De
dood van Artemio Cruz door
Carlos
Fuentes werd
in 1991
in literair tijdschrift De Gids
besproken als veronachtzaamde literatuur. Waarom werd de schrijver in
Nederland zo slecht gelezen? Dit terwijl hij toch met Gabriel García
Márquez, Mario Vargas Llosa en Julio Cortázar de boom van de Latijns-Amerikaanse literatuur
vormde, zo vroeg hoogleraar Spaanstalige literatuur Maarten Steenmeijer
zich af.
Kort daarop zou de aandacht gestaag groeien tot
ongeveer 2017 (zie grafiek). De Rainbow Pocket, uitgegeven in 1996, die ik las is
daar een uiting van. Zo'n boek is ideaal voor het genereren van aandacht en voor de kleine beurs, maar
minder geschikt voor de (oudere) lezer. Ruim 400 kleine dicht
bedrukte pagina's maken het opnemen van de hier en daar moeilijk te
volgen experimentele stijl van Fuentes niet gemakkelijk. Het
is de inspanningen wel waard.
In 2012 zou Cees
Zoon in de Groene Amsterdammer
schrijven dat het onmogelijk is Mexico zelfs maar beginnen te
begrijpen zonder Fuentes te lezen. Het boek over de lotgevallen van
Artemio Cruz was in zijn oeuvre zijn grootste meesterwerk, schreef
Zoon. Het boek beschrijft hoe Cruz zijn deelname aan de strijd tijdens
de Mexicaanse revolutie opklopte en verdraaide om zijn eigen status
op te poetsen. Hij was deel van “een
bende corrupte zakkenvullers en machtswellustelingen.” De
idealen van de revolutie werden gecorrumpeerd. Die visie is nu
gemeengoed. In 1962 nog niet.
Nexis: Boeken & Carlos Fuentes.
Het bedrog van de puissant
rijke krantenmagnaat was niet alleen voor het land slecht. Ook voor
zijn relatie met vrouw, dochter en zoon. Zelfs de relatie met de
liefde van zijn leven werd gebouwd op een idyllische mythe. De man is
een fuik van leugens ingezwommen. Maar als hij op zijn sterfbed de
ervaringen in zijn leven naloopt, dan merkt hij op dat als hij in de achteraf verdoezelde situaties oprecht had
gehandeld, hij minder ver was gekomen en sterker nog al vroeg de dood had
gevonden.
Een deel van het verhaal speelt in het
Spanje waar Franco net de Spaanse revolutie heeft verslagen. Fijn dat
we dezelfde taal spreken, is een opmerking gericht naar het Mexicaanse personage
dat meevocht (je komt hem vanzelf tegen als je het boek leest). Het
is een subtiele sneer naar de internationale brigades. Onomwonden
wordt ook kritiek geleverd op de krijgskundige inzichten en moraal van de
strijdkrachten van de republiek. De anarchisten worden eenvoudigweg
als een stelletje defaitisten afgeserveerd. (Al eerder in het verhaal leerden we dat
het bestuderen van Bakoenin en Kropotkin ons nergens brengt). In het
boek is het Spanje van de fascisten overigens niet veel meer dan een
podium voor de verwikkelingen binnen het verhaal.
Het is echter het sterfbed van Artemio,
zijn herinneren, zijn denken, zijn kijken, zijn voelen, en sterven dat centraal staat.
Een sterven dat een nieuw begin is en pas afgerond als alles ophoudt: het leven, de
aarde, en als het heelal verdwijnt. Het is magisch realisme met een
vleug medische wetenschap, biologie, en natuurkunde. Bovendien is Artemio's legaat een aanklacht tegen alles wat mis is in Mexico – “niet
één land, maar duizend landen met één naam” - met zijn
hebzuchtige leiders, onderworpen vakbonden, nieuwe
grootgrondbezitters, Noordamerkiaanse investeringen, gevangengezette
arbeiders etc etc. Artemio zou er vandaag de drugsbaronnen ook in
opnemen.
De dood van Artemio Cruz was weer een boek waar de
schrijver door zijn gebruik van de taal probeert het spreken en denken van mensen te vangen. Een gesprek vermengt zich
met flarden van zinnen elders uit dezelfde ruimte. Korte
of langere observaties blijven zich in het hoofd herhalen en zinnen
rijgen zich aaneen tot een brei waaruit een deel van het verhaal
ontspruit. Elders ontvouwt zich het leven en het sterven in korte zinnen afgesloten
met ...
Ik lees met moeite, maar wel graag.
Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang
duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31
januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het
lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij
het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
Uit deze roosachtige komt een aardbei. Het is bijna poëzie die alleen nog opgeschreven moet worden.
Hotel
World
van Ali Smith
kreeg ik cadeau voor mijn verjaardag. Het was gekocht omdat de gever
me de laatste roman van Smith wilde schenken, maar die niet kon
vinden. Dat boek heb ik inmiddels ook in huis, van mijn moeder
gekregen (komt later hier nog aan bod). Fijn om met Hotel World weer
een boek met een opdracht te krijgen. Dit keer:
Maar
we moeten. Optimisme is een plicht. Geschiedenis is een
kronkelrivier. Overal stroomt water, vindt nieuwe wegen door
ze zelf te maken. Geloof wat je weet.
Het is de laatste strofe van Wat
je weet
door Justus van Oel. Mooi.
Is er een verband tussen deze
opdracht en het boek over leven in het hotel waar vrouwen rondhangen,
werken of sterven? Hotel World is geschreven in 2001 door een
schrijfster die graag aanhaakt bij de wereld van vandaag.
Eenentwintig jaar lijkt een eeuwigheid geleden. Het was een tijd dat
ik me kon verdiepen (naast de aandacht voor de oorlog in Atjeh)
zonder dat er alles verdringende zaken speelden. De woorden uit de
opdracht sluiten een poëtische overdenking van 12 weken oorlog in de
Oekraïne af. Een oorlog met wel een alles op zij zettende kracht. Het hoofdstuk voor Hotel World uit 2022 zou nog
geschreven moeten worden. Er is vast een verhaal te bedenken over een
jonge Oekraïense vrouw die verzeild raakt in het hotel waar haar
tijd verstrijkt. Ze is er gekomen, omdat …. nee laat ik dat niet
doen, aan de hand van mijn fantasie op de loop gaan met het boek.
Als
ik opzoek waar ik voor het slapen
gaan in het boek ook al weer over las, dan kom ik een zin tegen die blijft
hangen: “Hotel World is a postmodern novel,
influenced by modernist novels.” Smith schrijft zelf in de
roman dat het speelt in de postmoderne
Britse maatschappij. Een van de personages draagt “kleren
die gezegend zijn met de geur van geld, niet te koop in dit deel van
het land, zelfs nu niet in het nieuw postmoderne Groot-Brittannië.”
Die woorden alleen maken van de
roman nog geen postmoderne fictie (of juist niet). In
de aangehaalde wiki zin worden postmodern en modernisme naast elkaar
gebruikt. Wat betekenen ze?
Postmodern is in de filosofie
(volgens
wiki): “een door twijfel en relativering gekenmerkte
wereldbeschouwing die het bestaan van een absolute waarheid ter
discussie stelt.” Modernisme
zoekt dan weer op grond van kennis of waarnemingen juist naar
gefundeerde beweringen over de werkelijkheid.
Ali Smith laat – merk ik op na
het lezen van haar serie rond de seizoenen en op grond van dit boek –
veel stemmen aan het woord om de alledaagse werkelijkheid te
onderzoeken, beschrijven, en er een positie in te nemen. Ze zoekt
naar 'waarheden' zelfs in het boek dat speelt in het postmoderne
Groot Brittannië van Tony Blair. Geld is dik of dun, waardeloos of
waardevol, meer een herinnering dan een betaalmiddel, of zelfs een
schroevendraaier. Maar zeker minder waard dan liefde en genegenheid.
In de neoliberale maatschappij van begin deze eeuw was dat al een
betekenisvolle boodschap. In Hotel World keren vrouwen, geld en tijd
steeds terug. Denk aan die eindige tijd en mis de
liefde niet, lijkt het overkoepelende motto. Gehuld in flitsende
kleren, met de nieuwste snufjes kan dit je ontgaan en compassie verdwijnen achter dure hebbedingen waaraan je vast zit. In
haar latere boeken zit meer uitdrukkelijke aandacht voor
maatschappelijke onderwerpen (verdeling van rijkdom, klimaat, Brexit,
vluchtelingen en zelfs voor vredeactivisten). Die boeken kwamen dan
ook nadat de schrale luwte verdween.
Het boek is beïnvloed
door modernistische romans, staat in de aangehaalde wiki-zin. Dat betekent
dus dat je een postmodern boek aldus de lemmamakers kan schrijven met modernistische technieken.
Hier gaat het dus om het gebruik in literaire stromingen en niet over
alledaagse filosofie. Wat betekenen ze in die context? De definitie
van modernisme haal ik uit een
scriptie van Dewi Beulen over het karakter van twee boeken van
Smith, waaronder Hotel World.
Modernisme “verwijst in eerste plaats naar de ontwikkelingen
binnen de experimentele literatuur van de vroeg twintigste eeuw die bedoeld zijn om
los te komen van traditionele versvormen en verteltechnieken om nieuwe methoden te vinden die passen bij het leven in
een stedelijke, industriële omgeving en tijdperk van de massa.”
Voor een beschrijving van postmoderne
literatuur vlucht ik maar weer naar wiki. Deze “stelt ironie centraal omdat
het nastreven van orde en zin onwaarschijnlijk wordt geacht. (…) De gebeurtenissen
volgen niet uit elkaar, maar vinden simultaan plaats, of als ze na
elkaar plaatsvinden, is er geen direct verband te leggen. Het maakt
niet uit waar iets begint en hoe het begint, hoe de gebeurtenissen
met elkaar verbonden zijn, waar en hoe het eindigt.”
Beulen komt in haar scriptie tot de
conclusie dat de bestudeerde boeken van Smith een voorbeeld zijn van
metamodernisme, een vorm van literatuur die pendelt tussen modernisme
en postmodernisme, en een “structuur van gevoel” bevat. Is
dat het gevoel dat je beleeft als je vanuit het donker een verlichte
kamer binnen kijkt en beseft dat men jou vanuit het licht niet kan
zien en jij de mensen in de verlichte huiskamer wel? Dat een klik van
de lichtschakelaar dat plotsklaps kan veranderen? Dat is wel het gevoel
dat boeken op kunnen roepen. Ook dit boek. Dat je meekijkt naar wat mensen doen als
ze rondlopen en binnenkijken, zoals de verwende Penny en de dakloze
Else, die eigenlijk Elspeth heet. Tijdens die tocht in de donkere buurt vraagt de dakloze Else aan Penny naar de betekenis van het woord rebbigot. Het is een
woord uit een gedicht en verkeerd onthouden, eigenlijk
is het re-begot (wedergeboren). Penny had deze avond daarop een kans, maar ze laat hem schieten. Dat ze niet weet wat het woord
betekent onderstreept dit.
Ben ik geholpen met de
zoektocht naar de betekenis van de literaire begrippen? Wel en niet.
Wel omdat ik er iets nauwkeuriger naar heb gekeken en weet dat ook
deskundigen er geen gat in zien om het een in het ander over te laten
stromen tot een mengsel. Niet geholpen, omdat ik belandde in een
debat uit een verdwenen tijdperk en uiteindelijk terecht kwam in een
stroming die zo complex en wijd is als de delta van de Amazone;
vrijwel alles past er in, als het maar niet premodern is en
zelfs dat kan ironisch gebruikt toch ook. Ook niet, omdat het 't
boek niet dichterbij heeft gebracht. Ik las een modern boek, dat postmodern en metadodernistisch genoemd werd, met
verbanden tussen alle personages, die direct of indirect te maken
hebben met het dramatisch verongelukte kamermeisje van het hotel.
Ik lees tenslotte een zestiental woorden die het
leven samenvatten. Leef, hou van, en ga met een uithaal
Wooooo-hooooooo oo o. Ook daarin kan je geloven als je het weet.
Volgende bespreking onder foto.
Een week puzzelen en dan heb je 29 haaien voor je liggen. De vis die al 450 miljoen jaar geleden leefde.
Laatst gelezen boek boven.
The
old men and the sea van Ernest Hemingway kreeg ik
cadeau op het strand van IJmuiden van mijn oudste zoon voor mijn 51e
verjaardag. Onlangs herlas ik het vanwege een ander boek, Ontij
(zie hieronder) dat op de omslag naar de oude man verwees.
Het boek
kan opgedeeld worden in drie delen (hoewel van hoofdstukken geen
sprake is): een inleiding die speelt in het Cubaanse vissersdorp; het
vissen op de marlijn die de omslag siert; en een slot waarin de oude
man bijkomt in het dorp waar mensen naar elkaar
omkijken.
De man is oud maar tevens taai. Ooit was hij een krachtpatser, een kampioen in het handjedrukken in
de zeemanskroegen tot in Marokko aan toe. Hier vecht de lijnvisser,
in zijn eenvoudige bootje, zijn strijd met de natuur.
Hoewel
hij de haaien haat, houdt hij van de marlijn die hij ving, bijna als
van een vriend. Hij praat ertegen, maar dood hem toch. Het spijt hem.
Maar hij ziet het als een noodzakelijke zonde; nodig om de kost te
verdienen en anderen te voeden. Als het een zonde is dan is
alles een zonde, zo bedenkt hij. Die strijd van de visser is uiterst actueel, maar ook zo getypeerd achterhaald, we zijn als zoogdier immers onmiskenbaar een deel van de natuur, we staan er niet naast of boven, maar strijden wel met onze mede natuurgenoten.
Hoewel het
leeuwendeel van het verhaal zich als eenakter op zee afspeelt, is
er aan de wal de jongen die de visser verzorgt, van hem houdt en de
visser van hem. Hij zegt op zee verschillende keren: “Ik wide
dat de jongen hier was.” Dat is om zijn hulp bij visserstaken, maar
ook om emotionele redenen; hij mist zijn maatje. Het maakt het boek
wezenlijk anders dan Ontij.
“Nu is het niet de tijd om
te bedenken wat je niet hebt. Bedenk wat je kan doen met wat je
hebt,” overweegt de visser. Voordat je zelfs maar kan bedenken
dat dit een platitude is, komt er: “Je geeft me veel goede raad.
Ik ben het beu.” Die
twee laatste zinnen geven wat een cliché was opnieuw kracht.
PS Al eens eerder postte de animatie
door Alexander Petrov naar het boek van Ernest Hemingway, The Old man
and the Sea. “Even tijd? Twaalf minuten? Kijk dan,” zette
ik erbij. Dat advies herhaal ik met plezier.
Volgende bespreking onder foto.
Laatst gelezen boek boven.
A.
Alberts
was een man van weinig woorden; ook in de laatste novelle die hij
schreef De vrouw met de parasol.
Die vrouw is de frivole Aafje, de vrouw van Pieter. Pieter is de
mislukte en dwalende zoon uit een kleinburgerlijke handelsfamilie.
Zijn broers kopen hem het bedrijf uit zodat hij hen niet meer voor de
voeten zal lopen.
In de Volkskrant omschreef Arnold
Heumakers
het boek als een impressionistisch schilderij. Van dichtbij zie je
vegen en vage vlakken, van veraf zie je het hele beeld. Dat is ook
hoe Alberts de taal gebruikt, hij schildert met dunne strepen. Hij
laat de lezer veel ruimte om zelf in te vullen. Het beeld van een
vrouw met een parasol brengt je direct bij Monet. Het beeld van het
schilderij wordt ook door Alberts genoemd: Aafje herinnert zich dat
Pieter haar zag als een vrouw die liep op een schilderij.
De
woorden vertellen niet alleen van veraf, maar ook met je neus op het
doek verhalen. Als de kleine Pieter – het zoontje van Aafje en
Pieter – eindelijk gestopt is met het opnieuw en opnieuw en opnieuw
zingen van een kinderliedje, vraagt hij: “Is
pa in de schuur?” Aafje
antwoord: “Waarom
ga je niet weer zingen?” De
toon is in elf woorden gezet.
In 2018 begon ik met het
schrijven van notities over de boeken om niet te vergeten wat ik las.
Sommige van die beschrijvingen werden opgepikt door anderen en ik
ging verder uitweiden om die lezers meer te bieden. Soms graaf ik
daarvoor naar informatie. Bij non-fictie meer dan bij fictie, maar
ook bij verhalen uit verbeelding zoek ik achtergrond over schrijver,
vertaler, situatie en lees ik boekbesprekingen van middelbare
scholieren (vaak informatief, maar in
dit geval veel fouten en een voorbeeld van klakkeloos overnemen).
Over De
vrouw met de parasol las ik bespiegelingen uit de dagbladen. Je kan zo'n recensie bijna
voorspellen. Het begint met: Alberts schrijft zuinig, inderdaad net
zoals ik begon, bijna alsof het een stilzwijgende afspraak is.
Mogelijk volgen dan wat verwijzingen naar het leven van de auteur,
maar zeker naar zijn filosofie. De personages worden gefileerd en het
verhaal wordt samengevat in een door de recensent gewenste context.
Het laat je zien hoe beroepslezers zijn mysterieuze schetsen duiden.
Meestal steek je er wat van op. Leo
Oomens van het AD had een mooie ontmoeting met de auteur rond dit boek. Het voegde informatie toe aan de
besprekingen.
Het hervertellen zou me mogelijkheden geven om nog meer te zeggen
over de rampzaligheid van personen als Pieter die alles om zich heen
uit domheid meesleuren de vernieling in. Het eerste de beste Duitse
kamermeisje of professor ziet het meteen “so
eine Dummheit”
en draait hem de rug toe, maar hijzelf weet het niet. Zelfs een
vrolijk stappende vrouw met een parasol is niet opgewassen tegen een
man die voor of achter je loopt, maar nooit naast je, met een leeg
hoofd en alleen kortstondig aandacht voor alles, zonder onderscheid.
Die niettemin toch alles verliest, ook zichzelf.
Maar zou ik dat breekbare verhaal beschrijven, dan zouden er scherven
van afbreken. Dat niet alleen, verrassingen in het verhaal zouden
verklapt worden. Daarom haal ik er wel voorvallen en gedachten uit,
maar zonder het verhaal neer te pennen. Een geheugensteuntje dat
mogelijk mensen prikkelt het boek te lezen.
Mis
hier geen zin, mis geen woord, en zie een schilderij opdoemen met
reisbestemmingen in Europa; een dramatische slot; en met meer of
minder subtiele gedachten en emoties die uit de tekst spreken of er
onder sluimeren. Dit was de laatste novelle van de schrijver van het
weggelaten woord. Nog net zo mooi als hij begon. De vrouw met de
parasol eindigt met de ultra korte zin: Stil.
Het boek
verscheen in 1991. Voorjaar 1995 zou Alberts
de P.C. Hooftprijs
krijgen: “En
dat alleen maar wegens het vertellen van een aantal verhalen, want
daar komt het toch in de grond op neer,” aldus
de schrijver zelf.
In december van dat jaar zou hij op 84 jarige leeftijd voor altijd
helemaal stil worden.
Het
is niet verwonderlijk dat Ontij
door Tomás González vergeleken wordt met de De
oude man en de zee, de novelle van Ernest
Hemingway. Het koppelen aan een succesnummer is niet alleen
verkooptechnisch handig, maar ook om de inhoud te duiden. Ook
hier speelt het verhaal in een vissersboot. Er wordt gevist op
dezelfde Caraïbische Zee; hoewel ver naar het Zuiden aan de kust van
Colombia. Het verhaal speelt ook in een kort tijdsbestek, niet drie dagen, maar slechts 26 uur.
Er
zijn ook grotere verschillen. Zo zijn er in Ontij drie vissers: een vader
en twee zoons, Mario en Javier. De strijd wordt niet gestreden met
een de verbeelding prikkelende vis – hoewel ook dat in een
vissersboot onvermijdelijk voorkomt –, maar tussen de zoons en de
oude lul. De vader ziet beide nakomelingen als een stelletje
lamzakken en schat ze slechts sporadisch voor even op waarde, al ziet
hij dat dan als gevolg van zijn goede invloed. De visser van Hemingway heeft meer waardering voor zijn jonge opvarende.
Aan de wal heeft de vrouw Nora als zijn vrouw en als moeder van die twee zoons. Ze heeft een
psychotische stoornis. Volgens het verhaal door zijn optreden. Soms
wordt ze vastgebonden op bed. Mario heeft het meest contact met haar
en begrijpt zijn moeder het best. De vader heeft ook een jonge vrouw en
bij haar een zoon om aan zijn echtgenote en zijn oudste zoons
te ontsnappen.
Javier leest veel. De boeken worden gekocht in
de stad of meegenomen door de gasten in het hotel van zijn vader.
González
refereert
aan de hand van Javier naar Shakespeare in zijn verhaal. Een
koningsdrama is het daar op zee. Het lijkt me te hoog
gegrepen.
De schrijver is geboren in Medellin. Hij was barman
in een nachtclub in Bogotá. Later fietsenmaker in Miami, en vrij
lang journalist in New York. Als Colombiaan uit het binnenland is de
zee in veel van zijn romans een centraal element. Hij heeft een
groot ontzag voor het golvende water: “hoogmoed,
de pretentie de zee te kennen, heeft al sinds bestaan van de zee en
het begin van de geschiedenis voor rampen gezorgd.”
In
Nederland heeft hij een
toegewijd vertaler, Jos den Bekker.
Die herschepper liet me struikelen over een terugkerend gebruik van
het woord 'heb' waar 'heeft' hoort te staan, zoals hij “heb
gelijk”. Er is een groot aantal personen uit verschillende delen
van Colombia die zo spreken. Voor een schrijver die niet van opsmuk
houdt, vond ik het te gekunsteld. Den Bekker is echter een ervaren vertaler die
dergelijke accenten in de taal niet zomaar aanbrengt. Het is sappig Noord- en Zuid-Hollands. Uitgeschreven was het echter ongemakkelijk.*
Dat González steeds opnieuw duidelijk maakt dat er
verstoorde relaties zijn tussen vader en zoons, vader en echtgenote,
werd me wel eens teveel. Een dag op zee had mooier kunnen zijn als wat
zuiniger was geschreven.
* Nadien merk ik dat ik steeds meer ben gaan letten op het verhaspelen van werkwoordvormen binnen dialecten. Dat hebben González en Den Bekker toch maar mooi voor elkaar.
Volgende bespreking onder foto. Laatst gelezen boek boven.
Satanstango
van Lászlo Kraznahorkai is geschreven in de kleur van een
nooit gewassen tafelkleedje in een oudbruin café, maar dan nog
smoezeliger; het is geschreven alsof je in een vervallen molen twee
meisjes aan een vuurtje de hoer ziet spelen, omdat er niets anders
mogelijk is; het is geschreven in een wereld waar mensen aan hun lot
worden overgelaten en hooguit hooghartig gecontroleerd worden door
het bestuur; en het is geschreven met zuigende teksten alsof je over
een Oost-Europese modderweg in de herfst gaat waar men wacht op de
vorst om de weg weer hard en begaanbaar te maken.
Hier
is dat wachten, het wachten op de verrijzenis van Irimiás, de
zwerver met dubbele agenda en het image van een verlosser. De mythe
rond zijn persoon is versterkt door het verhaal dat hij dood is wat
de jongen van het verlopen gezin Horgos rondbazuinde. De kroegbaas
gelooft echter niet dat doden weer levend kunnen worden. Hij wordt
geteisterd door satanische spinnen die overal hun webben weven. Hij
gelooft in de kracht van cijfers; voorraad en winstberekeningen. Die
cijfers hebben werkelijk kracht in het boek, want nergens is enige
alinea te bespeuren, de hoofdstukken zijn aaneengeregen zinnen.
Vrijwel uitsluitend waar gerekend wordt zijn de regels niet
uitgevuld. Of het is bij het Onze Vader of bij liedjes, zoals hier
een laatste stukje volkslied dat het verhaal uitstekend past en zo
typografische leven geeft aan de tekst:
't lot heeft ons niet
steeds behoed, Breng ons thans een blijde tijd! Hebben wij niet reeds geboet...
De
afgeschreven dokter houdt alles in de gaten. Hij heeft een ziekelijke
neiging alles te zien en alles te noteren (voor elk persoon in het
vervallen dorp een schrift). Zijn notities gaan over “de in
opbouw zijnde satanische orde.” Zijn leven is gedrenkt in drank
en gehuld in sigarettenrook. Hij ziet door een spleet in het gordijn
de – ondanks alles toch – kleurrijke dorpelingen langskomen,
zoals bijvoorbeeld Halics in zijn jas waaruit alle soepelheid
verdwenen is en die hem niet niet beschermt tegen “de kletsgrage
wateren van het noodweer, maar veeleer, zoals hij vaak zei, 'tegen
innerlijke regens die gauw fataal kunnen worden'.”
Als
de dorpelingen in slaap vallen wordt de lezer getrakteerd op een
potpourri met in elkaar grijpende dromen die zich allengs minder van
de regels aantrekken. De punten verdwijnen achter de zinnen en dan
gaan de woorden aan elkaar plakken erkwameenmannnekeaandatzei.
Langzaam loop je vast in de tekst, inderdaad, als op een modderweg.
Kraznahorkai speelt blijkbaar graag met dergelijke vormen. In
een ander boek gebruik hij geen hoofdletters en punten bij het
begin en einde van zinnen. Hier raast de tekst dus zonder alinea
indeling door en ontstaat er een wanorde waarin alles zich in het
vorige en volgende verstrikt. Het past de visie van de schrijver dat
de mens meestal niet veel betekent en door gebrek aan verbeelding en
kennis blijft zitten waar hij zit en slechts wordt gedreven door
primitieve behoeften.
Er is wel beweging achter op een
voortrazende vrachtwagen; in weer en wind over een uitgestorven weg
zonder weloverwogen plan. De tocht van de berooiden, hongerigen en
geradbraakten gaat doelloos en op goed geluk de wijde wereld in,
zonder ook maar een vermoeden te hebben wat er aan het einde wacht.
Zelf beschikken over het reisdoel was uitgesloten. Nee dat werd
bepaald door een rammelend, aftands en schokkend vehikel. Zo luiden
de gedachten van Futaki, de manke denker.
“Hij liep even om de hoek van het
gebouw en ging piesen bij de kale acacia, en toen hij tussendoor even
nar de hemel keek voelde hij zich verschrikkelijk klein en weerloos,
en terwijl de urine onophoudelijk met mannelijke kracht uit hem
stroomde, werd hij ineens weer door droefheid bevangen,” zo
wordt zelfs het urineren literatuur. En er zijn de woorden van
Petrina, de hulp van Irimiás: “zo-even heb ik begrepen dat er
tussen mij een kever, een kever en een rivier, een rivier en een
schreeuw over die rivier, geen enkel verschil is. Alles functioneert
in het luchtledige en zonder zin, opgehangen en dwangmatig slingerend
in een tijdloze beweging,” voor dergelijke zinnen lees je zelfs
een boek zonder alinea's; ook als je wel zin in het leven ziet.
In een app-bericht dat ik zelf
verstuurde merkte ik op: “Wat een leven. Gelukkig is in mijn
boek van het moment nog troostelozer.” Want dat is het. Het
boek beschrijft het leven van troostelozen. Het gaat over hen waarvan
zelfs de hoop dunner is dan het vlies over een plas. Al luiden ook in
de ellende ergens klokken – nauwelijks hoorbaar, nauwelijks
vindbaar, nauwelijks bereikbaar – “een reeds verloren
gewaande melodie van hoop.”
Ik lees met moeite, maar wel graag.
Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang
duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31
januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het
lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij
het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
Bij het schrijvenvandit gedichtje wist ik nog niet dat Hayoung Choi de winnares van de competitie zou worden.
Laatst gelezen boek boven.
Taming
Sino-American rivalry
van Feng
Zhang & Richard Ned Lebow
heeft een opvallende titel. Niet een zoveelste variatie op de
Thucydides
val* genoemd als opmaat naar de onvermijdelijke kladderadatsch,
maar een zoektocht naar een oplossing: het temmen van het conflict.
Het boek valt ook op omdat de ene schrijver professor is in Engeland
en de ander in Guangzhou, China.
Los van de Oekraïne kan ik het
niet lezen. Maar het gaat over een dreigend conflict aan de andere
kant van de wereld; tussen de voor Europa belangrijkste bondgenoot
aan de ene en de belangrijkste handelspartner aan de andere kant.
Er zijn volgens de auteurs altijd diplomatieke mogelijkheden
om een ramkoers te vermijden. Voordat de schrijvers bij de diplomatie
zijn, brengen ze de lezer langs de beleidsmatige en militaire fouten
die China en de Verenigde Staten maakten, afschrikkingsstrategieën,
vertrouwenwekkende maatregelen en dit alles omlijst met een zee aan
kennis en feiten; teveel om mee te nemen in een bespreking.
Vertoog In de Verenigde
Staten vindt al enige tijd een flinke verschuiving plaats op het
gebied van de verhouding met China. In 2007 was die relatie nog niet
vijandig. De landen werkten samen op het gebied van
klimaatverandering en het intomen van de Iraanse nucleaire macht.
Acht jaar later was dit weg. Wat ging er mis, vragen de schrijvers
zich af. De Amerikaanse militaire aanwezigheid in Azië werd
verdubbeld zoals het Pentagon in 2012 aankondigde. In China werd deze
verschuiving gezien als onderstreping van de analyse dat een belangrijk deel van de
Amerikaanse elite China wil belemmeren een concurrent op het wereldtoneel te worden.
Analisten in de Verenigde Staten stelden vast dat flink doen naar
China inmiddels zowel binnen links als rechts in bon ton is.
Het is de strijd tussen het vrije liberale systeem en het
repressieve. China zou streven naar het vervangen van de
Verenigde Staten als wereldleider. Het boek is geschreven in
september 2019. Sindsdien wordt het Chinese gevaar alleen maar steeds
sterker benadrukt. De antwoorden van Beijing op de Russische invasie
van Oekraïne heeft dit nog versterkt. Beijing schuift
steeds dichter naar Moskou. Een nieuw blok ontstaat.
De
City on the Hill waar men weet en bepaalt wat goed is voor de wereld
(waar men zijn zelfvertrouwen haalt uit die overheersende macht en
elke scheur aan de bevolking weet te verkopen als een gevaar) staat
tegenover Beijing dat wat het beschouwd als zijn historische
rechtmatige positie weer in wil nemen na de grote vernederingen van
de 19e eeuw. Zie voor de hele bespreking hier.
* De schrijvers
stellen dat de Thucydides val de geschiedenis en de oorzaken van het
conflict foutief uitleggen; het was niet zozeer de angst voor de
militaire macht van Athene die tot oorlog leidde, maar de hang aan de
eigen leiderschap status van Sparta.
Volgende bespreking onder foto.
Laatst gelezen boek boven.
“Boeken
verdienen het om te reizen,” is als opdracht geschreven voorin Monterosso
mon amour,
het boekenweekgeschenk geschreven door de in Genua wonende Ilja
Leonard Pfeijffer.
Wordt ontevredenheid tevredenheid als je er bij neerlegt?
valt Pfeiffer in de eerste zin met de deur in huis. De ideeën
tuimelen de eerste pagina's als golven over je heen, steeds weer,
steeds meer. Gelukkig neemt dit in tempo af en komt een zeer leesbaar
boek tevoorschijn.
De schrijver laat zich weer niet onbetuigd
om zijn uiterlijk, inhaligheid, het uithangen van de hautaine
intellectueel, en sociaal gedrag op de eigen hak te nemen. Hij speelt
andermaal een rol in zijn schrijfsel: doet een voordracht op een
boekenweeklezing in de bibliotheek van een kleine stad; en hij schrijft het verhaal. Een belangrijke rol. Want pas als het verteld
wordt, bestaat het.
Het is een Covidperiode-boek, omdat het
't Europese begin ervan beschrijft. Het is een nostalgische novelle
omdat een eerste jeugdliefde, een onderwaterliefde, een belangrijke
rol speelt. Het is oudere dames literatuur, omdat het 't weinig om
het lijf hebbende leven van een vrouw op leeftijd beschrijft – die
zo mooi onafhankelijk en avontuurlijk begon – (ken je doelgroep).
Het is een reisboek en die reis gaat naar het Monterosso uit de
titel. Dat is een strandplaats niet ver van Genua.
Carmen,
de vrouw van de met vroegpensioen afgevloeide diplomaat, heeft
tijdens het volgen van haar man opgemerkt dat de steden op drie
continenten waar hij gestationeerd was (Cotonou in Benin, Wellington
in Nieuw-Zeeland en Lima in Peru) geen geheimen verborgen die de
moeite waard waren om ontsluierd te worden, “dat
alles in wezen overal hetzelfde is en dat er nergens ter wereld
genoeg te ontdekken valt om de verveling te verdrijven.”
Voor een reisroman een zin die werkt als zeepresten in een glas bier.
De vrouw is een huwelijksleven lang gevlucht naar
tennisbanen en in glazen sherry. Pas als ze een belofte inlost komt
er leven. Aan de keukentafel van een B&B in het Italiaanse stadje
met 1.500 inwoners blijkt dat er zelfs daar verhalen zijn. Je weet
ook dat dit idee van reizen de schrijver zelf vreemd is door wat hij
al schreef en de programma's die hij maakte. Hij leeft niet in een
bel die van plek naar plek geblazen wordt. Hij breekt liever de
glanzende zeeplaag.
De schrijver van de opdracht voorin mijn
exemplaar kreeg het op het vliegveld van Eindhoven en schreef er
een mooie bespreking over.
Tijdens het lezen vouwde hij er twee ezelsoren in; het heeft er
inmiddels vier (ik maakte de andere twee om het citaat over het
reizen niet vergeten en ook niet om het gedicht van Vasalis op te
zoeken waarnaar verwezen wordt). Het boekje stuurde hij me op vanuit
Bologna. Zo werd mijn exemplaar ook letterlijk een reisboek tussen
Italië en Nederland.
Steen
Verdriet kit al mijn krachten samen, zodat
ik roerloos word als steen. Mijn hele wezen wordt
materie, een ondoordringbaar star mysterie, o
sla de rots, opdat ik ween.
M. Vasalis In: Vergezichten
en gezichten (1954)
Volgende bespreking onder foto.
Laatst gelezen boek boven.
Nog geen tien jaar oud was ik toen de Rolling
Stones een beroemde toer door de VS maakten; een jaar of 16 toen ik
met mijn vriendje Frank naar de Stones platen van zijn oudere broer
Piet luisterde; twintig toen een dienstplichtige matroos wasser –
en de bassist van de scheepsband – met veel enthousiasme een bootleg
van een concert in Rotterdam liet horen (ik heb het bandje nog); en
bijna zestig toen diezelfde wasser me een door hem geschreven test
print van zijn boek opstuurde over de Stones toer van 1972. Hoetjes
werkte 22 jaar aan het boek.
Je zou het ook een driedubbel
dikke zwaar geïllustreerde glossy kunnen noemen met
toegangskaartjes, knipsels, brieven,
affiches en foto's, veel foto's, geschreven in een taal waar
nauwelijks remmen op staan en met metaforen waarin alles tussen
Sitting Bull, smörgåsbröd en Dantes Inferno opduikt.
De vormgeving is uitbundig en soms wat slordig, maar dat hindert
niet. Foto's staan daar waar ze in de chronologie horen. Hoetjes is
hierbij geholpen door ene Dave, die in 1972 een Stones poster kocht
en inmiddels weet welke foto waar en wanneer is genomen, vaak beter
dan de fotografen zelf. Zo leg je als fan muziekgeschiedenis vast
alsof je een historicus bent.
Volledigheid Want een fan is de
schrijver, een onvoorwaardelijke zelfs. Geen overdrijving wordt
geschuwd: de top van het universum, het grootste ooit, concert
zonder gelijke etc. Dit alles gespeeld door de beste rock & roll
band van de wereld. Hoetjes schroomt echter niet missende
geluidseffecten, schriele gitaren of uit de maat spelen te benoemen.
Hij kan het weten; wat er gezegd is, wat er gespeeld werd, of dat het
vals was of niet op tempo. Het staat er allemaal in, voor vrijwel
ieder optreden van de toer. In handige kadertjes zie je welke nummers
waar gespeeld werden en of er bootlegs van zijn of niet. Alle
bootlegs zijn beoordeeld op kwaliteit en volledigheid. Soms mist de
drum, soms wordt er doorheen gekwekt, soms is de kwaliteit zo slecht
dat een opname alleen voor de volledigheid waarde heeft.
Een
zoveelste geweldig gespeelde Brown Sugar is niet genoeg om de
aandacht vast te houden. Gelukkig geeft het boek ook een beeld van de
tijd. Voor het concert in Boston dwaal ik af naar een vliegveld met
onvoldoende personeel. Hoe actueel. De opgelopen vertraging was de
opmaat naar een vechtpartij met een opdringerige fotograaf en de
arrestatie van Jagger en Richards door een politieagent die nog nooit
van de Stones had gehoord. Ze hadden geluk: de politie in Boston had
al dagen de handen vol aan opstandige Puertoricanen. Ze kunnen er
niet ook nog een Stones concert bij hebben dat niet doorgaat met
rellende boze bezoekers als gevolg. De heren werden op een minime
borgtocht vrijgelaten. Verhaaltjes zoals dit houden het boek
levendig.
Bespreking gaatdoor onder foto.
Jasje Je duikt met 330 pagina's twee maanden
de Stones in. Interviews, anekdotes, alles voor een totaalbeleving.
Tourbook '72 had een vat met gestampte feiten kunnen zijn, maar
daarvoor leest het te prettig. Het is een gids door de toer; een
recensie van minuut tot minuut, on en off stage. Voor ik ga lezen heb
ik eigenlijk maar een ding waarvan ik hoop dat het er in staat. Een
verwijzing naar het concert van Aretha Franklin in januari van het
toerjaar. Ik wordt niet teleurgesteld. Het wordt aangevoerd als
achtergrond voor een paar keer gospel in het voorprogramma. Maar er
is veel meer. Zelfs overzichten van gitaren en versterkers staan er
in. En er is het groene leren jasje van Keith Richards dat in Seattle
door Jagger van het podium werd gegooid en in New Orleans door een
fan teruggegeven. Er is ook een lading boomstammen die op de
limousine van Stevie Wonder viel. De soulmuzikant speelde het
voorprogramma tijdens de toer. Er valt ook een van zijn concerten
uit. Zijn drummer gaf er de brui aan, omdat hij niet tegen het
controlfreakerige gedrag van de multi-instrumentalist kon.
Politiek Naast deze muzikantenberichten lees ik ook
dat Angela
Davis werd vrij gelaten: fucking
great, zo zei Mick Jagger van de band die toen al main stream was geworden
erover op het podium. Davis was een vrouw die wapens kocht, gebruikt bij een dodelijke schietpartij. Ze werd in Sweet Black Angel bezongen op het in
1972 verschenen album Exile on Main Street. Andere tijden. De
Vietnamprotesten, die hevig waren op het moment van de toer, spelen
nauwelijks een rol in het boek. Rond het concert in Albuquerque
worden de paar dagen geweld genoemd die ontstonden bij
politieoptreden tegen een blokkade door studenten, waarbij acht
gewonden vielen. Het Watergateschandaal komt in een bijzin voorbij.
Er is meer aandacht voor de inmiddels vergeten rage van het
frisbeegooien. Als een Canadees, Mr. D, gefrustreerd vanwege de koop
van valse kaartjes met zwaar vuurwerk een vrachtwagen van de Stones
in Montreal wil vernielen dan krijgen we een verslag alsof Hoetjes er
zelf bij was, zo levendig. Een krantenbericht rept van extremisten.
Er was meer glasschade in de straat dan aan de vrachtwagen. De
afscheidingsbeweging Front de Libération de Quebéc was het niet
volgens een politieman, dan zou er niets meer over zijn van de
vrachtwagens. Muziek, de rest is bijzaak. Geruststellend.
Bootlegs Het
boek speelt in de wereld van de bootlegs, de illegale opnamen. Toch
krijgt Mick Jagger bij Record Paradise in Los Angelos alle bootlegs
van de Stones die aanwezig zijn gratis mee als hij er binnenloopt.
Hoetjes spreekt iemand die de shows in Detroit heeft opgenomen en
gefotografeerd, maar zowel de bandjes, foto's als negatieven hebben
een recente verhuizing niet overleefd. Leg ze toch in een
winkelkarretje en neem ze mee langs de stoffige wegen, schreeuwt
Erwin zijn onbegrip van de pagina's. Steeds komen er nieuwe opnamen
uit 1972 bovendrijven, die beter zijn dan wat er was. Het roept de
vraag op hoelang er nog mensen zijn die uit een stapel oude
cassettebandjes een parel uit 1972 weten op te vissen. Hoetjes
herinnert iemand aan een vergeten tape van het concert in Chicago.
Hij beschrijft de netwerken en methodes om muziek uit te wisselen.
Soms was er een vrouw zwanger van opnameapparatuur om die
binnen te krijgen (San Diego). Als ergens in het publiek een
microfoon gezien wordt dan is er de kans dat je bij het verlaten van het
optreden je zakken om moet keren. Beter om je bandjes dan even bij
een ander onder te brengen. Het komt maar zelden voor, zoals in
Denver en St. Paul/Mineapolis dat er geen bootlegs zijn. Er is ook
nog onuitgegeven officieel materiaal dat de schrijver wil zien.
Fans Het
is een boek voor en over fans. Ik ben geen fan, waarom pakt het me
dan toch? Het is onder andere het grote enthousiasme waarmee het
geschreven is. Het boek gaat ook over de fan Hoetjes. Hij stamt uit
een tijd dat de bootlegs nog over de post werden toegestuurd in
enveloppen met stempels en postzegels en een tijdperk dat je muziek
nog luisterde over boxen en koptelefoons voor sukkels waren. Dit werk
stijgt boven het gewoon fan zijn uit. Hier wordt iets toegevoegd aan
de toer zelf. Het is wel heel uitputtend denk ik af en toe tijdens
het lezen. Het is alles en nog net iets meer. Maar niemand verplicht
me het hele boek leeg te drinken en toch doe ik het. Aan het eind ben
ik overtuigd: dit is de grootste rock & roll band van de wereld
geweest. Nou ja bijna geweest. Ze houden het eindeloos lang vol, nu
al zestig jaar. Deze week staan ze nog een keer in Amsterdam.
De
test print is 1½ kilogram aan Stones wetenswaardigheden. Ze wordt
verpakt en verzonden voor € 25 (op Marktplaats
kom ik het al tegen).
Dat is goedkoper dan evenveel Stolwijkse oude kaas. Het boek gaat
over van alles en nog wat, maar toch vooral over de sfeer en de
gespeelde muziek tijdens de concerten. Door het gedetailleerde boek van
Erwin J. Hoetjes kon ik er nu een halve eeuw later in gedachten heen.
Ik lees met moeite, maar wel graag.
Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang
duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31
januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het
lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij
het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
De
Ierse Marconist Cameron, de hoofdpersoon in Het
verboden rijk van J.
Slauerhoff, kende
ik al uit Het
leven op aarde (dat
als tweede deel in deze verkenning van China en de gespleten geest
van de schrijver gezien moet worden). Ik besprak het twee
jaar geleden.
Het verboden rijk vertelt drie
verhalen: dat van de stichting van de stad Macao door de Portugezen;
dat van de verbanning van de schrijver Camões uit Portugal (vanwege
een affaire met de toekomstige bruid van de kroonprins in de 16e eeuw)
en de volgende avonturen in Azië; en dat van Cameron, een Ier die
door zijn aparte uiterlijk niet alleen door de Engelsen, maar ook
door de Ieren met de nek werd aangekeken. Dat derde verhaal speelt
begin 20ste eeuw. Camões en Cameron vallen samen, waarmee ook
verschillende perioden en voorvallen samengesmeed worden. Dat is knap
literair boetseerwerk.
“Bij Slauerhoff geen streven naar
harmonie, geen synthetische levensbeschouwing, geen leefregels, maar
één lange, verwoestende, niets ontziende tocht door het leven. Een
droom navertellen was niet hetzelfde als iemand laten dromen. Dankzij
de droomachtige scènes in Het verboden rijk (1931) van Slauerhoff
vervloeiden Camoës en de marconist en kon Camoës 'in de huid
[kruipen] van een marconist,” zo beschreef Graa
Boomsma het in zijn biografie over het leven van Bert
Schierbeek.
Het echte levensverhaal van Camões
lijkt
een beetje op het verhaal in Het verboden rijk, maar is wel sterk
aangepast. Zo is het eigenlijk met alle historische gegevens;
aangepast of verplaatst in de tijd. Het is geen boek over de
geschiedenis van China of Macao. Slauerhoff kende die wel, maar
verhaalt niet de geschiedenis, maar vertelt het verhaal van de
marconist op zoek naar het leven.
Een vrouw woont in een bijna
magisch huis, met smalle toegang, op een eiland omringt door “een
ondragelijk paradijs,” zo ijlt Camões.
Hij wordt er hels gekweld en wil ontsnappen “al zag ik
daarbuiten niets dan de zee die andere hel.” Er zijn de
havensteden waar Cameron ronddwaalt die bedenkt dat verdoemd zijn
betekent “zich overal vervelen, behalve op de meest ellendige
plaatsen, zoals poolstreken, woestijnen en eilandloze zeeën.”
Het is dan ook een boek voor de liefhebber van venijnig
meedeinen met het leven van de scheepsarts. Er zijn de falende
liefdes. Er is de dwang om te schrijven. Er is de kaping door
zeerovers. Deze is dan weer de opmaat naar een benauwende reis door
China. (Slauerhoff maakte in de werkelijkheid zelf ook eens een
kaping mee, zo noteert Wim
Hazeu in zijn biografie.)
Het is een boek vol leven
dat wringt als de planken van een zeilschip in volle zee. Een
worsteling, op zoek naar voldoening, zoals hier: “het is waar:
zich goed te kleden en te scheren verheft het moreel meer dan een
hele nacht Goethe of Confucius lezen, van de bijbel nog maar
gezwegen.” De zoektocht gaat
door in Het leven op aarde, maar daar had ik het dus al over.
Volgende bespreking onder foto.
Laatst gelezen boek boven.
De
Donkere straten van Caïro; een Makana avontuur
door Parker
Bilal
is een literaire thriller. Makana woont op een wankele woonboot in de
Nijl bij de Egyptische hoofdstad. Hij is een voormalige politie
inspecteur uit Soedan. In Egypte weet hij net overeind te blijven door
kleine onderzoekjes in opdracht.
Dit verhaal gaat over een
groot onderzoek naar een voetballer en lieveling van een van de
rijkste mannen van het land. Er worden twee andere verhalen daar
doorheen geweven: het verdwijnen van een kind van Egyptische vader en
Engelse moeder in donkere straten van de soek; en de opkomst van de
Islamitische dictatuur in Soedan. Die tweede ontwikkeling heeft grote
persoonlijke gevolgen voor Makana gehad; de schrijver voert ons
hierover steeds met kleine stukjes.
De bouw van een
megalomaan voetbalstadion staat symbool voor de projecten van de
superrijken aan de top van Caïro. De verlichting van het gebouw dat
naar de hemel rijkt, ontneemt je echter het zicht op de sterren.
Bouwprojecten voor toeristen verdringen de vissers langs de kust. Ze
blijken niet de vlucht uit de armoede te zijn waarmee dergelijke
projecten vaak verkocht worden.
Korte spannende hoofdstukken
met hier en daar een mooie observatie over de mens en zijn omgeving,
maken van de thriller een spannend en ook mooi boek. Het glijdt naar
binnen, maar blijft ook hier en daar haken.
De donkere
straten is het eerste in een reeks van zes thrillers waar Makana de
misdaad in Caïro of Soedan induikt. Parker
Bilal is het speudoniem
van de in Londen geboren en in Soedan opgegroeide schrijver Mahal
Majoub
die onder eigen naam romans en non-fictie publiceerde.
Het
boek is prachtig uitgegeven door De Geus in een serie samen met Oxfam
Novib om “schrijvers uit niet-Westerse landen een podium en een
stem” te geven. Dat klinkt een beetje als hulp. Het gaat hier
echter om een succesvolle auteur die vertaald is zodat de Nederlandse
lezer hem kan lezen in de eigen taal. Niet meer, niet minder. Hij had
al zeven romans geschreven voor dit boek. Die hadden ook op dat
Nederlandse podium mogen staan.
Volgende bespreking onder foto.
Laatst gelezen boek boven
Het
oog van de Engel
door Nelleke
Noordervlietis een van haar eerste boeken en vertaald naar het
Duits. Het werd genomineerd voor de AKO-literatuurprijs. Later zou
Noordervliet de Constantijn Huygensprijs voor haar hele oeuvre
krijgen.
Het
verhaal. Eind 18e
eeuw vluchten vader en twee dochters, Elisabeth met een oogziekte en
de doofstomme Maaike uit Haarlem naar Frankrijk. Vader overlijdt kort
na aankomst en de twee zussen zijn afhankelijk van een ver en geil
familielid. Ze blijven er niet. Een marskramer in wetenschappelijke
experimenten, de arts Doppet, neemt hen op sleeptouw.
Maaike
wordt al snel ondergebracht in een instituut voor doven. Elisabeth
groeit uit tot een orakel dat door haar uitpuilende oog en woorden
invloed zal krijgen op de kringen van Parijse verlichtingsdenkers.
Het
boek is uit en te na besproken. Dat krijg je met zo'n nominatie. Nora
van Laar neemt het boek onder de loep, maar gaat ook in op
besprekingen ervan. Daar kan
je als eenvoudig lezer niet meer tegenop. Dat ga ik dan ook niet
proberen. Zelfs het genre was stof voor debat. Was het een
liefdesroman of een historische roman. Kan je in een historische
roman je hoofdpersonen wel zelf bedenken en voorwerpen die destijds
nog niet bestonden (theemutsen) gebruiken om een kleding stuk te
beschrijven. De taal (korte pakkende zinnen) en de beschreven tijd
zouden elkaar niet passen. Noordervliet laat zich niet beperken. Als
ik van Napoleon een grote man wil maken in een roman dan doe ik dat,
antwoordt ze de preciezen.
De
schrijfster is belerend luidt een andere kritiek. Tijdens het lezen had
ik er geen last van, maar subtiel kan je Noordervliet niet noemen. Je
moet je verantwoordelijkheid nemen en niet op God afschuiven wat er
mis is, laat ze Elisabeth zeggen. En daar blijft niet bij. “Deugd
lag niet in maagdelijkheid, maar in eenvoud en moed, in
rechtvaardigheid en oprechtheid, in leven naar het hart en met
verstand, en die deugd was voor mannen en vrouwen gelijk,”
zo bedacht de vrouw met het priemende oog, alsof het een
beginselverklaring was.
Noordervliet waarschuwt er ook voor dat de middelen aan de haal gaan met het ideaal. Voor iedereen die geschiedenis in het pakket had op de middelbare school bekend terrein. Niet voor niets
begon de examenstof in 1789 en kwam daarbij al snel Robespierre
en de galg om
de hoek kijken. Toch diept ze de waarschuwing ook verder uit.
Bijvoorbeeld als ze beschrijft hoe de meute een behangselfabrikant te
lijf gaat, niet omdat hij zijn arbeiders slecht behandeld, juist
niet, maar omdat hij uit hun kringen is voortgekomen. Je moet die
woede niet willen temperen, dat is slecht voor de zaak:
“Ze horen wat ze willen horen en wat hun woede voedt. Zo gaat het.
Er is geen redelijkheid. Die kan er niet zijn. Die mag er niet zijn,”
zegt Doppet. Zo begint én ontspoort de revolutie tegen adel en kerk.
Het doet uiterst actueel aan.
Er zouden al eerder romans geschreven zijn over hetzelfde onderwerp,
zegt een beroeps recensent. Tja en ik de sukkel las die niet en wel deze roman drie decennia nadat het boek verscheen. Ik heb me laten
meeslepen door de ideeën en het verhaal. Het belegen karakter van
sommige teksten stoorde me daarbij niet. Dat is ook wat waard,
meegesleurd worden in een roman over strijd en de gevaren daarvan.
Tijdens het lezen vraag ik me af welke oogziekte Elisabet had. Het
blijkt dat Noordervliet een eigen tumor bij het oog als inspiratie
heeft gebruikt. Ook hier is de werkelijkheid de inspiratie voor de
verbeelding geweest.
Volgende bespreking onder foto.
Laatst gelezen boek boven.
Het
stadje waar de tijd STIL is blijven staan is een boek van
Bohumil Hrabal. Het speelt in het Nymburk, de plek van Hrabals
jeugd en rond de brouwerij waar het gezin woonde en zijn stiefvader
bedrijfsleider was.
Het boek begint met verhalen van de
jongen, de verteller, over zichzelf, bijvoorbeeld hoe hij een
ongewilde tatoeage krijgt en zijn bestaan als schrijver begint om aan
straf te ontlopen. Maar het stadje gaat toch niet over hem, maar
vooral over zijn stiefvader en diens broer. Papa Francin beroofde de
mensen van de tijd door ze bijna letterlijk voor zijn karretje te
spannen, oom Pepin gaf juist vervulling aan hun tijd door zijn
levenslust.
Als de brouwerij genationaliseerd wordt tijdens de
communistische machtsovername in 1948 is het afgelopen met papa als
directeur. Hij wordt er lomp en grof uitgezet, terwijl hij redelijk
is geweest voor het personeel. Zijn spaargeld wordt geconfisqueerd.
Hij mag het later gebruiken om een gevonden, overgroeide en
losgewrikte vrachtwagen te kopen. Een wagen die het na goede diensten
bij een absurd voorval zal begeven. Bizarre en uitvergrote voorvallen
daar staat het boek bol van.
Het ellendige van het leven wordt
bijvoorbeeld verbeeld door een schilder die spoorbomen in de verf
zet. Even zijn ze beneden, dan gaan ze weer omhoog: kwast in de pot,
trap er tegenaan, omhoog, boom weer omlaag. De schilder werd niet
steeds kwader, maar juist steeds kalmer. Zo lang je je richt op
futiliteiten en en niet op het wezenlijke, valt er te leven.
Zaden
uit een in onbruik geraakte botanische kloostertuin waaiden over de
muren. Er waren planten die het niet redden, anderen wisten zich
uitbundig te vestigen. Van zaden naar mensen is een kleine stap in de
wereld van Hrabal: “dat was toch al zo de gewoonte in ons land
om je op een of andere manier aan te passen en daarna in een andere
en nieuwe tijd op te gaan.”
Uit het nawoord van Drie rabiate leugens haal ik dat die brouwerij ook in het echte leven een
voorname rol speelde: “Zijn eerste gedichten typte hij op de
Underwood in het kantoor van zijn stiefvader op de achterkant van
rekeningenpapier, en wel op zondagen, omdat op werkdagen het kantoor
bezet was, zoals hij dat beschrijft in zijn autobiografische proza '
Wie ik ben '.”
De achterflap stelt dat het slot van het
verhaal zeer pessimistisch is. Wat mij betreft is dat een wonderlijke
uitleg van de metafoor van de over de Elbe weer naar zijn oorsprong
varende witte zeemanspet. De cyclus van het leven biedt juist troost
in een troosteloos bestaan, waar de mensen hoe goed ze het ook
bedoelen steeds weer dezelfde fouten maken, maar waar het toch steeds
opnieuw kan beginnen.
Ik lees met moeite, maar wel graag.
Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang
duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31
januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het
lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij
het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.