woensdag 25 december 2024

De klacht van de Vrede


De klacht van de vrede; die overal door alle volken verstoten en versmaad wordt is een werk van Desiderus Erasmus uit 1517. De Vredesgodin klaagt er de oorlog aan. Het schotschrift werd geschreven naar aanleiding van een geplande topconferentie in Cambrai/Kamerijk. Daar zouden Maximiliaan, Hendrik VIII, Frans I, en Karel V, de groten uit Europa, samen moeten komen om de strijdbijl op te bergen en te besluiten dat de Staat niet “op vrede èn oorlog is gericht. Hoofddoel behoorde slechts vrede te wezen!” Met die laatste woorden vat in 1930 de grote Nederlandse vredesdenker uit het interbellum, Bart de Ligt, de woorden uit het pamflet samen.

De klacht
is geschreven in tijden dat oorlogen Europa teisterden en er nog meer in de lucht hingen. Jean le Sauvage, een hoge ambtenaar, diplomaat en rechter onder Filips de Schone en keizer Karel V verzocht zijn beschermeling Erasmus om dit werk te schrijven.

Op de kaft van de eerste uitgave is rond de titel een tekening verwerkt van de kindertriomftocht van Hans Holbein, de schilder die furore maakte begin 16e eeuw. Het is tekenend dat kinderen Erasmus visie omlijsten. Hij leeft dan wel dicht bij de macht in zijn tijd en pleit voor Frankrijk, als enige onverwelkte bloem van de christeneenheid, een baken in de storm, maar is ook een gedreven bestrijder van oorlog met het enthousiasme van een gelovig kind. Het werk is schijnbaar in een adem geschreven. Je moet al blij zijn dat ze is verdeeld in alinea's, maar er zijn geen hoofdstukken, geen delen, het is een lange klacht; er zit één witregel in de hele tekst; boven de laatste zin van het werk:
“Ik heb gezegd.”

De klacht start vanuit het mooie gevoel dat de mens de gave van het woord bezit en geschikt is om goede verstandhoudingen te scheppen. “In alle mensen is de kiem gelegd van orde en deugd; hun is een zachte vriendelijke inborst gegeven, die hen welwillend doet zijn jegens elkaar, zodat zij het genoegen smaken van het bemind worden om zichzelf, en het hun aangenaam is anderen goed te doen; tenzij dat zij, door kwade hartstochten als door tovermiddelen van Circe! [tovenares uit de Odyssee] bedorven, van mensen in beesten ontaarden.”

Maar het is vooral een tekst die het Christelijke geloof bevraagt. Is vrede niet waar dit geloof voor staat? Waarom leert de Christelijke leer deze
“heilloze en waanzinnige oorlogsrazernij niet af” vraag hij. Het is zelfs het hoogste goed, in vrede leven, het mooiste wat er is. Hij ijvert er vooral voor dat er geen broederstrijd tussen christenen is. Hij ontleedt het Onze Vader en vraagt zich af hoe bedes uit het gebed zich verhouden tot het voeren van oorlog, oorlog zelfs tegen de eigen broeder.

Kort nadat Luther, eveneens in 1517 zijn stellingen aan de deur van de kerk in Wittenberg spijkerde (volgens de mythe/overlevering), begonnen in 1522 de Europese Godsdienstoorlogen met de Ridderoorlog en twee jaar later de Duitse Boerenoorlog. De oorlogswaanzin van de 16e eeuw zou pas losbarsten toen de katholieke kerk in 1545 zijn contrareformatie begon. Kortom de oorlog van christenen tegen christenen die Erasmus zo hard had bestreden.

Nog steeds leggen mensen de bijbel uit zoals het hen past. Ze weten altijd wel een uitvlucht te vinden waarom sommig geweld onvermijdbaar is of zelfs juist is in de gegeven situatie. Die analyses passen geheel in hun visie op de wereld, binnen én buiten de kerk. Het is dit opportunisme dat Erasmus destijds al wilde bestrijden in het belang van vrede en tot kracht van het geloof. Hij noemde daarbij ook critisch het schaamteloos verdraaien van woorden uit de bijbel. Hij vroeg zich af of mensen het volgen van de sacramenten, zoals het avondmaal, als deelname in een toneelvoorstelling zagen als ze zich weinig aan de diepere boodschap gelegen lieten liggen.
     Hij constateert dat de mond vrede predikt, maar de daad de oorlog voorbereidt. Volgens Erasmus moet je het van de Vorsten niet hebben, ze vervangen Hem dan wel op aarde, maar bederven alles met hun geheime intriges, gehuichel en na-ijver. De denkers, de filosofen, zijn in strijd om de waarheid verwikkeld en liggen met elkaar overhoop. Dus ook daar is voor de vrede geen plaats. In de kerk en tussen kloosterordes is het al niet anders. In het huwelijk is het de godin van de twist, Eris, die roet in het eten gooit. En zelfs de individu wordt door innerlijke strijd bewogen.

Voor de gelovige Erasmus is er nog maar een voorbeeld, Christus. Hij komt met een sliert citaten waaruit blijkt dat het geloof gebouwd is op vrede. Als er krijgszuchtiger citaten tegenin worden gebracht:
“Heer der heerscharen” en “God der wrake,” dan noemt hij dit kinderachtig. Het is immers duidelijk dat het hier woorden uit het joodse geloof betreft en “er is een zeer groot onderscheid tussen de God der joden en de God der christenen.” Hij voegt daar nog wel aan toe dat er volgens Zijn natuur één God is. Tegenwoordig wordt het uit elkaar trekken van Oude en Nieuwe Testament in veel christelijke kringen niet meer beschouwd als een zinnige wijze van uitleg of zelfs als een foute manier van schriftlezing. Als het ene deel beschouwd wordt als horende bij het andere dan trap je ook niet zo snel in de val van: 'Zij hebben de Heiland vermoord en dus...' In Erasmus tijd was die fijnzinnigheid nog niet zo ontwikkeld. Hij zelf ziet in De klacht als oorzaak voor de problemen in Italië de aldaar aanwezige handel door de corrupte joden.

Hij haalt voor zijn argumentatie de woorden van
Jezus uit Mattheüs aan. Daar trekt een volgeling zijn zwaard om Hem te verdedigen bij arrestatie en hakt een oor af van een dienaar van de hogepriester: Keer uw zwaard weder in zijn plaats; want allen, die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan, zo reageert Jezus. Erasmus vraagt retorisch met het geweld dat christenen gebruiken voor ogen: “Heeft hij zich dan met het zwaard willen laten verdedigen, Hij die, stervende voor zijn moordenaars bad?” Maar toch, hoe overtuigend ook, in Lucas staat: “En zij zeiden: Heere! zie hier twee zwaarden. En Hij zeide tot hen: Het is genoeg.”* Die tweede tekst werd me ooit in een preek uitgelegd als onderstreping dat een beetje geweld niet perse fout is, zoals dat van uMkhonto weSizwe (Speer van de Natie, de gewapende tak van het ANC. Apartheid in Zuid-Afrika was op moment van die uitleg een belangrijke strijdperk binnen de internationale solidariteit), Rara en naar ik me meen te herinneren, antimilitaristische activisten. Maar wat het laat zien  is dat de bijbel hier minder eenduidig is dan Erasmus beweert op grond van die woorden uit Mattheüs. Al zal hij hierop ook wel een antwoord hebben gehad.** Dat (ogenschijnlijke) multi-interpretabele karakter zal altijd tot verschillende uitleg blijven leiden.

Waar komt die oorlog eigenlijk vandaan? Waarom zijn er gewapende conflicten. Erasmus noemt een aantal redenen: eerzucht, verdeel-en-heersstrategie, afgunst, vergroten van aanzien en gebiedsuitbreiding. Het zijn vooral redenen die aan de persoonlijkheid ontspruiten; economische of machtspolitieke redenen noemt hij nauwelijks. Oorlogen zijn in het begin van de 16e eeuw begonnen vanuit de belangen van de vorsten,
“maar tot groot nadeel van het volk gevoerd (…) dat er zelfs niet het geringste belang bij had,” zo schreef hij. Het zijn woorden die herhaald worden en uitgebreid met de notie dat “het grootste deel van de rampen wordt uitgestort over de boeren en het volk,” die er geen aanleiding toe hebben gegeven.
     Los van dat hij in
De klacht een debat voert met mede christenen – en wie was dat niet in het Europa van die tijd – maakt dat het boekje ook voor niet gelovigen interessant. Hij noemt de waanzin van de oorlog, het destructieve ervan, en de hoge uitgaven ervoor die ten koste gaan van vele aspecten van de samenleving. Hij pleit voor een wereld waar vrede het meer voor het zeggen heeft. Hij schrijft bijna wanhopig het is “al bijna zo ver gekomen, dat het voor dom en goddeloos geldt om zich tegen oorlog uit te spreken (...).”

Prijs de vrede en bestrijd de oorlog. Priesters moeten zich inzetten om de oorlog te beëindigen. Zelfs de soldaten moeten in ongewijde aarde begraven worden, aldus Erasmus (het klinkt nu bijna fanatiek). Als de mens niet zonder oorlog kan, waarom zouden we deze dan niet over de Turken uitstorten, vraagt de denker zich hardop af.
“Hoewel het natuurlijk beter zou zijn, ook deze mensen door onderricht, weldaden en een oprechte levenswandel voor de christelijke godsdienst te winnen in plaats van met de wapens aan te vallen. Maar toch, indien de oorlog, zoals wij zeiden, absoluut niet te vermijden is, dan zou deze ramp toch minder ernstig zijn dan wanneer christenen zo goddeloos op elkaar losgelaten worden en met elkaar in botsing komen.”
     In de periode dat Erasmus zijn
Klacht van de vrede schreef, was het Turkse rijk sterk in opmars. In 1516 werden Syrië en Palestina veroverd, Het jaar erop Egypte en in 1533 kwam Irak daar nog bij. Het maakte van het Ottomaanse Rijk een regionale macht met een aanzienlijk prestige aan de rand van Europa. Erasmus ziet dat van Moren en Turken een bedreiging uitgaat voor Spanje en Hongarije. En in zijn ogen staat een vreedzame benadering blijkbaar gelijk aan bekering.

Bart de Ligt betoogt tijdens zijn inleiding van 29 november 1930 over Erasmus als oorlogsbestrijder op grond van De klacht en de inzet van Erasmus gedurende zijn leven dat: “oorlog gevoerd wordt slechts in het belang van kleine groepen, waaronder leveranciers van oorlogstuig, en met het belang de volken in strijd is. De vrede is niet iets lafs of gemakkelijks, maar kan slechts worden verwerkelijkt doordat men hem met al zijn zielskracht wil. Het volk heeft het recht elke oorlog te onderdrukken, die niet rechtvaardig is. De vereniging van allen, kan de tirannie der machtigen onmogelijk maken,” zo valt een dag na zijn lezing in het Zwitserse Geneve al in de Arnhemse Courant te lezen.

Erasmus zelf schreef: “Het grootste deel van het volk verafschuwt de oorlog en smeekt om vrede. Slechts zeer weinigen, wier goddeloos geluk afhangt van het ongeluk van allen, wensen oorlog. Of het nu billijk is of niet dat hun verdorvenheid meer vermag dan de wens van alle goeden, dat moet u zelf uitmaken!” Inderdaad, daar mag een “Ik heb gezegd” onder.

Het lijkt bijna een vraag aan Mark Rutte die wel de oorlog voorspelt en daarop wil reageren door hem voor te bereiden in de hoofden van mensen en door het opvoeren van de wapenaankopen, de door de angst aan te wakkeren, en niet door hem te voorkomen of de vrede na te jagen. (Mogelijk keert de wal hier het schip. Een eerste stap is er en er zal nog wel tegenstand zijn op de Europese weg naar onderhandelingen. Maar de politike ruimte ervoor is vergroot.)

Ik blijf na het lezen van dit ruim 500 jaar oude boekje achter met het gevoel dat Erasmus zijn morele appel aan dovemansoren richt. De vorsten en diplomaten, als oorlogshitsers uit zijn tijd, zijn vervangen door belangengroepen en bedrijven die al dan niet baat hebben bij oorlog, het vergroten van hun invloed en positie in regio's en het bestrijden van tegenstanders. Ze worden daarbij gesteund door een deel van de politieke en bestuurlijke elites.
      Wat ook niet veranderd is, is dat de slachtoffers vaak lager in de boom zitten dan zij die besluiten op oorlog af te stevenen. Vrede is voor vrijwel iedereen een betere, goedkopere, en prettiger optie dan oorlog. Ook dat is gebleven.
     Die geest van vrede spreekt uit het boekje van de Europese filosoof, wetenschapper schrijver en theoloog. Erasmus is als vele spraakmakende denkers verworden tot de naam van een brug en universiteit en uitgekleed tot persoon met een acceptabele mening voor de spraakmakende gemeenschap. Erasmus de pacifist is verdwenen en de nuttige humanist is gebleven.

Het is tijd om de oorlog weer te verguizen en de vrede te omarmen en nu in het belang van allen.

Noten:
* Het wordt ook vertaald met: “Genoeg hierover.”
** De zwaarden zouden staan voor de wapens van de wereldlijke en hogere geestelijke macht, volgens
een uitleg.

Geen opmerkingen: