vrijdag 1 december 2023

Derde bal

Nee die trappers hebben het niet lang gedaan. Wel hielpen ze me deze zomer over het Centraal Massief in Frankrijk met een zwaar beladen fiets. De ene trapper is beter bestand tegen mijn scheve trap dan de andere. Er zitten al weer nieuwe op met een beetje vet op de schroefdraad. Dit om ze makkelijker los te krijgen als dat nodig is. Toch ga ik niet fietsen.

Er is een kwaal in mijn lies. Zo beeldend als de beste onder de Nederlandse wielerjournalisten, Thijs Zonneveld, zal ik het niet beschrijven, maar het is een zeer hinderlijke narigheid en dan hoef ik niet eens beroepsmatig te fietsen, alleen voor het plezier en ook niet hard.
Peter Winnen was te spreken over het artikel van Zonneveld die het euvel “Pure goorheid verpakt in een puist” noemde. Er zijn veel begrippen die er voor gebruikt worden: een steenpuist, knelbult of derde bal. Het is een ophoping van vocht met afgestorven cellen in of onder de huid, zoals Trouw het in 2010 droogjes beschreef. Het uit een sprookje weggelopen woord karbonkel ontbreekt in die krant nog. 

Als je gaat lezen kom je wielrenners tegen als Zoetemelk, Bram Tankink, Oscar Freire en nog zo wat. Mijn aandacht wordt getrokken door de kwaal bij Laurent Fignon. Zijn verlies in de tijdrit van de Tour van 1989 wordt wel eens opgehaald door José De Couwer – de aimabele wielercommentator voor Sporza. De overwinning van Greg Lemond wordt dan beschreven als een overwinning van slimheid en de techniek, hier het gebruik van het triatlonstuur. Voor het monteren ervan verwierf zijn ploegleider, De Cauwer, toestemming. Dat tegenstander Fignon een derde bal had, hoorde ik nog niet eerder, maar gezien de pijn die dat veroorzaakt heeft een medische reden vast ook invloed op de uitslag gehad.

De kwaal is een onderwerp dat tot de verbeelding spreekt. Zelfs de flair had er een artikel over.  Of wielrijdsters ook een derde bal kunnen krijgen? Ja zeker wel, maar misschien noemen ze het volgens de weefselleer liever een pseudocyste met centrale fibrinoïde necrose, omgeven door dicht en stug bindweefsel.

Nu maar eens kijken hoe ik van die nep cyste afkom. Weefselleer of wielerheroïek, een lolletje is het niet.

maandag 27 november 2023

Samenloop van omstandigheden


Samenloop van omstandigheden door Saman Amini en Tom Jager* valt allereerst op door de uitbundige en kunstzinnige opmaak van het boek. Iedere pagina is geïllustreerd of liever is een illustratie. Niet alle bladzijden bevatten tekst. Soms zijn de woorden deel van het beeld en soms zijn de letters gewoon 'drukletters' op een tekening gezet. Tekeningen en tekst trekken samen op. De combinatie maakt het boek tot een prachtexemplaar.

De kunstzinnige schoonheid verhult niet dat het boek eigenlijk over een heel somber onderwerp gaat, een depressie door wat de jonge jaren in Iran brachten en een mislukte opvoeding door een getormenteerde vader. Gelukkig was er nog de liefdevolle moeder, er is een hoofdstuk aan 'mama' gewijd (en aan 'vader', niet aan het vergelijkbare 'papa'). Het zwart van de tekeningen versterkt het donkere karakter.

Voordat het boek de vorm aanneemt van een brief die is geschreven aan het kleintje en uitlegt hoe het allemaal zo gekomen is, zijn er algemenere woorden zoals:

Velen zijn er om te leven
Maar ik leef om er te zijn
(...)

Geen behoefte aan een wereldreis
want ik draag de wereld al diep in mij


Vervolgens komen we een tante tegen die om het verdriet te verdrijven aan de opium is, een arm klasgenootje dat zijn boeken moet kaften met oude kranten met ayatollahs erop, het neefje dat achterblijft en de vader die zelf slaag verdiende. 

De schrijver heeft niets te klagen. Hij heeft alles, zelfs een inloopkast. Toch zijn er demonen in zijn hoofd die hem niet laten slapen. Niet kunnen slapen kan rampen opleveren.
Dit bedwelmen met coke en canebis maakt het niet beter, eerder het tegenovergestelde. Als de emoties van diep verborgen en levend begraven terug komen dan zit er niets anders op dan ze aan te kijken. Of heel plastisch:

Ze zeggen: heb schijt aan het verleden
Maar schijt drijft altijd weer naar boven

Zijn therapeut heeft niet de energie met aandacht te helpen om die duivels te lijf te gaan. Dat bovenhalen en verwerken gebeurt in de lange indringende brief aan dat kleintje. Opmerkelijk genoeg kennen we dat kleintje allemaal. Maar als je dat zo is en je zelf wel aan de goede kant van het hek terecht bent gekomen, dan is dat ook een aansporing om te leven, en de eigen sores niet het er zijn laten wegduwen.

Het kan klinken als tranentrekkend, een ego-document dat slechts voor de schrijver van belang is, maar dat is dan een misvatting. Daarvoor is het te rauw en te mooi. Lezen over waar een vluchteling op elfjarige leeftijd vandaan kwam, is altijd nuttig; om daardoor betrokken te blijven. Bovendien is het thema van depressie en de zin niet meer zien, een algemeen menselijk probleem en treft personen in vrijwel ieders omgeving.
Je zou bijna denken dat het werk autobiografisch is, zo zit het op je huid, maar het is fictie die is geïnspireerd op andere mensen, zo laat de schrijver in een slotwoord weten.

De aansporing om bij het wentelen in eigen leed eens om je heen te kijken naar hoe de samenloop van omstandigheden het leven van anderen heeft gemaakt, zal niet altijd werken, maar het kán wel helpen. Die zoektocht overstijgt hier het persoonlijke, zowel in inhoud als in beeld.

Noot;
* De oorspronkeljke tekst werd geschreven door Amini en Nima Mohaghegh voor een voorstelling.


 

maandag 20 november 2023

De onvermijdelijkheid van geweld

Yambo Ouologuem schreef in 1967 Le devoir de la violence. Recent werd dit boek vertaald naar het Nederlands als De onvermijdelijkheid van geweld (eerder werd het in Nederland uitgegeven als Het recht van geweld.)* Het boek baarde meteen opzien en gaat je ruim een halve eeuw later nog steeds niet in de koude kleren zitten.

Kort na verschijnen kreeg het de Franse Prix-Renaudot. Daardoor kwam het ook op de pagina's van de Nederlandse kranten terecht. In de Telegraaf (26 september 1970) beschrijft Jos G. Heilker
het boek als van “een Franse neger-auteur,” terwijl het geen geheim was dat de schrijver uit Mali kwam. Op dezelfde pagina stond ook een impressie van een interview met Ouologuem, die daar meer als gek dan als literator beschreven werd. Als de auteur belt om een afspraak met de interviewer te maken dan klinkt een rochelend “Oejoeboejoeboeloebem” uit de hoorn, zo stelt Henri Sandberg, de journalist die was overgestapt van Het Volk naar de Telegraaf. Bekhouden leek bijna de boodschap voor de schrijver.


Schrijfster M. van Tijn komt in De Tijd (15 februari 1969) met een serieuzer stuk en staat stil bij de visie van Yambo Ouologuem, die in interviews stelde “dat in Afrika de dekolonisatie nog steeds niet voltrokken is. Toen de Europese mogendheden in Afrika arriveerden om het te koloniseren, was het al te laat. (…) De werkelijke kolonisators, plaatselijke aristocratie en notabelen, hadden al sinds lang die plaats ingenomen. En de Europese veroveraars deden weinig anders dan die kolonisators in de kaart spelen. Technische bijstand, reeds toen! roept de schrijver ironisch uit.”

Ook de Nederlandse vertaling van dit jaar kon op veel aandacht rekenen. Op de Vlaamse website De wereld morgen zette oud Agalev politicus Lode van Oost in een paar zinnen de achtergrond van de schrijver neer die “werd op 22 augustus 1940 geboren in de kolonie Frans Soedan, het latere Mali, als kind van de lokale aristocratie van landeigenaars. Zijn vader sprak meerdere Afrikaanse talen en de Europese koloniale talen Frans, Engels en Spaans. In 1960 ging hij sociologie, filosofie en Engels studeren aan het Lycée Henri IV in Parijs, waarna hij tijdens zijn doctoraatsstudies les gaf aan een school in de Parijse buitenwijk Clarendon.” Ouologuem schreef bovendien schoolboeken voor leerlingen in Afrika, wisten we al door het eerder genoemde artikel uit De Tijd.

Victor de Raeymaeker merkte op voor het Humanistisch Verbond dat het boek ondanks de afwezigheid van enige poging tot spanning zelfs een spanningsboog ontbreekt , toch fascineert, je vastgrijpt, je meevoert en betovert. Dat komt doordat de “vertelling rijkelijk [is] gesopt in poëzie, door zijn overvloedige stijl en zijn heftig ritme dat overgaat van episch naar realistisch, van feitelijk verslag naar zoete dweperigheid, van barbaars naar verfijnd klassiek, van botte erotiek en seks naar verfijnde romantiek,” aldus De Raeymaeker. Ook in de Volkskrant schalden de bazuinen over het boek: “Het is een roman zoals je zelden leest, een oorwassing op papier, een doldrieste, schuimende, kolkende vertelling. Ouologuem heeft niets minder willen doen dan de geschiedenis van zijn continent radicaal herschrijven.” In de Groene Amsterdammer zette Marnel Breure het werk neer als literatuur, los van afkomst, en niet wit en niet zwart, maar universeel.

Dit is slechts een greep uit de recensies. Het boek spreekt nog steeds tot de verbeelding, zo bleek, en leidt tot besprekingen die de tekst een plaats geven 16 jaar nadat de auteur in Mali is gestorven. Nog één dan. De boekenclub van ZAM stond ook stil bij de uitgave met
artikelen en een discussie. Een van die artikelen is geïllustreerd met een fotoalbumpagina waarop Ouologuem als kind, op zijn leeftijd als schrijver en als oudere man te zien is. Het is alleen daarmee al een aanvulling op andere artikelen.

Het boek schildert een dynastie in Afrika, die gevestigd werd door de zoon van een zwarte vader en joodse moeder. De Saïfs werden vervolgens tot in de vorige eeuw de leiders van het denkbeeldige rijk Nakem. Dat ontstond in 1202. Het boek handelt vooral in de laat 19e eeuw tot aan de helft van de 20ste. De verdeling van Afrika door de koloniale machten komt voorbij, maar zonder concreet te verwijzen naar de precieze geschiedenis. Het rijk zelf werd beheerst met geweld, terreur (waaronder
sneaky vergiftiging met gedresseerde adders), machinaties, drogeren van mensen en verder alles wat mogelijk was om de macht en rijkdom te behouden. Chaos, geweld en zware seksuele onderdrukking voeren de strijd om de boventoon. Achtereenvolgens spelen arabieren en koloniale machten ook een rol in het ellendige lot van Nakem. De vrouw haar lijf ontnemen kon door de notabelen van het rijk, maar ook op instemming en medewerking rekenen van de Franse kolonisten (waarmee werd samengewerkt zover nodig om de macht te behouden). Door hun misplaatste superioriteitsgevoel ontging het de kolonialen gemakkelijk dat ook zij gebruikt werden. Maar het boek wijst dus niet alleen naar invloed van buiten als achtergrond voor stevige misstanden, maar ook naar heteigen handelen, de eigen geschiedenis.
Doordat Nakem een fictieve Staat is, is daar ruimte voor; immers fictie kan niet voor waar worden aangenomen en hooguit een idee van die waarheid verwoorden, ongeveer zoals de beelden op een filmdoek die verdwijnen terwijl je kijkt. Léopold Sédar Senghor, dichter en eerste president van Senegal, verweet Ouologuem toch dat het hem aan een morele houding ontbrak, zo noteerde
Marnel Breure. Dat het hier om een fictief rijk ging laat echter ook ruimte open voor het Afrika waar het anders, beter of slechter ging. Het rijk waarin Ouologuem zijn knuppel wierp, was immers niet het hele continent Afrika, maar klein deel daarvan. Het was een stem in het gesprek, in het zoeken naar een eigen identiteit. De schrijver liet echter geen misverstand bestaan over zijn visie op het kolonialisme, dat was geen daad van liefdadigheid die het leven van de bewoners verbeterde, zoals wel beweerd wordt (we hebben zelfs een begrip ethische politiek in Nederland voor die benadering), maar die verbeteringen zijn er gekomen door “de strijd ertegen.” Bij het schrijven van voorgaande zin, bedenk ik me meteen dat de Franse 'onderdaan' daaraan zou toevoegen dat je dit niet moet idealiseren want in Afrika zou zijn hoofdpersoon niet veel meer dan een werktuig in de handen van de macht zijn en blijven.

Er zijn in de roman zelf bedachte beelden over Afrika. Beelden die bewust of misschien onbewust een eigen werkelijkheid creëerden. Zoals de Franse kolonisten hadden. Die bezetters worden hier overigens Flençessie genoemd. Of de beelden die worden opgeroepen door hen die zich neerbuigen om Afrika te begrijpen. Dat soort vervorming komt hier van de Duitse etholoog** die Afrika ziet als wijs, mooi, weelderig, ordelijk, niet gewelddadig en even machtig als humanistisch. Pas toen het Europese kolonialisme binnendrong kelderde dit zo beschaafde volk, stelde de Duitser. Oud houtsnijwerk dat hij met duizenden stuks tegelijk uit Afrika afvoerde, verkocht en verhuurde, handel die hem een kasteel als woning opleverde, was de basis voor die hypothese van de nobele Afrikaan. Zijn visie garandeerde hem een voorname plaats aan de universiteit. De doortrapte Heerser over Nakem leverde het een nieuwe nering op. Als het oude houtsnijwerk uitgeput was, werden nieuwe oude maskers gemaakt; op leeftijd gebracht door ze enige tijd te begraven in de modder. Koloniaal en gekoloniseerde leider eten beide uit de dezelfde bron. Het zijn visies als deze die een schrijver laten zien die de wereld wel kent, maar niet vertrouwt in het mooie van de mens.

Het is een donkerzwart boek, maar wel heel intrigerend en met een voortdurende vraag aan de lezer. Wat lees je eigenlijk? Waarom zou je zo'n boek vol ellendige – en niet zelden bloederige – narigheid lezen? Begrijpelijk dat de roman bij verschijnen overrompelde.*** Dat doet ze nog steeds en niet alleen om het geweld en machtswellust, maar ook om de inhoud, de gedachte erachter. In een tijd dat Afrika vrijheid verwierf, werd de eigen geschiedenis op de korrel genomen, zocht de schrijver in het boek naar een invulling daarvan.

Soms is er een passage met een aangenamere kleur, zoals een romance langs de rivier, maar lang duurt de ongehinderde vreugde nooit. Het geeft wel even lucht aan het verhaal en laat tegelijkertijd door het contrast ook de rottigheid nóg beter uitkomen. Als er eens iemand opstaat tegen de macht, zoals de smid die niet wil moorden, dan zijn er altijd middelen zo iemand toch te dwingen mee te gaan in de orgie van gewelddadige machtsontplooiing. De maraboet die waanzinnig werd, schreeuwde van de daken wat hij er van vond, wat hij zag. Ook al weet je dan als lezer dat veel van zijn geraaskal de waarheid is, ook waar hij de macht aanklaagt, hij werd hij in zijn fictieve wereld niet geloofd en afgeserveerd. Het is de schoft die in zijn waanzin ware woorden sprak.

In het nawoord (
ook gepubliceerd op ZAM) beschrijft de Leidse docent Afrikaanse literatuur Vamba Sherif hoe hij het boek vond in Eindhoven; er aan begon; het weglegde, omdat hij vreesde dat het verhaal “alleen maar de stereotiepe beelden van Afrika zou bevestigen. Een geschiedenis die het kolonialisme, het plunderen van het continent en de slavernij zou rechtvaardigen.” Later zou hij weer verder lezen en merken dat: “Geweld werd afgewisseld met ongekende schoonheid, een origineel beeld werd gevolgd door een beeld dat nog bijzonderder was. Alsof de schrijver een missie had mij en de wereld te dwingen zijn genialiteit te erkennen, deelgenoot te worden van zijn woede, ongenoegen, liefde en verwarring. Hier had ik iets unieks in handen.”

Schrijfster Van Tijn stelde in De tijd dat de lezer met vragen blijft zitten. Inderdaad. Maar in het laatste deel, getiteld Dageraad, laat het verhaal, vrij ondoorgrondelijk, een nieuwe opening zien die waar recht macht insnoert, en ook liefde, vrede en vergeving een rol spelen. Zo zoet als dit is het niet geschreven. Het is een spannende, poëtische en hermetische dialoog waaruit deze woorden zijn gehaald, een schaakpartij in woorden tussen heerser Saïf en de voorbeeldige bisschop Henry op het moment dat deze tweede bedreigd werd met de dood die op de loer lag. Deze als toneeltekst geschreven dialoog bevat onder andere de zin:
“Recht zonder kracht is een karikatuur. Kracht zonder recht is ellende. Geef maar toe!” Alsof dit nog niet genoeg is om op te kauwen begint de laatste alinea met de woorden die veel van de thematiek van het boek samenvatten: “Vaak is het waar, de ziel wil dromen van de verledenloze echo van het geluk.”

Noten:
* De publicatie uit 2023 verschenen bij Uitgeverij Jurgen Maas en is vertaald door Martine Woudt en Getrud Maes. De Nederlandse vertaling uit 1970 was van de hand van Jenny Tuin. Martine Woudt stelde dat het woord devoir verschillende betekenissen kan hebben, waaronder naast de vermeldde vertalingen ook  'plicht'.
** Geënt op Leo Frobenius, een Pruisische etnograaf en onderzoeker, zo leer ik van de vertaalster.
*** De discussie over het plagiaat van Ouologuem voor dit boek is geluwd. Maar nog niet verdwenen. Het was er misschien wel, maar niet uit dat genoemde boek, maar uit een ander, zo gooien lezers in de strijd. Het nuanceren ervan wordt gangbaar,  omdat het schrijven altijd heeft bestaan uit kruisbestuiving en dat de vier pagina's waarop aangepaste teksten van elders zijn verwerkt, op de 300, ook zo gezien kunnen worden en niet moeten worden overdreven. Het is niet meer dan impliciet overgenomen en bewerkte details in een
indrukwekkend meesterwerk. Het mag de waardering niet in de weg staan.

zaterdag 18 november 2023

Veranderd



Tata
De prachtvlamhoed stond nog op de plek waar ik hem twee maanden geleden ook zag. Nieuwe en al wegstervende paddestoelen bij elkaar op dezelfde stam. 
 
De computer beloofde veel regen. Ik kreeg buiten veel zon en improviseerde voor de terugweg een route via Alkaar naar Heilo. Van daar wist ik het wel weer. 
 
Door dat anders dan anders rijden kwam ik ook een mooie boerderij tegen, de Hagenooy hoeve. Als ik hem thuis opzoek kom ik er een krantenartikel van Ed Dekker over tegen (niet gedateerd en geen bron, het moet het Noord Hollands Dagblad tussen 1993 en 1996 zijn geweest) en blijkt er veel verhaal achter de stenen te zitten.
 
De eerste foto was er weer een van de tankgracht in de Heerenduinen. Ga daar zelden zomaar langs. Gegraven voor oorlog, veranderd in iets moois door de vrede.





molen Woudaap


 



Tankgracht WOII