donderdag 3 januari 2019

Boeken in december


Het boek van August Strindberg heet in het Zweeds Hemsöborna (bewoners van Hemsö) en speelt op de eilanden van de scherenkust bij Stockholm. Hemsö is een fictief eiland, maar gebaseeerd op Kymmendö, waar Strindberg een deel van zijn jeugd doorbracht. De Nederlandse versie van het boek heeft de titel De indringer gekregen en vat daarmee het boek aardig samen.

Het gaat over “de woeste zeeën en groene baaien van het grillig menschenlot,” zoals een dominee het samenvat. In het boek zit naast de terecht wijzende, ook een dronken dominee, een maaifeest (compleet met drank en in de bosjes verdwijnende koppeltjes), machinaties en de kloof tussen stad en platteland en tussen het noorden en midden van Zweden. Maar het gaat ook over zeemanskunst en boerenverstand. Met veel bloemennamen en gebruiksvoorwerpen uit beide werelden.
(...) bij het bruggehoofd stond een vischloods, volgehangen met lokvogels voor de waterjacht, opgezette eiderganzen [vermoed huidige eidereenden], duikereenden, kwakereendenen andere watervogels, en onder de dakbalken lagen op richels zeilen en masten, riemen, boothaken, roeidollen, schepemmers, ijshaken, kwabbenhamers. En op de oever stonden houten palen met haringnetten, zoo groot als de grootste kerkvensters, bonetten met mazen waar men zijn arm door steken kon, baars-vleeten, nieuw geknoopt, en wit als de fijnste arreslee-netten (…).”
Het is een verhaal over de gewone loop van het leven van bijna anderhalve eeuw geleden. Hoewel er ook diepere gedachten bij te bedenken zijn. Zo lees ik:
Ook vinden wij in dezen roman al het type van den „Übermensch", dat in de nu komende werken een rol zal spelen. Carlsson [de Indringer] is geestelijk de meerdere van de anderen en daarom bestemd te heerschen. Strindberg heeft zijn democratische sympathieën losgelaten, hij gaat nu den geestes-aristocraat verheerlijken. Wij raken hierbij het punt van den invloed, dien Nietzsche op hem zou hebben uitgeoefend. Te zeggen dat Strindberg's „Übermenschen" zonder meer onder Nietzsche's invloed zouden zijn ontstaan, zou zeker niet juist zijn. Van '86 dateert een kleine novelle De Små (De Kleinen) waarin beschreven wordt, hoe een klein mannetje van jongsaf aan zich op den voorgrond weet te dringen.” K.F. Proost, August Strindberg. Zijn leven en werken.
Het lijkt me een wat overdreven typering voor de indringer, een man van 12 ambachten en evenveel ongelukken, die door een gebrek aan kennis …. nee dat zou een spoiler zijn.

***

China and India; Asia's Emergent Great Powers door Chris Ogden beschrijft de opkomst van twee nieuwe groot- of supermachten vanuit verschillende invalshoeken die economisch, militair, historisch en cultureel gedefinieerd zijn en waarbij het idee/verhaal een belangrijke rol speelt..

India en China zijn op het wereldtoneel lange tijd grootmachten geweest. Tot de 19e eeuw waren ze samen goed voor bijna de helft van het wereldwijde BBP (C+I in 1000, 25.5+32%; in 1500 24,9+24,4%; in 1700 22,3+24,5%; en in 1820 32,9+16%) een aandeel dat daarna snel afnam. Maar aan die periode van twee eeuwen krimp lijkt nu een eind te komen.

Het kijken naar de geschiedenis van beide landen leidt al in de inleiding tot een conclusie: “Zowel India als China zijn uit op een multipolaire wereld bestaande uit verschillende grootmachten, een visie die afwijkt van het gangbare Westerse uitgangspunt van een dominante heerser (hegemon). In wezen bedreigt deze visie de voortzetting van de wereldwijde dominantie van de Verenigde Staten.” Om gelijk te constateren dat er geen overeenstemming bestaat over wat een grootmacht is.

In dit boek wordt een poging ondernomen om de grootmacht positie van China en India te beschrijven die zowel bestaat uit een tastbare als verhalende werkelijkheid. Zo loop je aan de hand van Ogden langs aspecten van culturele, militaire en economische aard. Lees je over de internationale relaties van China en India (regionaal/wereldwijd) en over internationale samenwerking en het streven naar een groter deel van de koek.

De schrijver concludeert dat China al een grootmacht is. Bij het lezen bekruipt je het gevoel regelmatig dat de ontwikkelingen rond Beijing zo snel gaan dat in dit boek ook al veel gemist wordt, zoals de hevige handelsoorlog die gaande is om de invloed van China te beperken en de idee fixe van een Amerikaanse voorsprong op technologisch gebied te verdedigen. Of de nieuwjaarrdactioneel van de PLA Daily waarin de Chinese militairen volgens de South China Morning Post wordt verteld zich voor te bereiden op oorlog.

India is minder duidelijk. Het land zou in 2035 een grootmacht status kunnen bereiken. Daar is een degelijk staatsmanschap voor nodig en het uitbouwen van de perceptie dat India die status verdient. Ogden sluit zijn boek af met de constatering dat het voor New Deli belangrijker lijkt wat er over het land gedacht wordt dan wat de feitelijke status daarvoor is: India is op het hoofdtoneel gesleept door de Verenigde Staten en enkele andere machten na de kernproeven van 1998 en wordt steeds meer gezien als een grootmacht
“ondanks de duidelijk zichtbare materiële zwakheid.” Als grootmacht zou India “niet meer dan een perceptie kunnen zijn,” stelt Ogden in de laatste zin van het boek.

***

Portret van een ziekenhuis; 15 uur in het Wilhelmina Gasthuis is geschreven door Henri Knap en Frank Diamand ter ere van het 75 jarig bestaan van het ziekenhuis. Henri Knap herinner ik me uit mijn jeugd als iemand die op TV wist hoe het hoorde, getooid met vlinderdasje. Frank Diamand ken ik persoonlijk als veelzijdig man: dichter, (oorlogs) journalist, documentaire maker en organisator van concerten met modern klassiek.

Het boekje komt uit de collectie van mijn schoonmoeder. Zij werkte er in 1966. In de brief aan de “geachte medewerk(st)er” die het boekje krijgen, staat dat “het een blijk van waardering is voor uw aller arbeid.” Ook ik zelf werkte in de periode 1993-2007 in het ziekenhuis, maar toen was het een zogenaamd Woonwerkpand van een woningbouwvereniging en in eigen beheer van de bewoners en gebruikers. Nu nog steeds werkt haar jongste dochter er bij een maatschappelijke organisatie. Het boekje staat dichtbij, maar is geschreven nog voordat ik vier jaar oud werd. Ik vraag me af wat mijn schoonmoeder er van vond toen ze het kreeg.

Het begint met een historisch overzicht van de ontwikkeling van het ziekenhuiswezen in Amsterdam tot eind jaren vijftig van de vorige eeuw. Het grootste deel bestaat echter uit de beschrijving van een dag in het ziekenhuis, van moment-tot-moment: om 7.00 uur doet de portier de poort open en om 22.00 uur ligt het met spoed opgenomen verkeersslachtoffer Van den Heuvel te woelen, omdat hij erover tobt wie zijn hondje te eten zal geven. Van den Heuvel volgen we al vanaf zijn opname. Zo worden ook anderen patiënten besproken. Henk Kamp is verkeersslachtoffer en gaat het hele boekje door. Hij is door een automobilist aangereden “die meende dat je brozems 'überhaupt', en vooral 's ochtends geen voorrang moet geven, ook al zou die hun toevallig toekomen.” Zo ontstaan langzaam kleine verhaaltjes.

Het gaat niet alleen over de patiënten maar ook over de techniek zoals die van de nierdialyse, waar een patiënte uit Haarlem iedere twee weken voor komt. Ze vraagt zich af of het niet kleiner kan. Nu nog steeds, 52 jaar later, wordt gezocht naar een draagbare kunstnier. Er worden ook plastic zuurstofcatheters aangeboden door een vertegenwoordiger van een Amerikaanse firma. Die zijn goedkoper en bovendien arbeidsbesparend, want ze hoeven niet uitgekookt te worden, “je gooit hem na gebruik gewoon weg.” Het woord plasticsoep bestond nog niet.

Er duikt ook een Marokkaanse gastarbeider op die “koeskoes” voor een Arabische student maakt. Hij mist alleen het kruid oregano. Ook is er een hoogleraar psychiatrie die zegt dat hij zich voor kan stellen “dat er mannen zijn, die liever een vrouw zouden willen zijn.” Thuis na zijn werk denkt de cardioloog, nadat hij las dat al weer een Starfighter piloot uit de hemel is komen vallen, waar artsen zich eigenlijk voor inspannen. Zo levert een dag uit het WG ook een tijdsbeeld, met oog voor technische veranderingen en maatschappelijke ontwikkelingen.

***

Een verhaal van liefde en duisternis van Amos Oz begin ik halverwege december te lezen, zonder een idee te hebben van zijn gezondheidstoestand. Als hij overlijdt, nog voordat ik het lijvige boek uit heb, komen er artikelen over zijn leven en politieke positie los. In mijn bubble zijn er die het van het hart moet dat hij niet de duif was waarvoor velen hem zagen. Hij was zionist en dus fout. Hij sprak zich niet uit tegen Dimona en dus was hij fout. Hij wilde kiezen voor vrede en tegen fanatisme en dus was hij fout. Bijna met wellust wordt Edgar Saïd geciteerd:
Amos Oz vroeg ons te kiezen tussen vrede en geweld, alsof Israël zijn gevechtsvliegtuigen aan de grond houdt, Dimona heeft ontmanteld [de nucleaire reactor en bron voor de verrijkte uranium voor Israel's illegale kernwapens, MB], is gestopt met het bombarderen en bezetten van Zuid-Libanon (twee zeventig jaar oude Libannese mannen werden gedood door Israëlische vliegtuigen tijdens de marktaanslagen: waarom is dat geen geweld en terreur?), en heeft zijn troepen teruggetrokken uit 97% van de Westelijke Jordaanoever die het nog steeds controlleert met de militaire checkpoints die het heeft geplaatst tussen elk belangrijk Palestijne bevolkingscentrum.” Palestinians under siege / Edward W. Said (London; New York: Verso, 2001)
Wie zou ik om de rechtmatigheid van dit weerwoord te betwijfelen (als ik het al zou willen); die polemiek is noodzakelijk en terecht. Maar Oz kijkt ook vaak even over de eigen schutting heen naar de andere kant en dus lees ik hem met verzacht ongemak, want ook ik leg een meetlat aan als het om Israël gaat die bij schrijvers uit veel andere landen op de plank blijft liggen. Als de oorlog van 1948 woedt denkt hij aan de Arabische warenhuiseigenaar die hem verloste uit een bezemkast en aan de Arabische familie waar ze kort daarvoor op bezoek waren. Helaas kan ik me niet verstoppen achter de linie dat het hier gaat om literatuur, want 'Een verhaal …' is een biografie in roman vermomming en beschrijft dus de werkelijkheid van de jonge Amos Oz tot in de jaren vijftig. Dat ik de neiging heb mijn leesgedrag te verantwoorden, maakt me sikkeneurig. Ik neig er naar mijn schouders op te halen over de linkse bonders die de eigen banken leeg dreigen te jagen door hun verstokte strengheid, gelijk de spreekwoordelijke farizeeërs. Hij schreef mooie boeken en daarom lees ik hem. Ook deze biografie met een vleugje roman, waarin hij onder andere uitlegt waarom hij zijn naam Klauzner heeft afgelegd.

Dus laat ik dit chagrijn zo snel mogelijk achter me laten. Het is allereerst een verhaal over de moeder van Oz. Hij spreekt in dit boek voor het eerst over haar. Het is een moeder die haar leven - als laatste van het gezin - achterliet in Polen waar voor Joden niet te leven viel. (Blijven was de gewisse keus voor de dood; het was daarom of de Verenigde Staten of Israël.) Een moeder die in 1952 er daadwerkelijk een einde maakt aan haar gebroken leven door een teveel aan slaappillen; ingenomen bij haar zusters en ouders in Tel Aviv.

In de tweede plaats gaat het over zijn vader, een emotioneel arme man die zijn gebrek verhulde in taalweetjes, ongevraagde colleges en kwinkslagen. “Als ik hier alles op zou schrijven waar we niet over gesproken hebben, mijn vader en ik, had ik twee boeken kunnen vullen.” Om daar licht ironisch aan toe te voegen: “Mijn vader heeft veel werk voor me over gelaten.” Het was ook een vader die leefde volgens het gezegde dat een vader de roede niet moet sparen om zijn kind goed op te voeden. Het duurt lang voordat hij zijn zoon serieus als mens ziet.

Het boek gaat wel over de jeugd van de jonge Oz zelf. Het boekenstof is op de meeste pagina's aanwezig en niet alleen, omdat zijn vader zijn intelectuele schrijversambities niet waar kon maken en als bibliothecaris werkte. De moeder genoot van verhalen waarachter een mysterie schuil ging. Zoals haar leven in schimmen gehuld in de Poolse stad Rovno was gebleven. Het is niet alleen een boek over mensen, maar ook ruimschoots over de betekenis en afkomst van woorden, verhalen en boeken. Oz groeit op in een familie waar vele Europese talen worden gesproken. Het is daarmee ook een zoektocht naar het ontstaan van zijn schrijverschap in een familie waar al eeuwen geschreven wordt.

Rovno kan ik op de kaart niet vinden. Het heet inmiddels Rivne en is overgaan in Oekraïense handen. Het is een stad met een smerige geschiedenis. In 1941 nemen de Duitsers de stad in (die op dat moment in Russische handen is). Binnen twee dagen vermoorden ze met plaatselijke helpers ruim 23.000 joden. De 5.000 joden die de dans ontspringen worden negen maanden later allen vermoord. Ik zou willen dat ik het huis nog kon vinden op Google maps waar de moeder van Oz met haar zussen, vader en moeder woonde; met de boomgaard achter het grote huis dat werd overgenomen met bewoners in een gang achter een gordijn en een schilderij dat zo mooi en af was dat het verhulde dat de werkelijkheid zo mooi niet is. Het nu nog vinden van dat huis had wat leven in dit doodse Rovno-verhaal gestopt. Maar doordat de stad van hand-tot-hand ging, zijn ook de straatnamen veranderd die in het boek staan en worden die bovendien weergegeven in het cyrillische schrift.

Het boek is ook een tocht door de Israëlische literatuur. Er staan bijvoorbeeld drie regels uit een gedicht van Rachel Bluwstein in het boek. ('Ik heb nooit tot je gezongen mijn land en nooit je naam om heldendaden geprezen, slechts een pad hebben mijn voeten platgetreden...'). Ze spreken me aan en op de site van de Palestine–Israel Journal vind ik het hele gedicht:
To My Land

I cannot offer you, my land,
In praise, heroic deeds;
One tree I planted on the way
Which to the Jordan leads.
One narrow path to my feet yields,
Which runs across the fields.

I know how humble are the gifts
The child offers her mother:
A cry of joy one glorious day,
When shines the sun in splendor;
And, shed for you, a secret tear
To see the shabby clothes you wear.

From Selected Poems of Rachel, Tel Aviv: Eked, 1974. Translated from the Hebrew by Elias Pater. (http://www.pij.org/details.php?id=536)
Je kan een boek over de geschiedenis van het zionisme en Israël niet lezen zonder te bedenken waar zijn de Palestijnen. Maar het boek is in eerste plaats een biografie van een kleinkind van Joodse migranten uit Litouwen en Polen die een goed heenkomen zochten om gewelddadig Europees antisemitisme te ontvluchten en daar veel bezittingen voor achter moesten laten. Aan de vooravond van de erkenning door de Verenigde Naties schrijft Oz dat sommigen menen dat Europa de Joden niet terug wil: “Ze zouden [daarom] de Arabieren dwingen te slikken wat Europa probeerde uit te spugen.” Ook een zin om even op te kauwen. Toch komen, liefst in een stekende bijzin, de positie van de Palestijnen en de smerige kleren van Jeruzalem regelmatig terug in het boek door even snel het vermoorde Palestijnse kind te noemen of de bewoner van Palestina die vluchteling werd. Maar het gaat over opgroeien, over familie, over geuren en herinneringen, het gaat over de kracht van woorden, boeken, verhalen en verbeelding die er voor zorgt dat je het licht aan kan knippen in je hoofd, ook als het donker is.

Misschien wel het mooiste fragment is dat waarin de eigenschap van zijn opa wordt beschreven
die je bijna niet vindt bij mannen, een wonderbaarlijke eigenschap die veel vrouwen misschien wel het meest sexy vinden:
Hij luisterde.
Hij deed niet alsof, uit beleefdheid, terwijl hij intussen ongeduldig wachtte totdat ze eindelijk haar mond hield.
Hij maakte zich geen meester van de zin van zijn gesprekspartner om die gehaast af te maken.
Hij onderbrak haar woorden niet om ze samen te vatten en op iets anders over te gaan.
Hij liet zijn gesprekspartner niet in het wilde weg praten, terwijl hij intussen bedacht wat hij haar zou antwoorden als ze eindelijk klaar zou zijn.
Hij deed niet alsof hij geïnteresseerd of geamuseerd was, maar was werkelijk geïnteresseerd en geamuseerd. Nou ja hij was dan ook onvermoeibaar nieuwsgierig.
Hij was niet ongeduldig. Hij probeerde niet het gesprek van haar onbeduidende zaakjes naar zijn belangrijke zaken te leiden.
Integendeel: hij was dol op haar beslommeringen. Hij genoot er juist van altijd op haar te wachten, zelfs als ze te lang aan het woord was, wachtte hij op haar en genoot intussen van al haar uitweidingen.
Hij had geen haast. Hij jutte haar niet op. Hij wachtte tot ze uitgesproken was, en zelfs als ze klaar was, greep hij niet meteen zijn kans, maar bleef hij met alle plezier nog even wachten:
Misschien had ze nog wat? Misschien kwam er nog een golfje?
Hij hield ervan zich door haar bij de hand te laten nemen en naar haar plaatsen geleid te worden, in haar tempo. Hij hield ervan har te begeleiden als een fluit de zang.
Hij hield ervan haar te leren kennen. Haar te begrijpen. Te weten wat er in haar omging. Hij hield ervan haar tot op de bodem te leren kennen, en nog iets verder.
Hij hield ervan zich aan haar over te geven. Hij genoot er meer van zich aan har over te geven dan als zij zich aan hem overgaf.
Noe, tsjto: ze praatten en praatten tegen hem in overvloed, zoveel als hun het begeerde, ze spraken over de meest kwetsbare, geheime, intieme zaken, en hij zat wijs en teder, invoelen en geduldig te luisteren.
Nee niet geduldig, maar genietend en met gevoel.”
Nee niet het mooiste, maar een van de vele mooie fragmenten uit het boek om nog eens door het hoofd te laten spelen. 'n Boek dat afsluit met een ode aan zijn vrouw. Laat ik eindigen met de opmerking die Oz in de mond van zijn oma legt: “Als je geen tranen meer hebt om te huilen, huil dan niet. Lach.”



Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.

Geen opmerkingen: