Laatst
schreef ik 'belandt' waar het 'beland' had moeten zijn. Het gevolg
van taalregels aan de billen lappen en wat luiheid. Voor de vlotheid
gebruikte ik geen hulpwerkwoord (van tijd) en daardoor herkende ik
het voltooid deelwoord niet meteen en nam ook geen tijd om het te
zien. Het is met mijn spellen nooit veel soeps geweest. Als klein
Broekie kreeg ik bijles bij – ik meen me te herinneren – juffrouw
Kuipers thuis.
“Waarom doe je
het soms wel en soms niet goed,” vroeg ze vertwijfeld daar aan die tafel in de woonkamer. Dat kwam
omdat ik gokte of het met t, d of dt moest of met t/d of tt/dd. Veel
keuzes zijn er niet en zo kom je al snel aan een hoge onvoldoende.
Die strategie heb ik haar niet verklapt. Het was me wel duidelijk dat dit de bedoeling niet was. Het is nooit wat geworden met spellen. Je kan het als kind maar beter meteen goed
doen, zodat het een automatisme wordt. Onlangs las ik dat Adriaan
Roland Holst vond dat hij wel kon schrijven, maar niet foutloos schrijven. Ik
ben in goed gezelschap beland.
Ooit dacht ik dat het spellen
niet zo belangrijk was. Als duidelijk is wat je wilt zeggen, dan is
het voldoende. Later kwam ik erachter dat spelfouten mensen zo kunnen
ergeren dat ze dan van de weeromstuit de inhoud niet meer kunnen
lezen van wat opgeschreven is. Maar eigenlijk blijf ik erbij: het is
lang het belangrijkste in het leven niet.
Nadenken over wat om je heen wegvalt is veel wezenlijker. De dood hoort bij het leven als de val bij de kegelbaan. Maar toch is er verdriet om de nabestaanden, de persoon zelf die verdwijnt, en het gemis dat iemand geen nieuwe belevenissen meer toevoegt aan jouw en zijn levensverhaal. Ook al is de dood soms een welkom einde aan het leed, dat verdriet om het verdwijnen blijft.
Intussen spelen mijn neus en en hersens een vreemd spel dat Parosmie heet en dat ik de ene keer beter dan de andere kan negeren; vliegen momenteel de zwarte vlekken, als vleermuizen, voor mijn ogen langs; en hapert er wel meer. Het lopen van een paar honderd meter ging me slecht af. Ook die beperkingen betekenen dat een deel van je leven verdwijnt, niet haalbaar meer is. (De pulserende zoem in mijn hoofd ontken ik en die speelt me geen parten, denk ik. Net zo min als de doorgaans aanwezige pijn.)Een gedachte als deze lijkt overigens meer bij de herfst dan de lente te horen, terwijl dat tweede jaargetijde toch echt voor de deur staat.
Wanneer vraag je je weer af wat je kan doen met het leven dat er iedere dag weer is? Waarom niet nu meteen? Ga er eens voor zitten. Je hebt al best veel gezegd de afgelopen jaren. Maar wat staat jouw visie in de weg. Bestrijd die barrières. Met die methode van denken en aanpak kan je nog wel even vooruit en ze biedt openingen om weer verder te komen. Je kan beter doorgaan dan stilstaan alsof het klaar is.
Een allegaartje aan gedachten van een flapoor die zijn fiets naar de fietsenmaker bracht en met de trein terug kwam. Zo heeft ook dat meer zin dan alleen voor fijn trappen.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten