vrijdag 28 februari 2025

Het volgende verhaal


Het volgende verhaal is niet alleen de titel, maar ook de laatste zin van het boekenweekgeschenk voor 1991. Het is geschreven door Cees Nooteboom. Met deze schrijver weet je zeker dat je zal reizen door de fysieke en geestelijke wereld. Aangezien de hoofdpersoon schrijver van reisgidsen is en voormalige docent dode talen op een middelbare school en daar de bijnaam Sokrates had, is die zekerheid helemaal gegarandeerd.

Herman Mussert is een man van weinig aanzien. Hij wordt vooral Sokrates genoemd vanwege zijn lelijke uiterlijk. Hij leeft ook meer in de oudheid dan in het heden. In zijn lessen bracht hij met verve verhalen. Zoals dat over Helios die met zijn wagen langs de hemel trok en zijn vertelling van de aanloop naar het drinken van de gifbeker door Sokrates was een van zijn succesnummers die altijd diepe indruk op de leerlingen maakte.

Hij wordt wakker in een hotelkamer in Lissabon, waar hij niet ingeslapen is, maar wel ooit verbleef met Maria Zeinstra, docente biologie. Zij had een relatie met de sportieve en populaire docent Nederlands, Arend Herfst. Deze Arend had dan weer iets met de beeldschone en hyper intelligente en taalgevoelige leerlinge Lisa d'India. Rond deze vierhoeksverhouding speelt het eerste deel van het verhaal. Marina is voor haar plezier, maar ook uit wraak de relatie met Mussert begonnen. Maar hij moet zich niet teveel in zijn hoofd halen. Ze vindt hem een raar mannetje en zelfs een ziekelijke griezel. Ze voegt hem toe dat er mensen zijn die nooit kinderen mogen krijgen en dat hij er daarvan een is. Lisa wordt tenslotte na een gewelddadige scene op het schoolplein meegesleept de auto van Arend Herfst in. Die zal een paar kilometer verderop op een vrachtwagen botsen. Herfst brak zijn benen en van Lisa heeft Mussert nooit meer iets vernomen.

Het eerste deel doet als vanzelf denken aan de gedaanteverwisseling bij Kafka. Hier ligt een man in bed, op een plaats waar hij niet hoort te zijn. Het verhaal van Kafka dringt zich ook op aangezien metamorfoses een thema zijn dat het boek bij elkaar houdt. Personages veranderen van tijd dat ze aanwezig zijn in de geschiedenis, van naam, nationaliteit en functie. Lisa wordt denkbeeldig Krito, een favoriete leerling van Sokrates. De hoofdpersoon veranderd van een gedreven docent naar een reisgidsenschrijver, die zelf de kraak noch de smaak in zijn eigen werk ziet. Sterker nog uit zijn gidsteksten houdt hij weg wat hij zelf apprecieert om het zo tegen het massatoerisme te beschermen. Dieren veranderen van lijk in voedselbron voor nieuw leven. Leerlingen die streven naar volmaaktheid worden volwassenen zonder hooggestemde verwachtingen en verliezen hun glans.


Reizen is een ander thema. Ongerijmd reizen, zoals naar die hotelkamer. Reizen in de tijd, tussen plaatsen en in de ruimte met de Voyager. Het heelal is de enige plaats waar Griekse mythologie nog leeft in de naam van de hemellichamen. Het tweede deel speelt tussen Belém in Portugal en een stad met dezelfde naam in de monding van de Amazone, zodat je kan vertrekken
waar je aankomt. De genoemde nachtelijke reis van Amsterdam naar Lissabon opent een mogelijkheid om te zoeken in wat was. Maar naar wat precies is niet snel duidelijk. Die tocht gaat langs alle plaatsen uit het korte heilige leven met zijn vlammende roodharige Maria. We verplaatsen ons in het boek van boven in het kasteel bij Lisabon tot beneden aan en op de Taag.

De tijd heeft zijn wetten, waaraan niet te tornen valt. Je kan hem willen rekken, tegenhouden, laten vloeien, stremmen, verbuigen, maar het gaat niet lukken. Wetten of niet, de tijd is eveneens een raadsel, een losbandig en mateloos fenomeen dat weigert zich te laten kennen en waarin wij uit hulpbehoevendheid een schijn van orde hebben aangebracht. De klok in de British Bar van Lissabon maakte duidelijk dat tijd minder rechtlijnig en ordelijk is. Daarvoor was maar een kleinigheid nodig. De tijd laat de zichtbare wereld zich rekken tot het nog een vluchtig, langwerpig ding is. Zelfs de vuurtoren wordt in die tijd opgezogen.


Mussert was ook als leraar al een man met een rotsvaste mening over van alles en nog wat. Je bezig houden met de Nederlandse politiek is bijvoorbeeld iets voor mensen met hersenverweking. Maar als hij aan Churchill denkt, die naar zeggen bij alles huilde, dan meent hij “bij alles, maar waarschijnlijk niet toen hij de opdracht gaf tot het bombardement op Dresden.”
    Hij hecht de voorkeur aan cultuur en aan filosofische onzekerheid, boven de zekerheid van cijfertjes en vaststaande feiten. De ouderdom van de sterren, de afstanden in het heelal het zijn
“belachelijke getallen die ons verpulveren met hun nullen.” Als hij twijfelt aan zijn eigen bestaan dan wijst Maria hem op zijn lichaam en vraagt hoe hij dit noemt, 'mij', 'ik', zoiets toch. Mussert geeft zich hier niet gewonnen en stelt als tegenvraag: “Is jouw ik dan hetzelfde als tien jaar geleden. Of over vijftig jaar?” Zij houdt de zaken graag zakelijk uit elkaar om ze te beheersen.
     Lees je de verhalen uit de Odyssee aan de hand van de gegevens die wetenschappers over de sterren te weten zijn gekomen of als een eindeloze reis, vol verhalen en wendingen, waar iemand aan het einde nog steeds op de reiziger wacht? Hij zoekt het verhaal, niet de oplossing van sommen en vergelijkingen.

Het miezerige mannetje Mussert komt allengs meer tot leven en zal tenslotte zijn verhaal vertellen aan Lisa d'India – of aan Krito – die altijd een rol is blijven spelen in zijn leven, ook al was hij niet verliefd op haar, zoals vrijwel al zijn mannelijke collega docenten.

Het is een boek vol ideeën. Als je er met een vlindernet doorheen zou gaan, dan ving je het ene na het andere citaat om op het internet uit te stallen, zoals “(...) conversatie bestaat nu eenmaal voor het grootste deel uit de dingen die je niet zegt.” Maar opvallend is ook de opmerking dat de dode taal van het Latijn een nog levende wordt uit de mond van Dom Antonio Fermi, een benedictijn die een van de passagiers is op de reis van Belém naar Belém, die het tweede deel van de novelle vormt.

Een andere mede passagier is professor Deng. Hij vertelt dat er naast de visie van Ovidius ook een Chinese visie is op de reis van de zon aan de hemel. Deng excuseert zich daar met een ironische toets voor: “Wij kenden uw mythologie nog niet.” De Chinese versie komt van Qu Yuan: “Ouder dan uw Ovidius.” Nooteboom citeert regels 193-195. De sterrenhemel rond de wereld is nog steeds gekleurd door Griekse verhalen, maar waarom juist die? Het doet op het eerste gehoor uiterst eigentijds aan dat Nooteboom impliciet verwijst naar het Eurocentrische in de naamgeving van de hemellichamen, maar misschien is in de mist van de tijd verdwenen dat dergelijke visies ook eerder al gangbaar waren en dat een moderne inclusieve beweging hierop voortbouwt.

Het boek zelf gaat op reis. Het werd uitermate positief besproken door Ben Rogers in de Engelse krant
The Independent: filosofisch, grappig en aandoenlijk. In de lexicon van literaire werken begint Ton Brouwers met het wijzen op het internationale succes van het boek. Op wiki wordt het in zes talen behandeld in het Nederlands, Engels, Italiaans, Zweeds, en in het Duits, maar in het Spaans toch het meest uitgebreid, met een enorme hoeveelheid eindnoten. Rogers merkt op dat er ook na verschillende keren herlezen nieuwe opmerkingen uit de novelle te halen zijn. De reiziger weet dat dezelfde route elders in de tijd nieuwe dingen laat zien en dat doet ook deze geschiedenis.

Geen opmerkingen: