vrijdag 26 april 2024

Oversteekplaats

Het duurt te lang voordat ik op pad ben. Er is eerst een stroom aan mails om weg te werken. Aan de kranten kom ik niet eens toe. De berichten op X (voorheen twitter) dringen zich ook nog op.

Een krantenartikel van Georgia Oost 'Hoe Israëlische soldaten met hun selfies de tegenstander niet meer als mens zien' werd gedeeld door Lofti El Hamidi. Ik klik het aan en huiver. Er wordt uitgelegd hoe het komt dat Israëlische militairen Palestijnen bespotten, vernederen, mishandelen, martelen en dat alles voor filmpjes en foto's voor het thuisfront: “(...) door de angst om te sterven in het conflict ontstaat een noodzaak om de vijand niet meer als mens te zien,” verklaart een deskundige van het NIOD. Het doet me denken aan het boek Frames of war van Judith Buttler dat ik jaren geleden las.

Tussen de mails zat een bericht met opmerking bij een Regeringsbrief over de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël.  

“#F35 onderdelen voor #Israël. 't Lijkt erop dat er 'n omweg is gevonden, stelt #Vredespolitiek, in de vorm van 'n ander onderdelendepot. Dan krijgt Israël onderdelen via dat land. #Woensdrecht moet dan aan de opdracht van dat andere land voldoen. Zoiets?” 

Zo vat ik de opmerking erover uit het email bericht samen. Het is net weer een beetje schrijnender na het NRC-Handelsblad onderzoek.

Uiteindelijk vertrek ik; de zon en wind in. Nu wil ik toch wel eens fietsen langs de plek waar ik vorig jaar omvergereden werd. De angst past niet bij me, maar ik heb het tot nu toe niet gedurfd. Het was een behoorlijk zware ervaring. Het gaat langs de Haarlemmermeer naar Leiden, dan langs de Oude Rijn naar Katwijk. Zo moet ik er komen. Ergens rijd ik anders en ik mis de oversteekplaats waar ik een stukje film en mijn reukvermogen verloor.

In de duinen bloeit een viooltje (ik denk het maarts viooltje) en de salomonszegel. Het is een prachtige dag met veel fietsers. Even stapte ik af voor het strand. In Bloemendaal aan Zee besloot ik het er op te wagen om door de duinen te gaan. Het was veel natter dan vorige keer; de plassen waren dieper en ze waren met meer. In de laatste waar ik door ging, zwommen meerkoeten. De stenen van het fietspad waren nog wel te volgen. Extreem, zoals de spandoeken aan de hekken, zou ik het niet noemen, wel ongewoon en niet voor iedereen weggelegd om dopor te karren.

Thuis kon ik het niet laten een foto te maken van de sticker die op mijn bureau lag. Want wie spinnen nu eigenlijk garen bij al die rottigheid? Dat is zeker de wapenindustrie.

De fietstocht liet zien dat het leven, de wereld, ook gewoon mooi kan zijn. Iets om naar te streven?



maandag 22 april 2024

Boze Geesten



Boze Geesten van F.M. Dostojevski uit 1872 behoort niet tot zijn bekende titels zoals De idioot, De gebroeders Karamazov en Misdaad en straf dat wel zijn Het is dan ook een boek voor doorbijters.

Langzaam, eindeloos sloom, vloeien de woorden. De schrijver observeert mensen, overdenkt vraagstukken en kleurt daar zijn verhaal mee. Dat is knap en interessant, en die kunde is mogelijk de reden dat ik zo'n veertig jaar geleden de eerder genoemde boeken met plezier las, evenals dit boek dikke pillen. De voor het verhaal nodige ontwikkelingen uit het eerste kwart van de ruim zevenhonderd pagina's zouden makkelijk op twee bladzijden passen. De lezer komt in die bladzijden een groot deel van de personages en wat beschrijvingen van hun leven tegen en bezoekt een aantal huizen in de fictieve provincie stad op het Russische platteland. De Dostojevski fans en deskundigen halen er vast veel uit. Voor de gewone lezer staat er weinig. Je zou bijna een inlegvel schrijven voor wie meteen door wil naar Deel 2. Pas dan begint immers het verhaal tot leven te komen.

Kroniek
De verteller is Anton Lavrenjevitsj, een kroniekschrijver en medewerker van het holle vat, de intellectueel Stephan Trofimovitsj Verchovenski. In deze kroniek meldt Anton zelf op pagina 217 dat niemand wist wat er nu echt gebeurde in het stadje waar het verhaal speelt en waar een
het Genootschap van de socialistische revolutionairen actief is. Het zal de afwezigheid van ontwikkelingen verklaren. Vanaf deze opmerking begint hij de gang van zaken te ontrafelen en verslag te doen van activiteiten van de groep mensen die de samenleving wil ontwrichten, die brand sticht, moorden pleegt en samenspant tegen de society. De groep zou een knoop zijn in een netwerk van knooppunten door Rusland bestaande uit vergelijkbare groepen onder een centrale leiding. Hier staat ze onder leiding van intrigant Pjotr Trofimovitsj (de zoon van Stephan T.) waarvan de morele kompasnaald overal heen wijst, behehalve naar het noorden. Hij heeft alle organisatorische touwtjes in handen, zodat de anderen om mee te doen, naar zijn pijpen moeten dansen.

Ideeën
Onderweg komen we de bouwkundig ingenieur Kirilov tegen met een wonderlijke levensfilosofie waarin de volgende les:
“als men wist dat men het goed had, zou men het ook goed hebben, maar zolang men nog niet weet dat men het goed heeft zal men het slecht hebben.” Er zit wat in – ook in de huidige tijd nog – maar Aleksej Kirilov trekt het tot in het absoluut absurde door en dan slaat het evenveel kapot als het laat glanzen. Ideeën te over in de roman, waaronder veel religieuze, maar ook algemene, zoals: “Men kan inderdaad wel zien dat heel de tweede helft van het menselijk leven gewoonlijk alleen maar bestaat uit de gewoonten, die men in de eerste helft heeft aangenomen.”

Dat het boek niet losstaat van het Rusland van Dostojevski's tijd is duidelijk, maar er zijn ook meer persoonlijke noten die de schrijver kraakt. Zo zet hij met Karmazinov, een literair contact van hem neer: de schrijver Toergeniev, en niet op een complimenteuze manier.

Polemiek
Weer kom ik Wat te doen in een boek tegen. De titel blijft hangen, omdat hij later door Lenin voor een van zijn boeken is gebruikt. Maar hier gaat het om een roman van Tsjernysjevski, geschreven terwijl de schrijver was opgesloten in een vesting. Hij was een utopisch socialist en dit werk wordt in Boze Geesten beschreven als een boek waaruit de ideeën voor de schreeuwlelijkerds te halen zouden zijn. Dat Dostojevski geen fan van de populaire schrijver was bleek ook al in Aantekeningen uit het ondergrondse (1864), waarin hij polemiseerde tegen de roman van Tsjernysjevski.

Nieuwlichters
Dostojevski was zelf overigens tien jaar dwangarbeider in Siberië geweest (1849-59), de Tsaar had ook al zijn Goelag, vanwege zijn pleidooien om het lijfeigenschap af te schaffen. Een wens die in maart 1861 werd vervuld. Maar de dwangarbeider van weleer keert zich in dit boek tegen het Genootschap, dat wordt neergezet als een groep van nihilisten, atheïsten, brandstichters, en laffe moordenaars, ze vormen een organisatie die wordt bijeengehouden door de angst een eigen mening te hebben. Al vroeg in het boek worden de socialisten uitgemaakt voor irreële geldwolven. De Jood in het gezelschap is de verrader, hoe terecht het ook was dat hij naar de politie stapte, het is een karakterisering die past binnen het antisemitisme uit (het Rusland) van die tijd. Boze Geesten is een pleidooi, voor de chriselijke God, Vadertje Staat en Moedertje Rusland en dat onder leiding van de Tsaar en keert zich tegen nieuwlichters, liberalen en mensen die niet tevreden zijn. Je kan immers een gelukkig leven leiden als je beseft dat je met alles gelukkig kan zijn, zo vertelt voormalig student Sjatov in een lang pleidooi voor een dergelijk blind genot.

Dwarsligger
Het leven van de querulant Nicolay Stavrogin vlecht zich door het verhaal heen. Hij is rijk, heeft een voorname moeder, maar is ook onaangepast en heeft grillen. Hij zou een rol moeten spelen in het Genootschap. Pjotr doet zijn uiterste best hem erbij te halen. Nicolays status rijst en valt. Op een gegeven moment wordt hij zelfs door zijn manke en geestelijk achtergebleven vrouw van laag allooi niet meer voor vol aangezien. Hij trouwde haar juist vanwege haar maatschappelijke positie die geheel tegengesteld was aan de zijne; als een soort practical joke, om dwars te liggen. Dat betekent overigens niet dat deze neerbuigende blik een algemene houding visie op hem is. Door zijn optreden tijdens een duel, aangegaan vanwege een belediging, en zijn stijlvol negeren van een klap door een voormalig onderhorige, wordt hij op grote hoogte geplaatst door de gegoede inwoners van de provinciestad. Het zijn wat toevallige opmerkingen rond deze handelingen die tot de waardering voor hem leiden. Je krijgt het idee dat hier de plaatselijke elite hier door Dostojevski te kakken wordt gezet, ze zien niet wat ze doen, namelijk een nihilist in het zadel helpen.

Varkens
Een van de twee motto's voor het boek is de tekst uit
Lucas 8:32-36 waar Jezus boze geesten in een man toestaat zich in in een groep varkens te nestelen. De varkens vielen vervolgens in een meer en verdronken. De man was genezen en de geesten verdwenen. Dit motto komt ook nog eens volledig terug in het verhaal zelf. Sterker nog het stond in een geschrapt stuk ervan en werd overgeplaatst naar een niet gecensureerd deel. De tekst heeft dan ook veel betekenis voor de roman. Dostojevski keert zich tegen de nieuwlichterij en maakt deze nieuwe visies met dit boek zwart en wil ze uitdrijven, zoals Jezus deed met de boze geesten. Stephan Tromfimovitsj zegt op zijn ziekbed letterlijk: “(...) dat is precies als ons Rusland. Die boze geesten, die de zieke verlaten en in in zwijnen trekken – dat zijn alle pestbuilen, alle miasmen, alle onrein, alle duivels en boze geesten die zich hebben opgehoopt in onze grote en dierbare patiënt, in ons Rusland, sinds eeuwen en eeuwen!” Hij past de legende geheel toe op Rusland en het vuil zal ook daar in varkens trekken en verdwijnen. Je ziet het in de loop van het boek al gebeuren.

Opmaat
De lezer bezoekt traag maar gestaag zowel de grote landhuizen met hun rijkdom en met hun feodale omgangsvormen en machtsverhoudingen, als huisjes langs achteraf straatjes, waar de armen en aan lager wal terecht gekomen mensen leven. Die lezer maakt zelfs een reis met een boerenkar, onderweg wordt een huiskamercafé aangedaan en geslapen in een groot huis om op de veerboot te wachten. Het verhaal speelt anderhalve eeuw geleden, waarna nogal wat gebeurt is in het enorme land. Je kan het verhaal dan ook niet op het Rusland van nu plakken. Toch krijg je enig idee van het enorme land en hoe er geleefd werd. Je kan het boek wel lezen als een opmaat naar de protesten van 1905 en de revolutie van 1917. Die sfeer hangt in boze geesten al in de lucht en het uitdrijven is niet gelukt.

Essentieel

De roman verscheen in afleveringen in het tijdschrift de Russische Bode (januari-november 1971). Er is een flink deel geweigerd door Michail Katkov de uitgever van de Bode vanwege een beschreven zedenmisdrijf. Dit deel zou later bekend worden als 'De biecht van Stavrogin'.
In dit zevende deel van het verzameld werk door uitgeverij Van Oorschot is het is het wel opgenomen; sterker nog in twee licht verschillende versies. Het hoofdstuk draait om Nicolays' bezoek aan de monnik Tichon waarin hij zijn hallucinaties bespreekt: de boze geesten in zijn hoofd. Door dit deel te verwijderen is de roman eigenlijk onthoofd. Het is essentieel. Het citaat uit Lucas stond hier en paste bij het religieuze gesprek tussen monnik en de nihilist. Nicolay vertelt er in testament van zijn leven een wrang verhaal over een meisje. Waarom dit niet en andere schrijnende ontwikkelingen wel in de Russische Bode opgenomen konden
Bron
worden? Want de moorden en aanzet tot zelfmoord zijn ook weinig subtiel verwoord. Van jonge meisjes blijf je ook figuurlijk af, en bij volwassen mannen kunnen mishandelingen wel door de literaire beugel? Zoiets?

Idylle
Nicolay wijdt in dit hoofdstuk ook uit over een droom, een verheven hersenschim, rond het schilderij Acis en Galathea van Claude Lorrain. Hij ziet er in hoe het leven had moeten zijn, met mooie mensen, hun liefde en simpele vreugde. Uitermate romantisch en idealistisch en om dat te kunnen bereiken hadden mensen geleden en waren profeten aan het kruis gespijkerd. De evangelische boodschap is duidelijk: vanuit het geloof is veel bereikt en tegen hoge kosten. Het is het waard dit te verdedigen.
Vervolgens ontspint zich een gesprek over slechte hartstochten, vergiffenis, oprecht berouw en boetedoening. Je hoeft je niet in zee te storten om van je vroegere zonden af te komen, zo spiegelt Tichon zijn gast voor.

Het is in ieder geval voor de lezer van deze zorgvuldige uitgave goed om zowel de oorspronkelijk gepubliceerde versie te kunnen lezen als wat er uit werd geschrapt.

Het is een intrigerend boek, over macht en intriges in een kleine opstandige beweging. Het boek doet niet alleen aan het Rusland van nu denken, maar ook aan bewegingen in het hier en nu. Het is ook daardoor een aanrader voor wie van doorbijten houdt. Onderweg kom je heel wat moois tegen. Het boek is voorzien van Aantekeningen over genoemde personen, begrippen en gebeurtenissen. Er is bovendien een beschrijving van opgevoerde personages (Dramatis Personae) en dat is best prettig om af-en-toe eens na te slaan.



vrijdag 19 april 2024

Los gezongen


Bij het water langs het fietspad waar ik altijd kijk of ik vis zie, staat een man. Hij zegt: “kijk daar gaat een snoek.” Het duurt even voordat ik hem zie. Inderdaad, zo'n 60 cm lang. Ooit ving ik er als jongen een per ongeluk, van 62 cm. Het was in het Oranjekanaal bij Wezeperbrug. Ik weet het nog en reis terug naar die Martin met zijn hengel. “Daar aan de overkant van het pad zitten graskarpers,” haalt de man me naar het nu. Hij gaat kijken in die andere plas. Ik ga mee. “Ze zijn er niet, maar soms liggen er wel acht,” zo leert hij mij. Het is aangenaam zo wegwijzer gemaakt te worden in de duinen. Een volgende keer zal ik er weer naar kijken.

Even later zie ik op het strand aan de rand waar de zee net was een grote spin. Groter dan ik er ooit een zag in Nederland. Hij slaat met zijn poot naar mijn fototoestel. (Met hulp blijkt het een brugspin te zijn. Hoe die daar terecht kwam?)
   De franjehoed aan het pad van de Hazenduin strandslag ken ik inmiddels. De voorjaarsganzerik warvan er vele staan, daarvan stuurde ik ooit iemand een foto voor zijn verjaardag en zo doet die bloem me ook ieder jaar aan hem denken. Op een pad wat ik nooit eerder nam, staan boshyacinten, daslook en hoge gele bloemen door elkaar. Prachtig. Maar hoe die gele heten, geen idee. Het waren voorjaarszonnebloemen (Doronicum).
   De roodborsttapuit hoor ik zingen, maar ik zie hem pas op de foto thuis, maar weet dan wel meteen wie het is. De uitbundig bloeiende sering is ook bekend.

Het is vreemd hoeveel je niet weet van de omgeving waarin je leeft. Los gezongen. Wel Als-Sien-die-fijne-gulden-haar-jongen-kon-lenen kunnen opdreunen, maar hoe een spin heet, of een woeste met dons gevoerde vlieg? Geen idee. En dat alle delen van die voorjaarszonnenbloemen giftig zijn, wist ik ook al niet. De leefomgeving is vreemder dan een scherm en toetsenbord. Rare evolutie.

maandag 15 april 2024

De verrekijker


Kees van Kooten schreef voor de boekenweek van 2013 De verrekijker. Zo'n kijker houdt het hele boek bij elkaar. Dat is slechts een enkele keer als voor de hand liggende metafoor voor een perspectief. De verteller vraagt zich bijvoorbeeld af of hij paranoïde is geworden door een ingebouwde verrekijker en allerlei kleine dingen gaat opmerken die hij overdreven uitvergroot.

Het bewuste exemplaar gaat al een leven lang mee en stamt uit het bezit van zijn vader Cornelis. Hij is gemaakt van glas, messing, bakeliet, en zwart leer. Deze materialen geven de verderkijker zijn eigen geur, zo constateerde zoon Kees. Hij zou ook geelkoper bevatten. Maar heet dat niet ook messing en is dat dan niet dubbelop? In mijn eigen ouderlijk huis hingen nogal wat scheepsattributen van koper én messing, vandaar dat ik erover struikel. Die val brengt me ook dichterbij de achtergrond van het optische apparaat van Van Kooten, maar dat weet ik pas op de laatste pagina.

Het boek bevat niet alleen een verhaal, maar zoals de ondertitel al luidt ook een Literagenda 2013-2014. Dat is een memokalender ingevuld met literaire activiteiten door het hele land. Het kan gaan om voorleesdagen, een bijeekomst met schrijvers, prijsuitreikingen, maar ook sterfgevallen van auteurs zijn er in opgenomen. Er komen er nogal wat voorbij. Op 4 maart 1999 overleed bijvoorbeeld Karel van 't Reve.

Boven die kalender staan handgeschreven opmerkingen in de witrand, vooral over welke clichés je maar beter kan vermijden. Op pagina's 22 en 23 bijvoorbeeld:
Zeggen nog schrijven dat eskimo's wel honderd woorden voor sneeuw kennen. Zeggen noch schrijven dat het doel van de reis niet de bestemming is maar de weg erheen (Overigens vraag ik me af sinds wanneer we het doorgaans over Inuit hebben die vroeger bij hun scheldnaam werden benoemd, alsof het gewoon was. In de internationale pers bereikte de discussie hierover in 2021 zijn hoogtepunt.) Of er staat een kwinkslag, zoals:
liever een vogelkijker dan een vliegtuigspotter
.
Je leest zo eigenlijk drie werkjes in een. En dan heb ik zelf – en dat wist ik niet eens zeker, voordat ik het opzocht – ook nog ergens een een inmiddels verdwenen telefoonnummer in de kantlijn geschreven.

Het boek plaatst zich in de tijd. Niet door zoiets als het begin van de tweede regeringstermijn van Barack Obama, de Franse oorlog in Mali of zelfs niet door het vermelden van de presentatie van de eerste kweekhamburger, maar door op te merken wat voor een schrijver een veel algemener belang heeft namelijk de aanwezigheid van Google en Wikipedia die het niet langer mogelijk maken dat een schrijver er maar wat op los fabuleert. Alles van enig belang is immers meteen na te trekken. Vroeger kon je ook vinden waar Annie M.G. Schmidt woonde, maar niet in een vloek en een zucht precies wanneer waar.

Het zijn de vele kleine en grote gedachten, associaties en vergezichten die het boek zijn karakter geven. Zo stelt de schrijver dat hij niets heeft met het omgaan met jongeren om zo zelf jong te blijven (een thema dat ook in het geschenk van het jaar erop een rol zou spelen). Om je zelf jong te blijven voelen kan je je beter met ouderen omringen, luisteren naar hun klagen en verhalen over kwalen: “Hoe langer ik naar ze luister, des te jonger ik me voel,” stelt van Kooten. In een halve pagina komen de oorlogsboeken en films voorbij die hij heeft gelezen en gezien. Van De Aanslag, via Catch 22 en De lotgevallen van de brave soldaat Švejk tot aan de film Stalag 17 en nog een paar andere boeken en films. Het is niet veel, maar veel meer van dergelijke verhalen wil hij niet.

Uiteindelijk wordt de kwestie verrekijker opgelost, bijna alsof het om een moord in een detective gaat. Een oude dame onthuld ook hier. Maar voor we daar zijn, gaat het langs een heleboel zijstraten, zoals een commentaar op de oorlogszuchtige naam van een bom, de zogenaamde Daisy Cutter (er zijn helemaal geen madeliefjes in Vietnam en Afghanistan, merkt van Kooten op) of een visie op de vensterbankuitstallingen. Het is een Van Kooten zoals we Van Kooten kennen.