Laatst gelezen boek boven.
Reading in the Dark van Seamus Deane pakt je meteen bij de lurven. Korte hoofdstukken (met maand en jaar als ondertitel) laten tussen eind jaren veertig en begin jaren zestig (met een korte terugblik in 1971) een intelligente jongen aan het woord. Hij groeit op in Derry, Noord-Ierland.
Het verhaal vertelt over het gezin, de omstandigheden in een katholieke buurt, maar vooral over het geheim dat zo'n zware tol eiste van hem en zijn familie. Waar is iedereen gebleven? Wat gebeurde? Wie weet meer? Wie wist wat? Het is een zoektocht.
Je moet het boek lezen. Het is prachtig geschreven en een belangrijk verhaal over de betekenis van familiegeheimen voor de onderlinge verhoudingen. Het is bovendien geschreven in de context van een deel van de West-Europese geschiedenis waar repressie, conflict en verzoening een belangrijke rol speelden. In tijden van oorlog kunnen we daar niet genoeg op reflecteren.
De
titel
komt van het lezen met het licht aan voor het slapen gaan; totdat de
oudste broer Liam zegt dat het uit moet. De hoofdpersoon en verteller
leest het boek The Shan Van
Vocht (fonetisch Iers voor De Arme Oude Vrouw, een metafoor voor
Ierland). Het gaat over de Ierse rebellie van 1798.
De moraal van een in Reading in the Dark verteld verhaal is dat mensen in kleine plaatsen grote fouten maken. Niet groter dan elders, maar er is wel minder plaats voor. De belanrijkste verhalenvertelster, tante Katie, is zelf slachtoffer van zo'n fout.
Of Deane nog meer romans heeft geschreven? Het antwoord op die vraag is: nee. Hij schreef wel gedichten en literatuurkritiek. Zijn leven werd bij zijn dood, een jaar geleden, beschreven in the Irish Times.
Volgende tekst onder foto.
De zilveren kogel van A. Alberts is een wonderlijke roman. Hij speelt in Schotland (in de periode 1679-1689) en beschrijft de strijd tegen het invoeren van de Anglicaanse staatsgodsdienst en de koning het hoogste gezag in geloofszaken te geven. Deze oppositie zou zelfs tot gewapende, opstanden leiden van de Schotse calvinisten, de Convenanters. Ze verrekten het hun eigen geloofsvrijheid af te zweren.In een boek waarin heksenverbranding, illegale preken, de band tussen Republiek der Zeven Provinciën en Schotland, Engelse repressie en zelfs een niet te sentimentele liefde op de rol staan, speelt symboliek een voorname rol. De zilveren kogel is het enige wapen wat tegen de leider van de Engelse troepen, Claverhouse, kan worden ingezet, aangezien hij een pact met de duivel heeft gesloten, aldus de roddels. Zowel die geruchten als de kogel (het slothoofdstuk is zelfs getiteld: De zilveren kogel) spelen een prominente rol in de plot.
De Nederlandse schrijver Hans Warren schreef in een bespreking het boek wazig te vinden, zonder duidelijke ontwikkeling van karakters, onvolledig en een enkele keer juist te uitvoerig. Dat Claverhouse, de ene keer John Graham wordt genoemd en andere keren de officier, de ritmeester, en later meneer Dundee is onduidelijk volgens de Zeeuwse schrijver. Al die benamingen worden echter door Alberts geduid. John Graham hield hem al langer bezig. Alberts schreef eerder al over de commandant van een deel van de Engelse troepen in Schotland.
Mij viel een passage op over de eeuwige strijd tussen de eigenwijze protestanten. Als de Convenanters na een militair overwicht, toch een smadelijke Nederlaag hebben geleden is de verklaring daarvoor van een teruggekeerde man tegen zijn vrouw dat de inname van Glasgow twee dagen duurde. “Waarom? Omdat onze leiders het niet eens konden worden over de te volgen strategie? Omdat ze bang waren in een hinderlaag te lopen? Margaret je zult het niet geloven maar het was, omdat ze het niet met elkaar eens konden worden over de dankdienst, die in de Grote Kerk zou moeten worden gehouden. Wie zou voorgaan. Wie tot het gehoor zouden worden toegelaten. Op welke tekst zou worden gepreekt. Twee volle dagen lang, terwijl die stad daar onverdedigd voor ons lag.”
Het is een verschijnsel dat in Nederland tot tal van kerkgenootschappen heeft geleid. Het hakketakken op vierkante centimeter is niet beperkt tot de Bijbel, politieke stromingen vooral aan de progressieve en linkerkant hebben er ook last van en vechten vaak liever in eigen kring over de aanpak van de strijdwijze dan samen op te trekken.
Ondanks scenes met mist, was het verhaal helder, en niet onduidelijk zoals Warren wat chagrijnig beweerde. Het is misschien niet Alberts' beste boek, maar een literaire duik in de geschiedenis van Schotland is mij best bevallen. Niet perse omdat Willem III van Oranje, “de Hollander,” een prominente rol speelt in de afloop van het verhaal, maar ook omdat het wel fijn was mee te trekken door de Schotse heuvels. Al maakte de oranje tint het wel interessanter en relevanter voor een Nederlandse anti-monarchist.
Volgende tekst onder foto.
Een ouder boek lezen heeft voordelen. De alternatieve gedachten over geneeskunde komen uitgebreid aan bod en gaan niet over de afgelopen covid-jaren die dit debat op een bekende manier kleurden: “Ada slikte geen pijnstillers, ze wilde haar lichaam niet vervuilen. Geen chotherapie, geen oepratie, het ging om de kwaliteit van leven. Alleen de natuur mocht haar helen; iscador-injecties, een maretak-elixer. Zoals de maretak de boom verstikt, zo moest dit de kanker verstikken. Een symbolisch geneesmidel van de antroposofen. Helaas mijn zuster was geen boom,” denkt hoofdpersonage en verteller Nathan tijdens het sterven door kanker van een van zijn drie zussen. Je zou haar nu een Wappie kunnen noemen.
Indische duinen is een familieverhaal
over een uit Indië repatrieerde vrouw met de dochters Jana, Ada, en
Saskia en zwanger van Nathan door haar tweede man en reisgezel
Justin. De zin “Wie het in Holland wilde redden, moest veel
slikken,” zou een motto van het boek kunnen zijn. Maar je moest
overal veel slikken; ook in de Jappenkampen, als emigrant, als
ongehuwde, als blauwe of pinda, als vrouw, als zoon,
als vader of dochter. Je moet dapper zijn om het leven te leven of
een uitweg te zoeken, niet alles willen zien, conflicten mijden, of
er de humor van in willen zien. Wrang, boeiend, het komt allemaal
voorbij.
De verwikkelingen zijn ingenieus neergezet met
gedachten, belevenissen, brieven en ontmoetingen. Zo ontstaat tot in
de epiloog een steeds gedetailleerder beeld van de familie, van het
gezin, maar vooral van Nathan. Hij speelt ook nog even de oom voor zijn
neefje in een moshpit
in Paradiso tijdens een metal concert. Een beeld dat de schrijver
vreemd genoeg niet misstaat; je ziet tijdens het lezen Van Dis
verwonderd meespringen. Er zijn films waar een regisseur zich
uitleeft met beelden van een dansvloer, dat gebeurt hier met woorden.
Het is zo'n boek waarvan ik denk dat
iedereen het al eens gelezen heeft, behalve ik, en aan de ideeën
erover heb ik niet veel toe te voegen. Er zijn stukken bij die ik
prachtig vind. Hoe tuig je een nieuw familielid op: “Familie. Je
wordt gemaakt, in liefde, geilheid of verveling. Je vreet je aan je
moeder vet, je wilt eruit, de koek is op, de knapzak bast. Je scheurt
je los, de stront komt mee en je laat haar bloeden van de pijn. Het
eerste kamp ligt achter je.” Een weinig subtiele verwijzing
naar de Jappenkampen. De Bersiap periode krijgt een niet politiek
correcte draai. Het was niet de revolutie van de Republiek. Het was ook niet simpel wij tegen zij. Hier wordt
gesteld dat het de Britten en de Australiërs waren die na de oorlog
veel erger tekeer gingen dan de Jappen. Dat zegt Els een eveneens naar het moederland gekomen vriendin van
Ada. Tempo dulu met een bite.
De natuurbeschrijvingen
van Van Dis daar struikelde ik ook in andere boeken al over. Hier
buigt bijvoorbeeld de duindoorn onder zijn last aan oranje bessen. Adriaan ga eens
echt kijken, zou ik willen roepen. De takken buigen niet onder de
enorme vracht die eraan hangt. Voor zeemist of zeevlam – een van de
mooiere natuurverschijnselen aan het strand – gebruikt hij een heel
aantal woorden die ik nog niet kende, zoals zeenevel
of zeerook. Een
welkome buit voor een strandvonder als ik.
De Hollandse
duinen lijken op cake zegt Saskia bij aankomst in Nederland. Het zijn
de duinen met grote woningen erlangs die vrij worden gemaakt om de
stroom aan rijksgenoten die Indië ontvluchten op te vangen en
daardoor de Indische duinen uit de titel worden.
Volgende tekst onder foto.
“Eens zal daaruit [uit een doorschijnend diertje] een nieuw continent ontstaan. Een nieuw Zuid-Amerika, dat ditmaal niet door een kromme navelstreng verbonden zal zijn met het noorden. Een Zuid-Amerika zonder grootgrondbezitters, zonder legerkolonels en zonder rooms-katholieke bisschoppen; zonder het Spaans als voertaal.”
Drie jaar later In De morgen loeit weer aan luidt de laatste zin: “Alleen mijn honden zullen de knal horen en al de Caraïbische eilanden, waarvan de geologen altijd al vermoed hadden dat zij de vorm hebben van een paddenstoel, zullen afknakken van de aardschors en drijvend worden voortgesleept in de woest kokende maalstroom, om daarna het een na het andere te verdwijnen in de neerzuigende wieling van de waanzinnige zee.”
Mengelwerk zijn verzamelde teksten van Marugg die elders zijn gepubliceerd of waaraan hij nog werkte. De vernietiging van Zuid-Amerika stond bijvoorbeeld in een Amigoe bijlage (31 mei 1985) samen met de gedichten 'Lilith', 'pa mira, ma isla bashi' [om de leegte van mijn eiland te schouwen], en vertalingen van verzen uit Lao Tse's Tao Tse Cing.
Boek dat nooit verscheen
Voor een volgend boek, dat er nooit is gekomen, schreef hij: De leguaan en de overlevende (ondertitel: romanfragment. Het verscheen in Preludium). Hij kondigde de prominente rol van het prehistorische dier al aan in een lang interview met Cees Zoon voor de Volkskrant (dat een week later in Amigoe zou verschijnen, zie pagina 6 en 7). Het thema is bekend; het zijn, half zijn of niet (meer) zijn en dat gedoopt in drank en met beelden van een eiland met de grote groene leguaan als metafoor voor de wegduttende, maar ook roekeloze, mens. Ook een volgende tekst in de verzameling is bedoeld voor komend werk gaat over het opgroeien van een jongen in de wijk Otrabanda. Het is een sfeertekening over het huis van de jeugd, straten, mensen, winkels en kroegen.
Papiamento
Marugg schreef in het Nederlands en het
Papiamento. In een van de opgenomen teksten klaagt hij dat die taal
nog steeds geen uniforme spelling heeft en dat dagbladen schrijven
voor semi-analfabeten. De als Mengelwerk opgenomen teksten in het
Papiamento zijn vertaald. Een verhaal over jagen in het woeste westen
van het eiland: Den mondi di Klof (in de wildernis van Klof) stamt
uit 1950 en werd meer dan een halve eeuw later (2008) vertaald door
Lucillle Berry-Haseth. “Op een avond
als deze dwalen er boze geesten op de aarde rond,”
zo wordt de verteller, een jager gewaarschuwd. Het laat zien dat de
schrijver dezelfde thema's en situaties steeds opnieuw vertelde. De
donkere nacht in een woest natuurgebied kwam immers 38 jaar later
weer terug in aanloeiende morgen.
Schrijven
Spot en lof
Hij schrijft een lovend artikel voor het gedenkboek bij het zilveren jubileum van het Peter Stuyvesant College. Het artikel mist de bijtende spot die in andere artikelen veelal de uitsmijter is. Hoewel hij wel voorspelt dat de scholieren met wilde haren en elektrische gitaren brave burgertjes zullen worden die inkomstenbelastingfomulieren zullen invullen. Hij geeft ze ook mee dat het in het leven draait om kennis, seks, geld en eerbied voor de evenmens. Een ander gedenkboek bespreekt hij. Het is het officiële gedenkboek Oranje en de zes Caraïbische parelen. Het wordt gesmoord in lof; de opmerking dat het boek zelfs voor hen die het niet kunnen lezen de moeite waard is, zet alle complimenten op losse schroeven. Een recensie van Dorstig paradijs van Adriaan Hulshoff,* dat in belangrijke mate op het eiland speelt, wordt afgesloten met de zin dat de schrijver wellicht verdienstelijker werk zou hebben verricht “indien hij de boot naar Curaçao had gemist.” Een artikel over de schrijver Kurt Vonnegut is wel positief van toon – en maakt nieuwsgierig. Maar Vonnegut's laatste boek Slapstick krijgt op een lullige manier een veeg uit de pan.
Kunst, eilandsleven, literatuur zijn de onderwerpen waar Marugg zich als schrijver van artikelen mee bezig houdt.
Artikelen
Voor
de man die in zijn eerste roman schreef dat hij de krant van
artikelen voorzag, lijkt het aantal opgenomen epistels gering. Hij
schreef die artikelen voor de krant van Shell en ook nog eens met
tegenzin. Hij stopte zo snel hij kon met dat werk. Dat broodschrijfsels buiten de opgenomen selectie vallen, ligt voor de
hand. Maar is er ander werk weggevallen? Een snelle zoektocht maakt
duidelijk dat dit niet zo lijkt te zijn. Wat ik tegenkom (uit
de Stoep, Amigoe) staat in het boek en daarin is veel
meer opgenomen dan ik kan vinden, zoals werk uit de Papiamentstalige
middagkrant La Prensa (die eind 2017 failliet ging).
Al zoekend kom ik een bespreking van de Nederlandse uitgave van delen
uit de dagboeken van Virgina
Woolf tegen; Veertig keer prachtig wordt eentonig. Met 458
bedrukte pagina's niet het dunne boekje dat Virgina Woolf zelf
voorzag, zo constateert de criticus scherp. Maar ook een lovend
artikel duikt op, zonder de kenmerkende spot, over
dichter Norman de Palm. Dat artikel
staat op dezelfde pagina in Amigoe, als een bespreking van zijn hand
een boek over het laatste levensjaar van Tolstoi. De Nederlandse
Bibliotheek heeft nog wel een aantal artikelen
over zijn schrijverschap die niet in het boek staan. Daarin is wel
een viertal portretten opgenomen.
Jammer is het te lezen dat
Marugg de aandacht voor zijn werk in Nederland ziet als een soort
positieve discriminatie: “Ze zullen
daar denken: Toch al heel wat, dat iemand op Curaçao een pen kan
vasthouden!” De auteur die in twee
talen van het Koninkrijk schreef, heeft niet veel getypt, maar zich
met drie romans wel een volwaardige plaats in de Nederlandse
literatuur verworven en heeft die met zijn taal, stijl en visies enorm uitgebreid. Een schrijver om niet te vergeten.
* Pseudoniem
van Jo van Amers-Küller. De schrijfster ontdook met dit pseudoniem
een publictieverbod vanwege verwijtbaar handelen tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Dit was tijdens het schrijven van de bespreking nog
niet bekend.
***
Bron |
In Dagblad Amigoe di Curaçao van 29 december 1945 staat een artikel over de laatste uitgave van literair tijdschrift De Stoep. Van Marugg staat daarin (p. 44) het gedicht Bezoek. Dat is “een vreemd gedicht, dat qua taal wel sterk is,” schrijft de krant. Vierenveertig jaar na verschijnen wordt het genoemd in een artikel in Amigoe over het afscheid van professor in de literatuur wetenschap J.J. Oversteegen. Hij struikelde over de gezellige titel boven het toch dramatisch gedicht.
Het lot, de donkere nacht, eenzaam en allenig, de dood, een vleug magie, en vermoedelijk een slok bij het schrijven van de eerste versie. Het is al herkenbaar Marugg in zijn eerste gepubliceerde gedicht. Alle verzamelde gedichten samen laten zien dat de schrijver graag spotte, met zichzelf, en met de wereld om hem heen. Hij tastte naar de meestal voor hem niet bestaande God, het wezen van het eiland, leefde met een zoon die er nooit was geweest, vond geborgenheid in schoot, armen en het donker van de nacht en houvast in het schrijven.
“In het donker kun je beter in jezelf kijken. Maar ik geef ook de voorkeur aan de nacht omdat licht dingen blootlegt die ik liever verborgen houd, ook voor mezelf. In het licht zie je jezelf scherp, zie je dingen die ik niet wil weten. Ik geef toe, het is vluchtgedrag, ik ontvlucht mensen en dingen. Het is een laffe daad, er is niets heldhaftigs aan,” stelt de mysterieuze schrijver van Curaçao, die de Nederlandse literatuur verrijkt met exotische romans van een ongewone kwaliteit en existentialistische gedichten.
In het artikel over Norman de Palm (zie boven) schrijft Marugg: “gedichten zijn een reikhalsing en betasting, geen karategreep of militaire omsingeling.” Een lezer die op de laatste bladzijde van een boek “het mysterie geliquideerd willen zien, moet een detectiveroman lezen.” Reikhalzen en betasten, je leest ze in Marugg's gedichten terug. Ze onderzoeken een dunne streng naar het leven, soms is dat rijk, soms is dat broodmager, zoals Marugg zelf. “Schraal van lijf als een torero,” schrijft Van Leeuwen over de heremiet van landgoed Pannekoek.
De gedichten nodigen uit om delen ervan te citeren en te voorzien van betekenis, zoals in een bijzonder prettig leesbaar artikel over de heruitgave van zijn bundel Afschuw van licht in 1976. Het lijkt de meest aangewezen manier om een gedichtenbundel of -verzameling te bespreken. Toch vind ik het moeilijk. Marugg schrijft niet alleen wat er staat, maar er ligt ook een onuitgesproken wereld achter de gedichten, die meer is dan hijzelf. Misschien klopt het wel wat een journalist over hem schreef: hij is het eiland. Een deel van het eiland althans. Die sfeer krijg je mee als je de gedichten leest. Niettemin toch een paar voorbeelden.
Over zijn afkeer van
mensen en vooral de nietszeggende gesprekken:
Een
deel van mijn leven dan
is geheel naar wens verlopen
Ik heb Jan
en Alleman
weten te ontlopen.
(1981)
Een
gedicht uit hetzelfde jaar beschrijft een lege ruimte in het bestaan
van de witte man op het zwarte eiland, het kind gedood voordat het
volwassen werd. Lees Weekendpilgrimage
er maar op na. Het is de ruimte die hij door het schrijven lijkt te
willen opvullen.
In de steek
gelaten
gefouilleerd tot op de huid
schreeuwt hij eenmaal
luid
en is daarna voor immer
afgesloten.
Manhaftig maakt hij zijn lippen
zingenottelijk
rood
maar sterft een schrale dood
zonder beurt te krijgen.
Als
kind slaapt hij in
droomt hij van kleurkrijt en kralen
maar zal
de morgen halen
met leeglopen handen.
Er is een lege
plaats
van wie nooit hier is geweest.
(1981)
Een
gedicht vol eenzaamheid geschreven door de man voor wie kleur een belangrijke rol speelt.
Het artikel, waarin de gezellige titel van het eerste
gedicht Bezoek onder de loep ligt, vervolgt met de vertaling ervan in
het Papiamento voor een Curaçaos gehoor. Voor hen was de betekenis
meteen duidelijk. Bishita
betekent niet alleen bezoek, maar ook naderend onheil. Die rijkdom
gaat voorbij aan de Nederlander die deze taal niet kent. Dat maakt
bescheiden, maar zonder terughoudendheid zou ik wensen dat iedere
schrijver beloond zou worden met zo'n mooi verzameld werk.
Volgende tekst onder foto.
Laatst gelezen boek boven.
De verhalen in Annie Proulx's Bad Dirt; Wyoming stories 2 spelen allemaal op het platteland. Wyoming is de dunst bevolkte staat van de VS; er wonen ruim een half miljoen mensen, minder dan in Amsterdam, en het is zes maal groter dan Nederland. Het klimaat is er extreem.
Bij het eerste verhaal gaan we mee met een wildwacht, Creel Zmundzinski, die een gruwelijke hekel heeft aan mensen die zonder vergunning of mededogen dieren jagen; zeker als ze jonge elandkalfjes verweesd achterlaten. Hij was immers zelf een wees. Creel werd tot het werk verleid door Orion Horncrackle, de directeur van het Wild en Vis Departement, die de jongens uit het weeshuis iets bij wilde brengen over de natuur: de directeur van het tehuis leek het onbegonnen werk, maar die zat er naast. Orion weet de jongens wél te inspireren. Wildwacht Creel krijgt bij het compromisloze bestrijden van arrogante jagers en de stropers hulp van buiten. Dat is in een notendop het boek: sociaal bewogen, oog voor mens en natuur en soms een vleugje magie naast (keihard) realisme.
Geschiedenis
The Indian Wars Refought tekent de geschiedenis van een klein stadje. Het verhaal wordt samengebald tussen de bouw en het verdwijnen van een opvallend gebouw waar een advocaten dynastie zich ontwikkelt met een praktijk gericht op de spraakmakende gemeenschap, politici en oliebaronnen, maar ook de immer bankroete Buffalo Bil. Via filmblikken, trouwen en hertrouwen, komen we terecht bij indianenreservaten, een restant van de geschiedenis die onder die van de Verenigde Staten ligt, en de brute onderdrukking van de inheemse bevolking.
Doorsijpelen
Het tricle-down effect gaat over een aan lager wal geraakte
man, die drinkt, rookt en zijn leven ineenweeft met korte baantjes
bedoeld om zijn barschulden af te betalen. Hij heeft alleen nog een
vrachtwagen met oplegger. Die zet hij in om hooi te halen voor een
paardenfokster (van Red Cheerios, een paardenras met witte ringen om
de ogen, maar wat ik niet kan vinden) die daar nog maar nauwelijks
aan kan komen vanwege de droogte. Het is een verhaal van domheid en
misére. Van het doorsijpelen van welvaart is alleen letterlijk sprake,
aan de
toog van een bar.
Natie
Wat voor meubels zou
Jezus kiezen is een lang verhaal over een boer die tegen de klippen
op – en tussen hippe nieuwe omwonenden – zijn bedrijf overeind
houdt. Het land wordt geteisterd door droogte. Hij heeft teveel werk
en te weinig geld. En hij wordt bovendien verlaten door innemende vrouw en
zoons. Het water en de grond raken vergiftigd door
schaliegaswinning (het komt in meerdere verhalen terug). Toch is de
liefde voor de boerderij de sterkste emotie die hem ooit trof.
Vietnam is een goede tweede. Hij verbaast zich wat dit met mensen
deed. Tegen een teruggekeerde vriend zegt hij je bent niet oud, je
bent net zo oud als ik. Het antwoord yeah valt als een steen en
tekent met die vier letters een heel ellendig verhaal.
Uiteindelijk
blijkt dat zijn noestige arbeid geen plaats heeft in het collectieve
bewustzijn van het land. Dan breekt er iets. Zo wordt het verhaal
groter dan de boerderij, groter dan de federatie en gaat het opeens
via een prachtig filmisch beeld over hoe een natie wordt vormgegeven.
In dat bewustzijn ontbreekt ook Vietnam. Primitieve indianen en
kranige cowboys zijn er wel.
Import
Hippe
omwonende zijn er ook. Vanuit de drukte van New York verhuizen ze
naar een kleine beeldschone plek in Wyoming. De staat is ook
aantrekkelijk, omdat er weinig belasting op bezit en zelfs niet op
inkomen wordt geheven. De huizen zijn er wel duur. Het leven is ruig,
zelfs gewelddadig en beangstigend voor stadse mensen. Er wordt een
hele tris aan ongeciviliseerde gewoonten opgesomd waar de import van
de Oostkust zich aan stoort. Anderzijds wordt het paar door de
dorpsbewoners niet geaccepteerd. De vrouw uit Man crawling Out of
Trees gaat ook in de leegte nog steeds volledig op in
badkamerontwerp. De man ontwikkelt een sentimentele verhouding met de
natuur, die hij zelf in de weg zit.
Voedertafels voor de vogels worden door de beren gesloopt. Ongerept
is het ook al niet; een pompbediende wijst naar de winning van gas
als reden voor vervuiling en vergelijkt het inspuiten van vloeistof
en het winnen van de fossiele brandstof als het gebruik van een
prostitué door
industriële ontwikkelaars. Elders in Bad Dirt heeft een bewoner het aan de
stok met een grootgrondbezitter.
Kleurplaat
De bars van het kleinen fictieve Elk Tooth (80 inwoners) spelen een
rol in meerdere verhalen. Ook personages als Creel komen we in een
latere verhalen weer tegen. In een staat met zo weinig inwonenden
moet dat ook bijna wel. Een verhaal over een man die wanhopig zoekt
naar werk en daarbij een stuk verderop twee vroegere klasgenoten tegenkomt,
met inmiddels vier kinderen, is het zwartst gekleurd. Zelfs in
een fabel over dassen speelt een knijperige boer een grote rol. Er is
een toverketel voor nodig om het goed te hebben.
Verhaal voor
verhaal tekent zich een beeld af. Het is alsof de kleurplaat van de
staat langzamerhand van gedetailleerder lijnen wordt voorzien en de
vlakken worden ingekleurd. De elf verhalen samen geven een weinig
rooskleurig beeld van Wyoming, maar laten daarmee ook de Verenigde
Staten zien waar een grote groep mensen maar nauwelijks kan leven.
2 opmerkingen:
Ik ben niet zo'n fan van korte verhalen. Afgezien daarvan moet 'Bad dirt' je een vrij confronterend beeld van Wyoming geven. Het klinkt niet echt vrolijk. Maar dat hoeft ook niet om een goed boek in handen te hebben. Is het een aanrader, Martin?
Proulx zelf heeft eens gezegd dat ze haar verhalen liever heeft dan haar romans. Hoewel het bij mij andersom is, zou ik het boek zeker aanraden. In bovenstaande bespreking staan ook wel wat opmerkingen in die richting. De wereld die in Bad Dirt getekend wordt is ver bij ons vandaan, maar ook herkenbaar. Het geeft terloops vele inzichten. Je ziet in het boek uit 2004, ook de Trump stemmers van tien jaar later al opdoemen.
Een reactie posten