zaterdag 1 mei 2021

Veel vis




De geur van de sloot ruikt bekend. “Er zit veel vis,” schiet het door mijn hoofd, een geur-vangstgedachte die zich al nestelde toen ik nog met een bamboehengeltje op pad ging om voorns en kroeskarpers te vangen. Zeventig jaar later bedenk ik me pas dat die geur ook wel eens van al-dan-niet rottende waterplanten kan komen, waterlelies en lissen of algen. Zo blijkt het hoofd een kast vol mogelijk bedrog, waar leugens als lijken uit kunnen vallen, dat je door er mee te leven niet meer kan zien.

Een stap terugzetten kan helemaal geen kwaad. Ook ik moet dat doen. Het is leuk om te weten dat er vogels zijn die geluiden maken alsof ze een eenvoudige snelle ringtoon hebben ingeslikt. Ik zeg dan dat is de snor of waarschijnlijker de spinkhaanzanger, maar een keertje achterover leunen en de vogelgeluiden goed beluisteren, daar komt het hier in mijn tuintje tussen plassen en riet niet van. Daarom weet ik niet welke van de twee het is. Het heeft overigens even geduurd voordat ik wist dat het niet de sprinkhaanrietzanger was, maar dat het riet vanzelf spreekt.

Die kast vol boeken, ordners en cassettebandjes in het hoofd speelt me parten. Welk boek moet ik uit de kast trekken om de cocktail van het woedegif dat door mijn lichaam raast te begrijpen. Ik kan het me gemakkelijk maken en haal uit een boek, dat de kast nog niet eens gevonden heeft, de zin: “Tiredness and pain were making him irritable (…),” maar niet alleen zijn dit de woorden van een verwonde soldaat in de Tweede Wereldoorlog. Mijn woede zit dieper dan wat ik nu lees. Hoewel vermoeidheid speelt zeker wel een rol. Beheersing is als een flesje met een stop die er af wil springen en om het dicht te houden is energie nodig.

Het boek van de jeugd uit de kast halen is makkelijk, maar niet verkeerd. “De gelovige is niet alleen gelovig op zondag, maar de hele week,” preekte de dominee van de kansel. Naaste liefde, zorg voor de schepping, het onderhouden van de wijngaard klonk de opdracht voor het leven. Het duurt even voordat ik wist wat die schepping is, wie de naaste is, waar liefdeloosheid de kop op steekt en hoe je de ranken duurzaam kan doen groeien. Na verloop van tijd zag ik ook dat de mensen tegen wie die dominee preekte, de naaste zeer bepekt uitlegden, milieu best een beetje wilden helpen en de wijngaard met gif gezond werd gehouden. Huichelaar, dat woord leerde ik ook kennen in diezelfde kerk. Hyprocrieten zeggen we nu meestal. Het maakt kwaad.

Er staat nog een boek uit mijn jeugd. Er was een klein bedeesd mannetje, geen schoonheid dacht ik destijds – al zijn er prachtige foto's van me–, geen hoogvlieger maakte iedereen me duidelijk en toen ik wel bleek te kunnen vliegen, zagen ze het niet en keken te laag. Mensen die me niet kenden zagen het meteen. “Doorleren, dat is wat je moet doen,” zegt de man bij een sollicitatie toen ik al bijna aangenomen was. Maar ik had gekozen voor dat bedrijf en keuzes daaraan houd je vast, ook al stond er nog nergens een handtekening en was ik een jongen. Een zeventiejarig die al 'een man een man' als onwrikbaar en niet altijd verstandig principe aanhield. Dat is inderdaad simpel, maar ook dat werd veel vrijer geïnterpreteerd - net al de woorden vanaf de kansel - dan ik het begreep. 

Het boek van de rechte lijnen, staat er ook nog. De andere boeken uit mijn jeugd zijn daarin hoofdstukken geworden. De lijnen zijn de afstanden tussen twee punten.  Ik doe wat me logisch en correct lijkt, en houd daarbij rekening met mensen die geen rekening met mij houden. Ik raap troep van straat en strand die anderen met gulle hand neergooien. Ik probeer daar waar het fout gaat met vrede, gezonder milieu en rechtvaardigheid de kat de bel aan te binden om mischien een kleine verbetering te bereiken. Daar waar anderen hun portie aan Fikkie geven. Mijn talenten die niet uitbundig zijn, maar ook niet gering, zet ik in zonder mijn eigen huis te stutten. Met hier en daar een bocht en wat tijdelijke – die soms permanent worden (zo leert een blik rondom) – aanpassingen was het misschien minder ten koste van mijn eigen hachie gegaan.

De hopeloosheid en kosten van de onderneming kunnen mijn boosheid verklaren. Heeft het zin terug te kijken in wrok door een oud boek te lezen, in een versleten stoel of liever een nieuw (hoofdstuk, fragment) te schrijven? 

Blijven steken in vroeger is onvolwassen; al is wat was een bouwsteen voor het huidige leven. Maar stenen kan je herschikken of vervangen. Die voorn uit de soot kan ook niet in zijn traumatsche ervaring blijven steken dat vele van zijn broertjes en zusjes al voor de geboorte en anderen kort daarna ten prooi vielen aan snoodaarts. Hij leert tijdens zijn leven de snoek te ontwijken en kreeftactigen te eten.

De biografie van mijn leven is nog niet geschreven. Ik dreig al vast te lopen als ik mijn neus in de kast stop. Ook dat gebrek aan energie maakt boos. Toch maar dapper voorwaarts die laatste jaren.


Geen opmerkingen: