De klacht van de vrede; die overal door alle volken verstoten en versmaad wordt is een werk van Desiderus Erasmus uit 1517. De Vredesgodin klaagt er de oorlog aan. Het schotschrift werd geschreven naar aanleiding van een geplande topconferentie in Cambrai/Kamerijk. Daar zouden Maximiliaan, Hendrik VIII, Frans I, en Karel V, de groten uit Europa, samen moeten komen om de strijdbijl op te bergen en te besluiten dat de Staat niet “op vrede èn oorlog is gericht. Hoofddoel behoorde slechts vrede te wezen!” Met die laatste woorden vat in 1930 de grote Nederlandse vredesdenker uit het interbellum, Bart de Ligt, de woorden uit het pamflet samen.
De klacht is geschreven in tijden dat oorlogen Europa teisterden en er nog meer in de lucht hingen. Jean le Sauvage, een hoge ambtenaar, diplomaat en rechter onder Filips de Schone en keizer Karel V verzocht zijn beschermeling Erasmus om dit werk te schrijven.
Op de kaft van de eerste uitgave is rond de titel een tekening verwerkt van de kindertriomftocht van Hans Holbein, de schilder die furore maakte begin 16e eeuw. Het is tekenend dat kinderen Erasmus visie omlijsten. Hij leeft dan wel dicht bij de macht in zijn tijd en pleit voor Frankrijk, als enige onverwelkte bloem van de christeneenheid, een baken in de storm, maar is ook een gedreven bestrijder van oorlog met het enthousiasme van een gelovig kind. Het werk is schijnbaar in een adem geschreven. Je moet al blij zijn dat ze is verdeeld in alinea's, maar er zijn geen hoofdstukken, geen delen, het is een lange klacht; er zit één witregel in de hele tekst; boven de laatste zin van het werk: “Ik heb gezegd.”
De klacht start vanuit het mooie gevoel dat de mens de gave van het woord bezit en geschikt is om goede verstandhoudingen te scheppen. “In alle mensen is de kiem gelegd van orde en deugd; hun is een zachte vriendelijke inborst gegeven, die hen welwillend doet zijn jegens elkaar, zodat zij het genoegen smaken van het bemind worden om zichzelf, en het hun aangenaam is anderen goed te doen; tenzij dat zij, door kwade hartstochten als door tovermiddelen van Circe! [tovenares uit de Odyssee] bedorven, van mensen in beesten ontaarden.”
Maar het is vooral een tekst die het Christelijke geloof bevraagt. Is vrede niet waar dit geloof voor staat? Waarom leert de Christelijke leer deze “heilloze en waanzinnige oorlogsrazernij niet af” vraag hij. Het is zelfs het hoogste goed, in vrede leven, het mooiste wat er is. Hij ijvert er vooral voor dat er geen broederstrijd tussen christenen is. Hij ontleedt het Onze Vader en vraagt zich af hoe bedes uit het gebed zich verhouden tot het voeren van oorlog, oorlog zelfs tegen de eigen broeder.
Kort
nadat Luther, eveneens in 1517 zijn
stellingen aan de deur van de kerk
in Wittenberg spijkerde (volgens de mythe/overlevering), begonnen in
1522 de Europese
Godsdienstoorlogen
met de Ridderoorlog en twee jaar later de Duitse Boerenoorlog. De
oorlogswaanzin van de 16e eeuw zou pas losbarsten toen de katholieke
kerk in 1545 zijn contrareformatie begon. Kortom de oorlog van
christenen tegen christenen die Erasmus zo hard had bestreden.
Nog
steeds leggen mensen de bijbel uit zoals het hen past. Ze weten
altijd wel een uitvlucht te vinden waarom sommig geweld onvermijdbaar
is of zelfs juist is in de gegeven situatie. Die analyses passen geheel in hun
visie op de wereld, binnen én buiten de kerk. Het is dit
opportunisme dat Erasmus destijds al wilde bestrijden in het belang
van vrede en tot kracht van het geloof. Hij noemde daarbij ook critisch het
schaamteloos verdraaien van woorden uit de bijbel. Hij vroeg zich af
of mensen het volgen van de sacramenten, zoals het avondmaal, als
deelname in een toneelvoorstelling zagen als ze zich weinig
aan de diepere boodschap gelegen lieten liggen.
Hij constateert dat
de mond vrede predikt, maar de daad de oorlog voorbereidt. Volgens
Erasmus moet je het van de Vorsten niet hebben, ze vervangen Hem dan
wel op aarde, maar bederven alles met hun geheime intriges, gehuichel
en na-ijver. De denkers, de filosofen, zijn in strijd om de waarheid
verwikkeld en liggen met elkaar overhoop. Dus ook daar is voor de
vrede geen plaats. In de kerk en tussen kloosterordes is het al niet
anders. In het huwelijk is het de godin van de twist, Eris, die roet
in het eten gooit. En zelfs de individu wordt door innerlijke strijd
bewogen.
Voor de gelovige Erasmus is er nog maar een
voorbeeld, Christus. Hij komt met een sliert citaten waaruit blijkt
dat het geloof gebouwd is op vrede. Als er krijgszuchtiger citaten
tegenin worden gebracht: “Heer
der heerscharen”
en “God
der wrake,” dan
noemt hij dit kinderachtig. Het is immers duidelijk dat het hier
woorden uit het joodse geloof betreft en “er
is een zeer groot onderscheid tussen de God der joden en de God der
christenen.”
Hij voegt daar nog wel aan toe dat er volgens Zijn natuur één God
is. Tegenwoordig wordt het uit elkaar trekken van Oude en Nieuwe
Testament in veel christelijke kringen niet meer beschouwd als een
zinnige wijze van uitleg of zelfs als een foute manier van
schriftlezing. Als het ene deel beschouwd wordt als horende bij het andere
dan trap je ook niet zo snel in de val van: 'Zij hebben de Heiland
vermoord en dus...' In Erasmus tijd was die fijnzinnigheid nog niet
zo ontwikkeld. Hij zelf ziet in De
klacht
als oorzaak voor de problemen in Italië de aldaar aanwezige handel door
de corrupte joden.
Hij haalt voor zijn argumentatie de
woorden van Jezus
uit Mattheüs
aan. Daar trekt een volgeling zijn zwaard om Hem te verdedigen bij
arrestatie en hakt een oor af van een dienaar van de hogepriester:
“Keer
uw zwaard weder in zijn plaats; want allen, die het zwaard nemen,
zullen door het zwaard vergaan,”
zo reageert Jezus. Erasmus vraagt retorisch met het geweld dat
christenen gebruiken voor ogen: “Heeft
hij zich dan met het zwaard willen laten verdedigen, Hij die,
stervende voor zijn moordenaars bad?”
Maar toch, hoe overtuigend ook, in
Lucas
staat: “En
zij zeiden: Heere! zie hier twee zwaarden. En Hij zeide tot
hen: Het is genoeg.”*
Die tweede tekst werd me ooit in een preek uitgelegd als
onderstreping dat een beetje geweld niet perse fout is, zoals dat van
uMkhonto weSizwe
(Speer
van de Natie, de gewapende tak van het ANC. Apartheid in Zuid-Afrika
was op moment van die uitleg een belangrijke strijdperk binnen de internationale
solidariteit), Rara en naar ik me meen te herinneren,
antimilitaristische activisten. Maar wat het laat zien is dat de bijbel
hier minder eenduidig is dan Erasmus beweert op grond van die
woorden uit Mattheüs. Al zal hij hierop ook wel een antwoord hebben
gehad.** Dat (ogenschijnlijke) multi-interpretabele karakter zal
altijd tot verschillende uitleg blijven leiden.
Waar komt die
oorlog eigenlijk vandaan? Waarom zijn er gewapende conflicten.
Erasmus noemt een aantal redenen: eerzucht,
verdeel-en-heersstrategie, afgunst, vergroten van aanzien en
gebiedsuitbreiding. Het zijn vooral redenen die aan de
persoonlijkheid ontspruiten; economische of machtspolitieke redenen
noemt hij nauwelijks. Oorlogen zijn in het begin van de 16e eeuw
begonnen vanuit de belangen van de vorsten, “maar
tot groot nadeel van het volk gevoerd (…) dat er zelfs niet het
geringste belang bij had,” zo schreef hij.
Het zijn woorden die herhaald worden en uitgebreid met de notie dat
“het
grootste deel van de rampen wordt uitgestort over de boeren en het
volk,”
die er geen aanleiding toe hebben gegeven.
Los van dat hij in
De
klacht
een debat voert met mede christenen – en wie was dat niet in het
Europa van die tijd – maakt dat het boekje ook voor niet gelovigen
interessant. Hij noemt de waanzin van de oorlog, het destructieve
ervan, en de hoge uitgaven ervoor die ten koste gaan van vele
aspecten van de samenleving. Hij pleit voor een wereld waar vrede het
meer voor het zeggen heeft. Hij schrijft bijna wanhopig het is “al
bijna zo ver gekomen, dat het voor dom en goddeloos geldt om zich
tegen oorlog uit te spreken (...).”
Prijs
de vrede en bestrijd de oorlog. Priesters moeten zich inzetten om de
oorlog te beëindigen. Zelfs de soldaten moeten in ongewijde aarde
begraven worden, aldus Erasmus (het klinkt nu bijna fanatiek). Als de
mens niet zonder oorlog kan, waarom zouden we deze dan niet over de
Turken uitstorten, vraagt de denker zich hardop af. “Hoewel
het natuurlijk beter zou zijn, ook deze mensen door onderricht,
weldaden en een oprechte levenswandel voor de christelijke godsdienst
te winnen in plaats van met de wapens aan te vallen. Maar toch,
indien de oorlog, zoals wij zeiden, absoluut niet te vermijden is,
dan zou deze ramp toch minder ernstig zijn dan wanneer christenen zo
goddeloos op elkaar losgelaten worden en met elkaar in botsing
komen.”
In de periode dat Erasmus zijn Klacht
van de vrede
schreef, was het Turkse rijk sterk in opmars. In 1516 werden Syrië
en Palestina veroverd, Het jaar erop Egypte en in 1533 kwam Irak daar
nog bij. Het maakte van het Ottomaanse Rijk een
regionale macht met een aanzienlijk prestige
aan de rand van Europa. Erasmus ziet dat van Moren en Turken een
bedreiging uitgaat voor Spanje en Hongarije. En in zijn ogen staat
een vreedzame benadering blijkbaar gelijk aan bekering.
Bart de Ligt betoogt tijdens zijn inleiding van 29 november 1930 over Erasmus als oorlogsbestrijder op grond van De klacht en de inzet van Erasmus gedurende zijn leven dat: “oorlog gevoerd wordt slechts in het belang van kleine groepen, waaronder leveranciers van oorlogstuig, en met het belang de volken in strijd is. De vrede is niet iets lafs of gemakkelijks, maar kan slechts worden verwerkelijkt doordat men hem met al zijn zielskracht wil. Het volk heeft het recht elke oorlog te onderdrukken, die niet rechtvaardig is. De vereniging van allen, kan de tirannie der machtigen onmogelijk maken,” zo valt een dag na zijn lezing in het Zwitserse Geneve al in de Arnhemse Courant te lezen.
Erasmus
zelf schreef: “Het
grootste deel van het volk verafschuwt de oorlog en smeekt om vrede.
Slechts zeer weinigen, wier goddeloos geluk afhangt van het ongeluk
van allen, wensen oorlog. Of het nu billijk is of niet dat hun
verdorvenheid meer vermag dan de wens van alle goeden, dat moet u
zelf uitmaken!”
Inderdaad, daar mag een “Ik
heb gezegd”
onder.
Ik blijf na het lezen van dit ruim 500 jaar oude boekje achter met het gevoel dat Erasmus zijn morele appel aan dovemansoren richt. De vorsten en diplomaten, als oorlogshitsers uit zijn tijd, zijn vervangen door belangengroepen en bedrijven die al dan niet baat hebben bij oorlog, het vergroten van hun invloed en positie in regio's en het bestrijden van tegenstanders. Ze worden daarbij gesteund door een deel van de politieke en bestuurlijke elites.
Wat ook niet veranderd is, is dat de slachtoffers vaak lager in de boom zitten dan zij die besluiten op oorlog af te stevenen. Vrede is voor vrijwel iedereen een betere, goedkopere, en prettiger optie dan oorlog. Ook dat is gebleven.
Die geest van vrede spreekt uit het boekje van de Europese filosoof, wetenschapper schrijver en theoloog. Erasmus is als vele spraakmakende denkers verworden tot de naam van een brug en universiteit en uitgekleed tot persoon met een acceptabele mening voor de spraakmakende gemeenschap. Erasmus de pacifist is verdwenen en de nuttige humanist is gebleven.
Het is tijd om de oorlog weer te verguizen en de vrede te omarmen en nu in het belang van allen.
Noten:
* Het wordt ook vertaald met: “Genoeg hierover.”
** De zwaarden zouden staan voor de wapens van de wereldlijke en hogere geestelijke macht, volgens een uitleg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten