeiders, migranten en vrouwen in
China. Na het opzetten van het platform gongchao.org
en het vertalen van een reeks boeken geschreven door Chinese
arbeiders, activisten en linkse intellectuelen in het Engels en
Duits kwamen zijn eigen publicaties. Dit boek (2023) en eerder The Communist Road to Capitalism (2021).
Protest
Mijn
reden om zijn tweede boek te gaan lezen is dat het een verhaal vertelt over
protest en verzet in de Tweede economie, de fabriek van de wereld,
een economische en demografische reus met grote invloed op het
wereldtoneel, waarmee het Westerse deel van de wereld steeds meer mee op ramkoers ligt. Veranderingen in China hebben globale effecten. Het
land wordt autoritair bestuurd en er is weinig zicht op bewegingen
tegen de controlerende macht van de Chinese Communistische
Partij. Om die reden las ik eerder ook het boek Popular
Protest in China (2018) door Teresa Wright.
Een opmerking die ik bij dat boek maakte (“Wat
helaas ontbreekt in het boek is een overzicht van linkse kritiek op
de elite die economische liberalisering combineert met een autoritair
bestuur.”) is voor The Left in China
juist een uitgangspunt.
Beide boeken
beschrijven protest en verzet in China, maar niet alleen is Ruckus'
boek
vijf jaar later verschenen, de
benadering verschilt ook aanzienlijk. Ruckus richt zich expliciet op
de linkse beweging van arbeiders, boeren, vrouwen, migranten en dus op activiteiten die
materiële en organisatorische verbetering van hun positie en meer democratische invloed op het werk beijveren. Ook linkse studenten,
Maoïstsche stromingen van verschillende snit geeft hij in zijn
analyse een voorname rol. Bewegingen in Hong Kong, Taiwan, Tibet en
Xinjiang, activiteiten tegen de klimaatcrisis en voor het milieu of
vrede houdt hij dan weer buiten zijn beschouwing. Dat vergroot de
focus, maar laat ook relevante informatie buiten de analyse.
Overzicht
De
ondertitel stelt dat het boek een kaart – een overzicht –, geeft
van links in China. Dit doet het boek grofweg tot 2022. Die kaart
laat in verschillende periodes verschillende delen van Chinees links
zien. De schrijver richt zich daarbij vooral op sociale strijd, niet
op de gevestigde politieke stromingen. Op die praktijk is ook de
structuur van het boek gebaseerd, niet op ideologische gevechten en
prominente linkse individuen en organisaties, stelt de schrijver. Dat
beschrijven doet hij thematische en chronologisch, wat ook al blijkt
uit de titels van de hoofdstukken.
Die titels zeggen veel over de inhoud van het boek. In hoofdstuk 2 beschrijft de strijd van arbeiders voor gelijkheid en betrokkenheid in de jaren 50 en 60. Hoofdstuk 3 gaat over arbeidersbewegingen die democratische veranderingen nastreven in de jaren 70 en 80. Het volgende hoofdstuk behandelt sociale strijd die links verzet vormgeven in de jaren 90 en 2000. Hoofdstuk 5 noemt de uitdagingen voor de CCP in de kapitalistische jaren na 2000. Het slothoofdstuk trekt conclusies rond de sociale ontevredenheid en linkse oppositie tijdens de socialistische en kapitalistische fases, dus vanaf 1949. De structuur wordt ook uiteengezet in Tabel 1.
In 150 pagina's wordt zo een staalkaart gegeven van Chinese linkse politieke ontwikkelingen. Dat de protesten tijdens de Culturele Revolutie verder gingen dan de Partij voorstond, wordt bijvoorbeeld uitgebreid beschreven. Groepen begonnen te rebelleren en voor de eigen belangen op te komen, zoals slachtoffers van de campagnes tegen zogenaamde rechtse elementen, maar ook gedemobiliseerde militairen. Ruckus beschrijft het bondig, maar met oog voor grieven, resultaten, verbanden tussen verschillende politieke posities, hoe protesten werden gebruikt in de strijd binnen de CCP. Hij staat ook stil bij de betekenis van van bewegingen voor protesten later. Dat doet hij door de geschiedenis heen. In de jaren negentig staat hij stil bij de boerenprotesten. In deze eeuw beschrijft hij ook de rol van NGO's, basisorganisaties en feministische groepen. De schrijver wijst erop dat bewegingen vaak opdoken bij grote veranderingen in de samenleving (de dood van een vooraanstaand partij lid, ingezette hervormingen e.d).
Beschrijving
Resultaten en repressie
Het boek duikt ongeveer na twee derde de huidige eeuw in en beschrijft die vooral tot 2015. Op dat moment is de huidige president Xi Jinping al drie jaar aan het bewind en neemt de repressie in China hand over hand toe. “Het regime onder Xi Jinping (na 2012) bleef gebruikmaken van geïnstitutionaliseerde methoden voor arbeidsbemiddeling en -controle, maar begon tegelijkertijd meer repressieve vormen tegen sociale onrust in te zetten – dit terwijl de economische groei vertraagde en de loonstijgingen beperkt waren,” zo vat hij samen. Hij staat stil bij de strijd tussen Xi en burgemeester Bo Xilai waarbij de tweede opzij wordt gezet onder beschuldiging van corruptie. Het aanhalen van de teugls leidt er onder andere toe dat activisten onderduiken of naar het buitenland vertrekken. Sterker nog een generatie links activisme wordt er mee beëindigd. Het boek is in 2022 afgerond en over een door repressie steeds minder zichtbare beweging is weinig te schrijven. Toch zou je juist over de huidige stand van links meer willen lezen. Het komt slechts beperkt aan de orde.
Na 2015 verdwenen groepen of gingen ondergronds werken, activisten stopten of werden gearresteerd, zelfs gedood, en zij die nog wel actief waren matigden hun stemmen of vertrokken naar het buitenland. Bovendien linkse stromingen waren op dat moment te zwak om invloed van betekenis uit te kunnen oefenen, constateert de schrijver. Anderzijds schrijft hij dat de protesten, ook recent nog, tot concessies en hervormingen vanuit de CCP hebben geleid, bijvoorbeeld op het gebied van de hukou perssooonsregistratie die van de plattelandsbevolking tweederangs burgers maakt.* Het begin van de eeuw kent een grote opleving van protesten in China, het maakt het “tot het episch centrum van de arbeidsonrust.”
In een tweetal samenvattende zinnen schrijft hij “Echter, sociale bewegingen, samen met linkse stromingen, oefenden op verschillende momenten druk uit op het regime, zodat het reageerde met hervormingen. Deze dynamiek van bewegingen van onderop en tegenmaatregelen van bovenaf duwde de ontwikkeling van de PRC de afgelopen zeven decennia van socialisme via een transitie periode naar uiteindelijk kapitalisme.” Wederom geen onverdeelde positieve ontwikkeling hier vanwege ideologische ontwikkelingen.
Covid
Een
zeer zichtbare vorm van recente protesten waren die tegen de zeer
stringente maatregelen rond Covid, waarbij mensen voor langere
periodes feitelijk in hun huizen werden opgesloten. De controle was
enorm, maar de beweging ook niet uit te vlakken. Met dit beleid
bereikte de CCP haar grenzen. Een
Chinese demonstrant zei dat ze leuzen riepen
als: 'Xi Jinping, treed af', 'Stop de Communistische Partij',
'Open Xinjiang, open China,' en 'Persvrijheid'. Dat is niet perse
links, maar wel ver voorbij de in China geaccepteerde eisen. In het
boek komt de Covid pandemie slechts voor als hindernis bij het doen
van onderzoek en de ontwikkeling van oppositie op grond ervan blijft buiten beeld.
De auteur schreef er later wel over, zowel over de invloed van
burgerprotest op het
aanpassen van het zero-tollerance beleid als voor de
arbeidssituatie in Taiwan.
Perspectief
Veel
uitzicht op een florerende linkse beweging geeft het boek niet. Er
zijn terugkerende waarnemingen dat veel bewegingen geen lang leven
beschoren is, dat ze door repressie aan hun einde komen en niet veel
sporen achterlaten, al zijn er op dit gebied duidelijke verschillen,
zo geeft hij aan dat de bewegingen van 1957 en 1976 kortstondig en
zonder veel blijvende organisatie waren, maar de Culturele Revolutie,
de Democracy Wall Movement
en Plein van de Hemelse vredebeweging hadden langer effecten, waarbij
bijvoorbeeld opgedane (organisatorische en inhoudelijke) kennis
gebruikt werd in latere bewegingen.
De CCP zet Ruckus neer
als een anti-linkse kracht die zich heeft gekeerd tegen “linkse
collectiviteit en gelijkheidsideeën en praktische invulling ervan.”
De partij heeft nooit toegestaan dat
niet door de Staat gecontroleerde bewegingen zich konden ontwikkelen
tot machtsfactoren. Links of rechts dat maakte daarbij niet uit;
beide werden bestreden als ze zich organisatorisch gingen vestigen of
netwerken opzetten. Het leidt her en der in het boek tot de
ironische waarneming dat een arbeidersstaat het volk kort
houdt.
Hoewel vanaf 2015 de repressie veel sterker is
geworden, schetst hij wel een perspectief vanuit de notie dat de
positie van de CCP minder sterk is dan die zelf voorgeeft: een
economische crisis dreigt; de staatscontrole minder sterk is dan wel
eens gedacht; de centrale Staat is niet goed in staat de regio's te
controleren; conflicten met de Staat complexer zijn geworden, nu ook
met lokale overheden en private bedrijven; en milieucrisis liggen aan
de horizon (jammer dat de milieubeweging in het boek ontbreekt). In
zijn analyse heeft hij geconstateerd dat de bewegingen in staat zijn
tot collectieve acties en coördinatie over regiogrenzen heen en zich
steeds weer hebben gemanifesteerd.
Plan
“Als
het plan,” zo eindigt hij “nog
steeds is om het kapitalisme en het patriarchaat wereldwijd te
overwinnen, dan zijn de taken duidelijk: volg en steun de sociale
strijd van arbeiders, boeren, migranten en vrouwen in de
Volksrepubliek China, sluit je aan bij de oppositionele linkerzijde
daar en verdedig hen tegen de aanvallen van het rechtse regime.”
Het
boek heeft een heldere structuur, taal en opzet. Hoofdstukken worden
verdeeld in voorbeelden van strijd in de betreffende periode. Elke
voorbeeld wordt afgerond met een samenvatting en ten slotte volgt aan
het einde een samenvatting die alle voorbeelden samenbrengt en daar
conclusies uit trekt. Dat het boek zich vooral richt op
arbeidersstrijd en feminisme scherpt die structuur, maar ik mis
vrede, klimaat, milieu, LBGTIQ-strijd, zelfbeschikking of iets als
internationale solidariteit. Dat geeft het boek ook zijn kracht: in
kort bestek krijgt de lezer een overzicht van oppositionele linkse
bewegingen in China zonder te verdwalen in linkse ideologische
uiteenzettingen. Links betekent hier niet de retoriek van de Chinese
Communistische Partij, maar inzet gericht op een beter leven, zonder gebrek en met
invloed op de eigen omgeving.
Noot:
*
Scattered sand, the story of China's rural migrants, van Hsiao-Hung
Pai (Londen: Verso, 2012) geeft van die tweederangs positie een goed,
hoewel ook gedateerd, pre-Xi beeld.