Amos, het bijbelboek las ik. Waarom? Ik
zei: “ik lijk Jesaja wel,” toen ik in een gesprek de
vernieling van de samenleving op de korrel nam. “Eerder
Amos,”zei een dominee vriendin die het net met een wethouder
over deze profeet had gehad. “Ik zal hem lezen,” beloofde
ik. Daarom dus.
Het is nauwelijks een boek, meer een
hoofdstuk. In mijn kleine Bible in Dutch (Haarlem: Nederlands
Bijbelgenootschap, 1951 - 2e druk 3e oplage),
gedrukt op dun vloeitjespapier, die ik kreeg rond mijn 18e,
loopt het van pagina 1128 tot 1135. Het boek wortelt wel in een
traditie die een studie vergt. Steden, koningen, volken en vroegere
voorvallen trekken in die paar pagina's aan je voorbij. Die studie ga
ik er niet van maken.
Mij vallen vanuit dit oppervlakkige
lezen vier dingen op. De God van Amos zou vandaag de dag terecht een
humanitaire interventie op zich afgestuurd krijgen. Geen volk deugt –
inclusief het Israëlische –, maar behalve het huis van Jacob worden ze
allen vernietigd, gaan ze ten gronde of zullen onherroepelijk worden
uitgeroeid. Een God binnen de grenzen van een volk. Er zal vast een
progressieve uitleg voor zijn, maar ik zie eerder Thomas Hobbes met
zijn beroep op geweld en een 'realistische visie' voor me, dan een vreedzaam land van melk,
wijn en honing.
Het tweede dat me opvalt en waarom mijn
vriendin het boek noemde, zijn de opmerkingen om de onderdrukte, de
arme te verdedigen en alle militaire burchten, decadentie en
zelfverrijking te bestrijden: “laat het recht als water golven.”
Amos zelf wordt meteen geïntroduceerd als een schapenfokker uit
Tekoa (niet ver van Jeruzalem). Je hoeft er als linkse dominee weinig
eigen interpretatie aan toe te voegen om er mee uit de voeten te
kunnen.
Een derde punt zijn de natuurrampen en
mislukte oogsten als straf van God: “Ik liet het regenen op de
ene stad, maar op de andere liet Ik het niet regenen (…).” Zo
krijgt het harde bestaan met tegenslag in het geloof toch zin. Mijn
familie komt uit een vissersstad en het zware geloof was er
belangrijk om iedereen bij elkaar te houden en God den Heere te
vrezen en zich met slechte vangst en de verdronken mannen, broers en
zonen te verzoenen.
Tenslotte is de taal behoorlijk
ontoegankelijk, maar als je daar doorheenbreekt ligt achter die muur
een aantal mooie metaforen die het lezen plezierig maken, zoals deze:
“Schiet een vogel neer op het klapnet zonder dat er lokaas voor
hem is?”
Je kan er zo een preek van maken. Kies
je voor de God die te maken krijgt met de VN-veiligheidsraad of die
opkomt voor de armen en verdrukten? Er zijn theologen die overtuigd
de eerste als ware God neerzetten en anderen die andere. Kies zelf op
grond van ethiek, moraal en eventueel ideologische overtuiging, zou ik
preken. Nu maar hopen dat die Veiligheidsraad het niet bij veel
woorden en weinig wol houdt. Want de hier geschilderde strijd tussen
de Bijbelse volken woedt vandaag in de realiteit nog voort.
***
Incorrurptible van Evelyn Groenink heb
ik gelezen,
maar een bespreking is er nog niet.
Die komt ergens in de zomermaanden.
Wil je hem niet missen abonneer je dan
op Broekstukken.blogspot.nl.
Het is er nooit meer van gekomen. Het eerste deel van het ontwarren van de klitten rond haar dood vond ik een schoolvoorbeeld van journalistiek onderzoek. In het tweede deel lopen de sporen dood op de geheimzinnigheid van diensten die de verkeerde belangen dienen.
***
de zomer van Albert Camus is een boek over kijken naar het steen van steden, kijken naar de - vooral mooie jonge - mensen en kijken naar de natuur. Waarnemen om daarna actief te kunnen zijn, zonder fanatiek te zijn. Er zijn grenzen dat moet je willen leren van de natuur.
Als je om je heen kijkt zou je kunnen gaan wanhopen, maar de de schrijver zegt in het kielzog van andere grote denkers dat pessimisme niet in de wg mag staan van een optimistische aanpak.
Camus zei het zo: "Laten wij niet teveel aandacht schenken aan hen die verkondigen dat het einde van de wereld nabij is. (...) Ja wij leven in een tragisch tijdperk. Maar er zijn teveel mensen die geen onderscheid kunnen maken tussen tragiek en wanhoop. 'De tragiek zou een harde schop tegen de wanhoop moeten zijn, 'zei Lawrence. Dat is een duidelijke gedachte die onmiddelijk in de praktijk kan worden gebracht. Er zijn tegenwoordig veel dingen die zo'n schop verdienen." (p. 38)
Het boek bevat essays uit de periode 1939-1951, maar is uiterst actueel. Daarnaast heb ik genoten van de mooie zinnen en de mooie gedachten. Dat het boekje eindigt met een essay waarin de schrijver zijn liefde voor de zee verklaart, maakt dat het voor mij helemaal niet meer kapot kan.
***
Jean Cau schreef Mijn Dorp een boek vol kleine verhaaltjes over een dorp ergens ver weg van Parijs. Zo ver weg dat een ontdekkingsreiziger er gesloopt aankomt na een wandeltocht om het te onderzoeken.
Alleen het eerste hoofdstuk begint niet met de zin: 'Die dag was het prachtig weer.' Die eerste woorden tekenen de sfeer in het boek. Het is een vrolijk boek en mijn buurman in de trein – waar ik het grotendeels las – werd regelmatig opgeschrikt van zijn GSM door mijn lach.
Iedereen is welkom in het dorp. Tenminste als ze zin hebben in het dorp te leven en de rare fratsen van de bewoners op de koop toe te nemen. De grootste belhamel van het dorp, en de minst ijverige scholier bovendien, is uitvinder en blaast keer op keer de school op. Dat staat zijn ontwikkeling niet in de weg.
Het is een kinderboek en vermoedelijk zou ik als kind er niet
hebben ingestemd dat de hoofdfiguur Mijnheer Pantalon voor beoogde resultaten een loopje neemt met de waarheid. In dit boek lijkt die houding echter de logica zelf, net als in het echte leven. Geen zware kost, maar wel fijne kost; voor jong, maar ook voor oud.
Het boek is ouder dan ik dacht en werd in 1958 al in Frankrijk uitgegeven onder de titel Mon village. In 2004 is het naar het Nederlands vertaald. In die versie uitgevoerd met illustraties van Hakim Traïdia (bekend van Sesamstraat).
Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
maar een bespreking is er nog niet.
Die komt ergens in de zomermaanden.
Wil je hem niet missen abonneer je dan
op Broekstukken.blogspot.nl.
Het is er nooit meer van gekomen. Het eerste deel van het ontwarren van de klitten rond haar dood vond ik een schoolvoorbeeld van journalistiek onderzoek. In het tweede deel lopen de sporen dood op de geheimzinnigheid van diensten die de verkeerde belangen dienen.
***
de zomer van Albert Camus is een boek over kijken naar het steen van steden, kijken naar de - vooral mooie jonge - mensen en kijken naar de natuur. Waarnemen om daarna actief te kunnen zijn, zonder fanatiek te zijn. Er zijn grenzen dat moet je willen leren van de natuur.
Als je om je heen kijkt zou je kunnen gaan wanhopen, maar de de schrijver zegt in het kielzog van andere grote denkers dat pessimisme niet in de wg mag staan van een optimistische aanpak.
Camus zei het zo: "Laten wij niet teveel aandacht schenken aan hen die verkondigen dat het einde van de wereld nabij is. (...) Ja wij leven in een tragisch tijdperk. Maar er zijn teveel mensen die geen onderscheid kunnen maken tussen tragiek en wanhoop. 'De tragiek zou een harde schop tegen de wanhoop moeten zijn, 'zei Lawrence. Dat is een duidelijke gedachte die onmiddelijk in de praktijk kan worden gebracht. Er zijn tegenwoordig veel dingen die zo'n schop verdienen." (p. 38)
Het boek bevat essays uit de periode 1939-1951, maar is uiterst actueel. Daarnaast heb ik genoten van de mooie zinnen en de mooie gedachten. Dat het boekje eindigt met een essay waarin de schrijver zijn liefde voor de zee verklaart, maakt dat het voor mij helemaal niet meer kapot kan.
***
Jean Cau schreef Mijn Dorp een boek vol kleine verhaaltjes over een dorp ergens ver weg van Parijs. Zo ver weg dat een ontdekkingsreiziger er gesloopt aankomt na een wandeltocht om het te onderzoeken.
Alleen het eerste hoofdstuk begint niet met de zin: 'Die dag was het prachtig weer.' Die eerste woorden tekenen de sfeer in het boek. Het is een vrolijk boek en mijn buurman in de trein – waar ik het grotendeels las – werd regelmatig opgeschrikt van zijn GSM door mijn lach.
Iedereen is welkom in het dorp. Tenminste als ze zin hebben in het dorp te leven en de rare fratsen van de bewoners op de koop toe te nemen. De grootste belhamel van het dorp, en de minst ijverige scholier bovendien, is uitvinder en blaast keer op keer de school op. Dat staat zijn ontwikkeling niet in de weg.
Het is een kinderboek en vermoedelijk zou ik als kind er niet
hebben ingestemd dat de hoofdfiguur Mijnheer Pantalon voor beoogde resultaten een loopje neemt met de waarheid. In dit boek lijkt die houding echter de logica zelf, net als in het echte leven. Geen zware kost, maar wel fijne kost; voor jong, maar ook voor oud.
Het boek is ouder dan ik dacht en werd in 1958 al in Frankrijk uitgegeven onder de titel Mon village. In 2004 is het naar het Nederlands vertaald. In die versie uitgevoerd met illustraties van Hakim Traïdia (bekend van Sesamstraat).
Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.