zaterdag 1 februari 2020

Boeken in januari


Laatste boven

Bette Dam is een 1,88 meter lange Nederlandse journaliste die in Op zoek naar de vijand; het verhaal van een terrorist die een vriend wilde zijn zocht naar informatie over moellah Omar, de boomlange leider van de taliban. Zoektocht kan je hier letterlijk nemen. De tocht begon met het opschrijven van de namen van Afghanen die in 2001 betrokken waren bij het verdrijven van de taliban. Dam zou die mannen stuk voor stuk spreken. Zo werd ze ook op het spoor van moellah Omar gezet. Maar haar belangrijkste vraag is of de oorlog te vermijden was geweest.

De tocht brengt de lezer naar verre uithoeken van het land, waar volgens gangbare normen voor veilige journalistiek de pers niet onbeschermd moet willen komen. Ze gaat naar het huis waar Omar als jongen woonde. Naar het erf waar hij moellah was tussen het verdrijven van de Russen en de machtsovername door de taliban in 1996, naar de kelder waar hij uiteindelijk zijn macht overdroeg en naar nog een ruime handvol andere plaatsen. Dam reisde al dan niet onder de bekende blauwe boerka, en de plaatsen die ze bezocht worden lees hier verder

***

Coen Peeters schreef met Kamer in Oostende een boek over de bekendste badplaats van België. Hij maakte er meer van dan een stad aan de kust waar toeristen komen en gaan. Hij schreef een verhaal over kunst, leven, dood, visserij, vergankelijkheid, vriendschap en meer, en zijn geliefde vrouw komt er vandaan.

Kort, bondig en accuraat is het boek beschreven op de achterflap, een zeldzaamheid. Daar waar ik zocht naar een woord om de schrijfstijl te benoemen en strandde bij poëtisch, een woord dat dichtbij kwam, maar waar ik niet helemaal tevreden over was, daar komt die flap met het preciezere fijnzinnig. Die flap plak ik dan ook maar bij deze bespreking.

Twee mannen, een schrijver en de schilder Broucke, doen onderzoek in Oostende. Ze lichten tegels waaronder schedels, kijken achter allang gesloopte gevels, en vragen zich af of ze onderzoekers zijn, deel van de stad of nog steeds toeristen. Ze waren er rond in een prettige sfeer en met veel liefde voor de kunsten, mensen en gebouwen: “Allebei hebben we dat hongerige kijken, een gejaagdheid vooral, het plezier van vormeloze gedachten uitwisselen, schoonheid zoeken, mekaar uitlachen zonder een mondhoek te vertrekken.”

Vanzelfsprekend is die liefde en vriendschap er ook voor de zee; die mag zelfs een paar hoofdstukken de ik-figuur zijn en komt via schilderijtjes van Koen Broucke – die model stond voor de Broucke in het boek – regelmatig in beeld.

Het onderzoek en de aantekeningen werden een boek, maar wat hield het zoeken in, hoe werd het gedaan? Er is een gereedschapskoffer met een stemvork, loep, en “een fijn hamertje om de gang van zaken ongemerkt een tikje te geven.” Maar ook is er fascinatie, nieuwsgierigheid, plicht, dwangmatig gedrag, ontsnappingsdrift, een onbepaald verlangen en de onderzoekers gaan geen enkel gesprek uit de weg.

In hoofdstuk 28 kom ik Charlotte [Van den Broeck] tegen. Die kende ik al van de presentatie van haar boek in een televisie programma. In Kamer in Oostende heeft ze het over de architect van het postgebouw Eysselinck die door tegenkanting bij ontwerp en bouw en ook twee maanden na de dood van zijn vriendin een einde aan zijn leven maakte; het thema van haar boek Waagstukken, zelfdoding na mislukte projecten door architecten. Het verscheen in oktober 2019 en het dus niet zo dat Peeters naar hetzelfde programma keek als ik. Hij kwam de hier wat pretentieus overkomende jonge dichteres tijdens háár onderzoek in Oostende tegen. Ook in haar boek speelt die ontmoeting met de schilder en schrijver, 'de Koenen' genoemd (inclusief architect Koen Syngel), tijdens dezelfde stadswandeling een rol en daar komt die andere kant er dan weer zonderling vanaf. 

De stad en zijn gebouwen veranderen constant, de enkele keren terugkerende Oostende kenner De Kuyper verklaart het: “Het is de rattrapage, de nervositeit om mee te zijn, waar mensen en steden in randgebieden wel vaker last van hebben. Het is een koorts, een rusteloosheid die wil dat je constant vervelt, groeit, vernieuwt en vernietigt tegelijk.”

De eerder genoemde schedels zijn van de mensen die omkwamen bij het beleg van Oostende 1601-1604 met 150.000 doden, aldus Broucke met een hoofd vol jaartallen en andere cijfers, als de schrijver hem voor het eerst tegenkomt.

Wat het boek vooral doet is je nieuwsgierig maken naar de Oostende achter de Zeedijk met zijn appartementen en uitspanningen. De schrijver leerde er een collega kennen, Duribrieux, waar hij in het begin van het boek nog niet van had gehoord. Aan het eind van het boek is het hotel waar Duribrieux woonde en werkte, met zijn 34 kamers, de maat van stad en onderzoek en het komt ook aantal hoofdstukken uit op 34. Als ik er nog eens door Oostende fiets zal ik een andere stad zien. Je zou de schrijver en schilder er voor moeten kunnen bedanken.

***


Dewi Anggraeni is een personage uit de Maharabarata, de van oorsprong Indiase vertellingen, die ook al vroeg in het Javaans zijn vertaald. De mythische Anggraeni is mooi als een engel, loyaal, vrijgevig, vriendelijk, geduldig, goed gemanierd, aantrekkelijk en zeer toegewijd aan haar echtgenoot.

Het boek The root of all evil is geschreven door een Indonesische schrijfster met dezelfde naam. Deze Dewi Anggraeni is naast schrijfster ook onderzoekster. Ze werkt op het raakvlak tussen de Australische en Indonesische samenleving en schrijft zowel in het Engels als Indonesisch, vertaalde boeken, is correspondent geweest voor Indonesische kranten en was onderzoekster aan de Monash Universiteit in Melbourne.

In een getekende roman, the Chinese Whispers, van Rani Pramesti’s uit 2014 kwam ze ruimschoots en indringend aan het woord. Ik had nog nooit van haar gehoord, maar door dit portret wist ik dat ik haar wilde lezen. Het werd The root of all evil, haar eerste boek, gepubliceerd in 1987. Het bracht me naar het Jakarta van de jaren tachtig. Een groeiende stad in beweging die door de ogen wordt gezien van Komala. Je ziet de brede weg met stalletjes erlangs, je proeft de roedjak; het is een boek dat leeft.

Kom woont in Australië, met haar haar Australische man en twee kinderen, maar is terug omdat haar vader ernstig ziek is. Ze kijkt met afstand naar de Indonesische samenleving waarin mensen hun plaats moeten kennen: armen zijn arm en afhankelijk en vrouwen een aanhangsel van de man.

Vrouwen worden herhaaldelijk ook de oorzaak van alle kwaad genoemd. “Vrouwen zijn grappig,” zegt Narshih, de jeugdvriendin van Komala, “als de man onbetrouwbaar is dan zullen ze de betrokken vrouw de schuld geven en laten ze de man met alles wegkomen.” Om dit gegeven draait het verhaal in belanrijke mate.

In de ruim zes weken Jakarta komt Kom ook haar jeugdvriend tegen. Ze blijkt dan zelf ook niet helemaal een engel en ook op andere vlakken valt dit tegen. Je kan denken dat er heilige helden zijn, maar dat zal altijd tegenvallen, zo waarschuwt haar vader. Denken dat je boven het falen staat, laat je juist falen, want je zal niet begrijpen wat je ziet en horen wat gezegd wordt. De roman rekent zo af met de perfecte Dewi uit de Maharabarata. De Dewi uit the Chinese Whispers van 37 jaar later hoor je er al wel in terug.

De 'oorzaak van alle kwaad' frase wordt ook een keer gebruikt met betrekking tot geld en dit van christelijk geloof doordrongen boek wordt daarmee waarschijnlijk gerefereerd aan een tekst van Paulus aan Timoteüs (1 Timoteüs 6:10, Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht.) Geld heeft niet alleen negatieve kanten. Men koopt er onrecht mee af zo blijkt uit het boek, maar het is ook nodig om te leven, zo wordt realistisch gesteld. Recht komt echter met idealen, want niet alles is te koop.

Dus zoek iets verder naar oorzaken van problemen dan het gemakkelijk de schuld bij armen en vrouwen te leggen. Kijk naar de machten achter het onrecht. Maar kijk ook naar de maatschappelijke positie van slachtoffers, anders kan je je hand wel eens overspelen, ook als je niet wilt handelen om te behagen, maar om het juiste te doen. Komala leert dat laatste al doende tijdens haar bezoek aan Jakarta.

***


Al jaren spaar ik langzaamaan de boekenweekgeschenken bij elkaar. De laatste die ik kocht 'Rondom het boek, 1936,' onder redactie van Roel Houwink leest als een catalogus voor het product boek, maar wel zonder verluchtigende plaatjes. Hoewel bijna zonder plaatjes, want er staat ook een fotoreportage in over de productie van het boek met een een beschrijvende tekst over het hele proces, met riemen papier en drukletters.

Naast dit hoofdstuk is er ook een hoofdstuk over het boek in het algemeen, waarin is beschreven waarom we moeten lezen. De schrijver immeers verstaat de kunst om ons méér wakker te maken en daarmee ons medeleven, bewustzijn van het geluk en onszelf te vergroten. Er zijn er die trotsch zijn dat ze geen tijd hebben om te lezen, stelt de schrijver vast: “Ze vinden dat een bewijs van mannelijken en zakelijken ernst.” Die mensen vergissen zich niet alleen zielig, maar ook onzakelijk, want het boek, de letter, is overal en bepaalt gedachten en daden, zo zet hij de niet-lezers in de hoek.

Alle andere hoofdstukken gaan over een segment van de uitgegeven fictie, non-fictie, lectuur en literatuur, met nadruk op de roman. In 1935 verschenen er 267 romans (1934: 294) en 335 vertaalde romans (1934: 360). De oogst aan gedichten was minimaal, verschillende schrijvers klagen daarover. Een gepland hoofdstuk over poëzie is daarom zelfs niet verschenen, omdat de schrijver ervan, Dirk Coster, de zin daarvan bij de magere opbrengst niet zag. De wel beschreven segmenten zijn divers: boeken over het buitenleven; stichtelijke lectuur; beeldende kunst; Scandinavische letterkunde; kinderboeken; filosofie; detectives; over muziek; Friesche boeken; maatschappelijke strijd; en nog een paar onderwerpen. Allemaal met zoveel mogelijk titels om de lezer naar leeszaal of boekhandel te sturen.

Het zijn vaak de eerste regels van een hoofdstuk, waarin de schrijver zich ten buiten gaat aan een eigen visie, die het meest interessant zijn. Zo wordt in de bijdrage over de Friese literatuur geschreven dat aansluiting bij de wereldliteratuur het gevaar in zich draagt van “ontnationaliseering.” Garmt Stuiveling is de enige die het woord NAZI in zijn bijdrage opneemt, veel anderen hebben het over onrustige tijden, alleen in het hoofdstuk over Scandinavische literatuur wordt ook duidelijk stelling genomen.

***


Het laatste rendez-vous van Iwan A. Boenin is een verhalenbundel die de lezer laat reizen in de (agrarisch) Russische wereld van vroeg 20ste eeuw.
De landarbeider denkt op zijn sterfbed aan de ontluikende liefde voor de vrouw die hij door altijd te werken nauwelijks heeft gezien, en sterft met een glimlach om de lippen. De jonge vrouw die haar vaders oogappel is laat zich bezwangeren door een man waarvoor ze gewaarschuwd is, bijt van zich af en merkt woedend dat een misstap makkelijk begaan wordt. De man die het niet meer weet, loopt weg bij zijn geliefde en schiet zich uiteindelijk een kogel door zijn hoofd. Het verhaal met een liefde uit vroeger dagen in een roeiboot op een donker meertje achter het huis, las ik al in de verhalenbundel Moderne Russische verhalen (door Arthur Langeveld en Madeleine Mes), maar dat is mijn vakantieboek en daar ben ik nog in bezig.

Er is een verhaal over het sterven van Voltaire, de Franse denker en Godsdienst scepticus. Zijn lichaam wordt het huis uitgesmokkeld en snel begraven voordat iemand er een religieus stokje voor kan steken. Hart en hersenen worden bewaard als relikwieën (een verhaal dat overigens verzonnen is). Er is nog meer dood. De dood van de man, dat angstwekkende wezen, waarmee na het sterven niemand meer iets te maken had en niemand die nog bang voor hem was. De dood van Lika, de vrouw binnen een mislukte liefdesverhaal, geënt op het leven van de schrijver zelf. De dood van de Amerikaanse rijkaard die al in het begin van zijn twee jaar durende vakantie – waarin hij zijn geld inzet om iedereen voor hem te laten lopen – sterft in het hotel op Capri waar hij net aankwam. Na zijn dood doet het geld zijn werk niet meer en moeten zijn vrouw en dochter het hotel zonder egards verlaten. Met twee woorden is het boek samen te vatten; er zijn verhalen over liefde en over dood, soms trekt de dood samen met de liefde op.

Lika is veruit het langste verhaal, je zou het eerder een novelle of korte roman noemen. Het begint bij en in Moskou en eindigt in de buurt van Koersk, zo'n 500 km naar het zuiden. Het mondaine leven in de hoofdstad past de hoofdfiguur, Arsenjev, niet en zijn liefdesleven loopt er uit het spoor. Hij is gewoonweg een hork. Mij irriteerde de figuur vanwege zijn negatieve, niet actieve, weinig sensitieve en botte houding. Hier en daar leeft het verhaal even op, de langste periode is er als de geliefden naar het zuiden trekken. Ook daar lopen de levens al snel uit elkaar en Lika verdwijnt. Een eerder avontuur van Arsenjev met een andere vrouw had hij afgewezen: “Tot op deze dag denk ik aan dat ogenblik terug met de pijn van een groot verlies.” Wie kijkt nooit met dergelijke weemoed om.

Nog niet eerder heb ik zo mooi en met plezier over alle geluiden die spreeuwen kunnen maken gelezen. Ik kan het fragment niet meer terugvinden en daarom zoek ik op het internet. Daar blijkt dat Boenin regelmatig, zoals in het verhaal Galya Ganskaya, over de kwebbelende spreeuwen schreef. Nu het toch over vogels gaat. Het boek zit vol Nederlandse woorden die ik niet ken: “In de rozentuin tjokken de vette lijsters,” en op het dak zitten “sneeuwwitte duiven te streuvelen tegen het zonnetje.” Het zijn wel heel beeldende woorden.

Op het passagiersschip waarmee de rijkaard zijn reis vanuit de Verenigde Staten begon, danst een paar al jaren de sterren de hemel. Ze spelen betaald voor verliefd paar om de sfeer te verbeteren, maar de dansende jongen had iets van een bloedzuiger en het verveelde dit paar allang om hun zalig namaak-leed te etaleren. Niemand wist dat diep onder hen, op de bodem van het donkere ruim, het lijk van de miljonair stond. Liefde, dood en leed, maar het schip vaart met ronkende motoren die worden gevoed door kolen, die zwarte stokers op het vuur gooien. De mens wikt, maar het lot van het leven beschikt, is het terugkerende thema.


Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
Nederland legt weg aan naar Engeland om Brexit te ontkrachten. Reders protesteren.

4 opmerkingen:

Ron Roelandt zei

"Kamer in Oostende" staat al een tijd op mijn lijstje. Toch maar eens lezen dus.
Ik kan je nog een boek over Oostende aanraden: "Zomer van de vriendschap" van Volker Weidermann.

martin zei

Even nog geen idee wat mijn volgende boek wordt. Pak zo wat uit de kast. Of het daarna weer Oostende wordt? Had net al zoiets met de burgemeester Tommelein op TV dat ik dacht het kan ook een overdosis O. worden.

Ron Roelandt zei

De bovenste foto is zo typisch Oostende. Vergane glorie.

martin zei

Eén van de mannen beet me toe dat ik geen foto van hem mocht maken. Mij ging het om de diepte van de verwaarloosde galerij, de couleur locale met fiets kwam mooi uit, dat wel. Na een paar vriendelijke woorden fietste ik weer verder naar het veer Breskens-Vlissingen.