maandag 5 februari 2024

De trotse bedelaars

Het is onvoorstelbaar dat De trotse bedelaars van Albert Cossery in de oorspronkelijke Franse uitgave prettiger leesbaar zou zijn dan in de vertaling door Rosalie Siblesz. Het boek hapt weg als een bord frieten met mayo aan het strand op een zomerdag. In plaats van bier wordt er thee, veel thee, en soms bittere koffie, gedronken in de Egyptische stad waar het verhaal speelt.

De hoofdstukken lijken te zijn opgezet rond de mannen in het boek. Het begint met de gedroste docent geschiedenis en literatuur, Gohar, hij is de hoofdpersoon. Hij kan zich niet meer voorstellen dat hij lessen gaf zoals het hoorde, conform de gevestigde normen. Die lessen hadden maar een doel: te disciplineren. Hij heeft niets, geen meubels, geen spullen. Hij is kortom onthecht van alles, en slaapt zelfs niet meer op een matras, maar op een stapel oude kranten. Niettemin kent hij een grote gemoedsrust. En, hij is aan de hasjiesj, nodig om verrukt door de wereld te blijven stappen.

“Het was altijd hetzelfde: de absurde eenvoud van het leven bracht hem in vervoering. Alles was belachelijk simpel. Een blik in het rond was voldoende om hem daarvan te overtuigen. De krioelende armoede om hem heen had niets tragisch, maar leek juist een raadselachtige rijkdom in zich te bergen, schatten van niet-vermoede, fantastische waarde. Het lot van deze menigte leek te worden bepaald door een wonderlijke zorgeloosheid.”
Met die afhankelijkheid van bolletjes hasj zijn we meteen bij de tweede man. Dat is de graatmagere dichter en dealer Yéghen. Gohar is zijn grootste vriend, en hij kijkt tegen hem op. Gohar was immers noch een hervormer noch een zedepreker, hij accepteerde de mensen zoals ze waren. Een karaktereigenschap die Yéghen in deze vorm nog nooit tegengekomen was. Mensen die hem nemen zoals hij is, met al zijn lelijkheid, kunnen sowieso op zijn sympathie rekenen. Het leven is er om te lachen en in armoede is volgens hem schoonheid en uitbundige vreugde. Zijn bestaan is vooral georganiseerd rond slapen tot ver in de dag. Dan weer hier, dan weer daar. Een vast verblijfsplaats heeft hij niet. Hij is daarmee de volgende onthechte en trotse bedelaar.

Dan is er de ambtenaar El Kordi. Het is een lachwekkend en oppervlakkig mens. Hij wil de maatschappij veranderen. Hij is een trotse revolutionair en een strijder voor het goede. Hij had ideeën over de toekomst van de massa's en de vrijheid der volkeren, en was verliefd op Naïla, een jonge hoer in het bordeel. Zijn liefde wordt gevormd door het idee dat hij iets goeds kan doen door haar uit dat leven te halen. Of zij dat ook wil, interesseert hem eigenlijk niet. Op zijn werk voert hij zo min mogelijk uit. Zo kan hij zichzelf voorspiegelen toch tegen de maatschappij te zijn. Hij is de mislukte dwingeland, waarmee gelachen kan worden. Wereldhervormer worden is iets wat God mag verhoeden, aldus Gohar, die de wens om waardig te zijn beschouwde als een zotheid die
“de geschiedenis van de mensheid tot één lange bloedige nachtmerrie maakten.”

Politie inspecteur Nour El Dine is ook trots, tenminste hij doet alsof. Hij doet zijn werk echter zonder veel plezier en is opzoek naar een mooiere invulling ervan. Het zou een triomf zijn als hij een moordenaar kan grijpen die moordde met een soort geniepige schranderheid, kortom een moord zoals voorkomt in de Europese literatuur. Naast de aandacht voor de misdaad zijn er voor El Dine de mannen om de liefde mee te bedrijven. Meestal zij het minne mannetjes. Zijn contacten ontmoet hij ver van de geciviliseerde gewone wereld in een vieze banketbakkerij. Hij zou immers eens een bekende kunnen tegenkomen, dat moet vermeden worden. Samir, wel met stijl en temperament, haat en beschimpt hem om die aanpak. Zou hij ook zo'n revolutionair zijn, een van die anarchisten, die droomde van het omverwerpen van de regering, zo probeert de man in uniform de haat van de toch 
̶  of juist daardoor  ̶  aantrekkelijke jonge man te verklaren. El Dines trots valt juist stuk op de normen die hij beschermt.

Vrouwen komen op het tweede plan. Ze zijn voetnoten bij het leven van de mannen. De moeder van Yéghen verstelt voor een grijpstuiver kleren voor een paar rijke families, maar is irritant voor haar zoon. Prostituees moeten brieven laten schrijven, omdat ze zelf analfabeet zijn. De zestienjarige jonge vrouw, met de boeken van haar pianolessen onder de arm, komt er nog goed vanaf. Yéghen is verliefd op haar, omdat ze de eerste en enige is die hem niet voor vuil aankijkt vanwege zijn lelijke tronie. Dan is er een klein meisje dat haar blote billen toont aan de politieman, een gebaar
“afkomstig uit een onherbergzaam, ondoorgrondelijke wereld,” maar wel een die de afkeer van het gezag onderstreept die in het boek centraal staat. De oude vrouw die in de tram tegen de benen van El Kordi aanrijdt wekt afkeer. Anderzijds wordt El Kordi in zijn hemd gezet door de vrouw die lacht met zijn versierpoging en hem onmiddellijk op waarde schat en hem zijn plek wijst. De buurvrouw van Gohar, een vrouw met het postuur van een bootwerker en met een man zonder armen en benen, is iemand om ontzag voor te hebben. We zien haar maar even en horen haar alleen door de muur heen ruziemaken, de liefde bedrijven, en zich wassen in een zinken teil. Ze zal het afleggen tegen haar man. Zelfs een man zonder armen en benen steekt uit boven een vrouw die slechts jaloezie kent. Oh en dan is er nog het mooie jonge hoertje, dat dood centraal zou moeten staan in het boek, maar vrijwel vergeten wordt. Een moord is bijzaak, het leven van een vrouw gaat voorbij. Vrouwen zijn op zijn best berekenend.

Er is trots in armoede en afkeer van de overheid en het gezag. Je niet druk maken en leven zonder vastigheid wordt als ideaal afgeschilderd. De vrolijke visie die er wordt neergezet gaat voorbij aan de stank op straat, en de ziekte en dood door armoede. De trotse bedelaar is misschien te verkiezen boven de karakterloze meeloper; boven de revolutionair die goede sier maakt; en staat op gelijke voet met de winkelier met een lege winkel die wel mooie verhalen vertelt over een ezel die verkozen wordt tot burgemeester. Maar romantiek wordt in fraaie woorden en zinnen als saus over het leven gegoten.

Uiteindelijk wordt de thematiek van het boek samengevat in de gedachte van Nour El Dine dat achter de onvervreemdbare armoede en de weigering deel uit te maken van de beschaafde wereld een enorme kracht schuilgaat die geen enkele aardse macht ooit zal kunnen bedwingen. Het brengt je terug naar het voorwoord in dezze versie waar de schrijver met de regelmaat van de seizoenen op een terrasje in Parijs zit, als de voorjaarszon schijnt ziet men hem met een paar vrienden verschijnen. Hij had toen al wel een paar boeken op zijn naam staan 
̶  waarvan er een bijna twintig jaar kwijt was* ̶  en daardoor (tijdelijke) inkomsten.

Ook De trotse bedelaars (uit 1947) is geschreven in de Franse hoofdstad. Cossery had tijdens de oorlog gevaren als hoofdsteward op een passagiersschip tussen Port Said en New York, aldus het al genoemde voorwoord** op het boek door de Franse schrijver Roger Grenier. Grenier plaatst het boek zo: “In een tijd waarin iedereen, van gaullisten tot communisten, van ons verlangde dat we de mouwen opstroopten, klonk daar plotseling een fantastische ode aan het niets doen, een ironie krachtiger dan welk verzet dan ook.” Cossery leefde er tot 2008 met weinig meer dan een cadeau gekregen televisietoestel. De wereld uit dit boek, was ook zijn wereld, al speelde het verhaal in het land waar hij geboren was en al niet meer woonde. Dat doorleefde ligt over de pagina's en maakt het tot een fijn boek.

Noten:
* Les faintéants dans la vallé fertile (De luiaards in de vruchtbare vallei, JM, 2020). Geschreven in 1947. Het bleef lang onvindbaar en werd in 1964 en 1990 heruitgegeven. In 1990 werd Cossery ook bekroond met de Grand prix de la francophonie.
** In dit voorwoord staat ook dat De mensen die God vergat (Les hommes oubliés de Dieu, 1941) verscheen bij “Edmont Charlot, een uitgever uit Algiers die zijn geluk in de Franse hoofdstad was komen beproeven.” Die uitgever kennen we van De boekhandel van Algiers door Kaouther Adimi dat ik eerder besprak.


4 opmerkingen:

Anoniem zei

Ondanks dat ik vrouw ben, lijkt het me aan de hand van je recensie een mooi boek.

martin zei

Andersom kan een boek waarin mannen een voetnoot zijn bij het leven van vrouwen evengoed mooi zijn.

Rondetijd zei

Een boek uit 1947, dat is een tijd geleden. Hoe kom je bij dit boek, Martin?

martin zei

Het boek is later naar het Nederlands vertaald. Uitgeverij Jurgen Maas gaf het in 2021 her uit (een eerdere versie is van Meulenhof uit 1987). Dat scheelt. Frans zou niet lukken. Ik vind Cossery fijn om te lezen en het werd voor me meegenomen uit de bieb. Wat een service. (Overigens schrijf ik nu langzaamaan een bespreking van een boek uit 1932 (een versie die toen ook werd uitgegeven).