Laatst gelezen boek boven.
De
Ierse Marconist Cameron, de hoofdpersoon in Het
verboden rijk van J.
Slauerhoff, kende
ik al uit Het
leven op aarde (dat
als tweede deel in deze verkenning van China en de gespleten geest
van de schrijver gezien moet worden). Ik besprak het twee
jaar geleden.
Het verboden rijk vertelt drie
verhalen: dat van de stichting van de stad Macao door de Portugezen;
dat van de verbanning van de schrijver Camões uit Portugal (vanwege
een affaire met de toekomstige bruid van de kroonprins in de 16e eeuw)
en de volgende avonturen in Azië; en dat van Cameron, een Ier die
door zijn aparte uiterlijk niet alleen door de Engelsen, maar ook
door de Ieren met de nek werd aangekeken. Dat derde verhaal speelt
begin 20ste eeuw. Camões en Cameron vallen samen, waarmee ook
verschillende perioden en voorvallen samengesmeed worden. Dat is knap
literair boetseerwerk.
“Bij Slauerhoff geen streven naar
harmonie, geen synthetische levensbeschouwing, geen leefregels, maar
één lange, verwoestende, niets ontziende tocht door het leven.
Een
droom navertellen was niet hetzelfde als iemand laten dromen. Dankzij
de droomachtige scènes in Het verboden rijk (1931) van Slauerhoff
vervloeiden Camoës en de marconist en kon Camoës 'in de huid
[kruipen] van een marconist,” zo beschreef Graa
Boomsma het in zijn biografie over het leven van Bert
Schierbeek.
Het echte levensverhaal van Camões lijkt een beetje op het verhaal in Het verboden rijk, maar is wel sterk aangepast. Zo is het eigenlijk met alle historische gegevens; aangepast of verplaatst in de tijd. Het is geen boek over de geschiedenis van China of Macao. Slauerhoff kende die wel, maar verhaalt niet de geschiedenis, maar vertelt het verhaal van de marconist op zoek naar het leven.
Een vrouw woont in een bijna
magisch huis, met smalle toegang, op een eiland omringt door “een
ondragelijk paradijs,” zo ijlt Camões.
Hij wordt er hels gekweld en wil ontsnappen “al zag ik
daarbuiten niets dan de zee die andere hel.” Er zijn de
havensteden waar Cameron ronddwaalt die bedenkt dat verdoemd zijn
betekent “zich overal vervelen, behalve op de meest ellendige
plaatsen, zoals poolstreken, woestijnen en eilandloze zeeën.”
Het is dan ook een boek voor de liefhebber van venijnig
meedeinen met het leven van de scheepsarts. Er zijn de falende
liefdes. Er is de dwang om te schrijven. Er is de kaping door
zeerovers. Deze is dan weer de opmaat naar een benauwende reis door
China. (Slauerhoff maakte in de werkelijkheid zelf ook eens een
kaping mee, zo noteert Wim
Hazeu in zijn biografie.)
Het is een boek vol leven
dat wringt als de planken van een zeilschip in volle zee. Een
worsteling, op zoek naar voldoening, zoals hier: “het is waar:
zich goed te kleden en te scheren verheft het moreel meer dan een
hele nacht Goethe of Confucius lezen, van de bijbel nog maar
gezwegen.” De zoektocht gaat
door in Het leven op aarde, maar daar had ik het dus al over.
Volgende bespreking onder foto.
De Donkere straten van Caïro; een Makana avontuur door Parker Bilal is een literaire thriller. Makana woont op een wankele woonboot in de Nijl bij de Egyptische hoofdstad. Hij is een voormalige politie inspecteur uit Soedan. In Egypte weet hij net overeind te blijven door kleine onderzoekjes in opdracht.
Dit verhaal gaat over een groot onderzoek naar een voetballer en lieveling van een van de rijkste mannen van het land. Er worden twee andere verhalen daar doorheen geweven: het verdwijnen van een kind van Egyptische vader en Engelse moeder in donkere straten van de soek; en de opkomst van de Islamitische dictatuur in Soedan. Die tweede ontwikkeling heeft grote persoonlijke gevolgen voor Makana gehad; de schrijver voert ons hierover steeds met kleine stukjes.
De bouw van een megalomaan voetbalstadion staat symbool voor de projecten van de superrijken aan de top van Caïro. De verlichting van het gebouw dat naar de hemel rijkt, ontneemt je echter het zicht op de sterren. Bouwprojecten voor toeristen verdringen de vissers langs de kust. Ze blijken niet de vlucht uit de armoede te zijn waarmee dergelijke projecten vaak verkocht worden.
Korte spannende hoofdstukken met hier en daar een mooie observatie over de mens en zijn omgeving, maken van de thriller een spannend en ook mooi boek. Het glijdt naar binnen, maar blijft ook hier en daar haken.
De donkere straten is het eerste in een reeks van zes thrillers waar Makana de misdaad in Caïro of Soedan induikt. Parker Bilal is het speudoniem van de in Londen geboren en in Soedan opgegroeide schrijver Mahal Majoub die onder eigen naam romans en non-fictie publiceerde.
Het boek is prachtig uitgegeven door De Geus in een serie samen met Oxfam Novib om “schrijvers uit niet-Westerse landen een podium en een stem” te geven. Dat klinkt een beetje als hulp. Het gaat hier echter om een succesvolle auteur die vertaald is zodat de Nederlandse lezer hem kan lezen in de eigen taal. Niet meer, niet minder. Hij had al zeven romans geschreven voor dit boek. Die hadden ook op dat Nederlandse podium mogen staan.
Laatst gelezen boek boven
Het verhaal. Eind 18e eeuw vluchten vader en twee dochters, Elisabeth met een oogziekte en de doofstomme Maaike uit Haarlem naar Frankrijk. Vader overlijdt kort na aankomst en de twee zussen zijn afhankelijk van een ver en geil familielid. Ze blijven er niet. Een marskramer in wetenschappelijke experimenten, de arts Doppet, neemt hen op sleeptouw.
Maaike wordt al snel ondergebracht in een instituut voor doven. Elisabeth groeit uit tot een orakel dat door haar uitpuilende oog en woorden invloed zal krijgen op de kringen van Parijse verlichtingsdenkers.
Het
boek is uit en te na besproken. Dat krijg je met zo'n nominatie. Nora
van Laar neemt het boek onder de loep, maar gaat ook in op
besprekingen ervan. Daar kan
je als eenvoudig lezer niet meer tegenop. Dat ga ik dan ook niet
proberen. Zelfs het genre was stof voor debat. Was het een
liefdesroman of een historische roman. Kan je in een historische
roman je hoofdpersonen wel zelf bedenken en voorwerpen die destijds
nog niet bestonden (theemutsen) gebruiken om een kleding stuk te
beschrijven. De taal (korte pakkende zinnen) en de beschreven tijd
zouden elkaar niet passen. Noordervliet laat zich niet beperken. Als
ik van Napoleon een grote man wil maken in een roman dan doe ik dat,
antwoordt ze de preciezen.
De
schrijfster is belerend luidt een andere kritiek. Tijdens het lezen had
ik er geen last van, maar subtiel kan je Noordervliet niet noemen. Je
moet je verantwoordelijkheid nemen en niet op God afschuiven wat er
mis is, laat ze Elisabeth zeggen. En daar blijft niet bij. “Deugd
lag niet in maagdelijkheid, maar in eenvoud en moed, in
rechtvaardigheid en oprechtheid, in leven naar het hart en met
verstand, en die deugd was voor mannen en vrouwen gelijk,”
zo bedacht de vrouw met het priemende oog, alsof het een
beginselverklaring was.
Noordervliet waarschuwt er ook voor dat de middelen aan de haal gaan met het ideaal. Voor iedereen die geschiedenis in het pakket had op de middelbare school bekend terrein. Niet voor niets
begon de examenstof in 1789 en kwam daarbij al snel Robespierre
en de galg om
de hoek kijken. Toch diept ze de waarschuwing ook verder uit.
Bijvoorbeeld als ze beschrijft hoe de meute een behangselfabrikant te
lijf gaat, niet omdat hij zijn arbeiders slecht behandeld, juist
niet, maar omdat hij uit hun kringen is voortgekomen. Je moet die
woede niet willen temperen, dat is slecht voor de zaak:
“Ze horen wat ze willen horen en wat hun woede voedt. Zo gaat het.
Er is geen redelijkheid. Die kan er niet zijn. Die mag er niet zijn,”
zegt Doppet. Zo begint én ontspoort de revolutie tegen adel en kerk.
Het doet uiterst actueel aan.
Er zouden al eerder romans geschreven zijn over hetzelfde onderwerp,
zegt een beroeps recensent. Tja en ik de sukkel las die niet en wel deze roman drie decennia nadat het boek verscheen. Ik heb me laten
meeslepen door de ideeën en het verhaal. Het belegen karakter van
sommige teksten stoorde me daarbij niet. Dat is ook wat waard,
meegesleurd worden in een roman over strijd en de gevaren daarvan.
Tijdens het lezen vraag ik me af welke oogziekte Elisabet had. Het
blijkt dat Noordervliet een eigen tumor bij het oog als inspiratie
heeft gebruikt. Ook hier is de werkelijkheid de inspiratie voor de
verbeelding geweest.
Het boek begint met verhalen van de jongen, de verteller, over zichzelf, bijvoorbeeld hoe hij een ongewilde tatoeage krijgt en zijn bestaan als schrijver begint om aan straf te ontlopen. Maar het stadje gaat toch niet over hem, maar vooral over zijn stiefvader en diens broer. Papa Francin beroofde de mensen van de tijd door ze bijna letterlijk voor zijn karretje te spannen, oom Pepin gaf juist vervulling aan hun tijd door zijn levenslust.
Als de brouwerij genationaliseerd wordt tijdens de communistische machtsovername in 1948 is het afgelopen met papa als directeur. Hij wordt er lomp en grof uitgezet, terwijl hij redelijk is geweest voor het personeel. Zijn spaargeld wordt geconfisqueerd. Hij mag het later gebruiken om een gevonden, overgroeide en losgewrikte vrachtwagen te kopen. Een wagen die het na goede diensten bij een absurd voorval zal begeven. Bizarre en uitvergrote voorvallen daar staat het boek bol van.
Het ellendige van het leven wordt bijvoorbeeld verbeeld door een schilder die spoorbomen in de verf zet. Even zijn ze beneden, dan gaan ze weer omhoog: kwast in de pot, trap er tegenaan, omhoog, boom weer omlaag. De schilder werd niet steeds kwader, maar juist steeds kalmer. Zo lang je je richt op futiliteiten en en niet op het wezenlijke, valt er te leven.
Zaden uit een in onbruik geraakte botanische kloostertuin waaiden over de muren. Er waren planten die het niet redden, anderen wisten zich uitbundig te vestigen. Van zaden naar mensen is een kleine stap in de wereld van Hrabal: “dat was toch al zo de gewoonte in ons land om je op een of andere manier aan te passen en daarna in een andere en nieuwe tijd op te gaan.”
Uit het nawoord van Drie rabiate leugens haal ik dat die brouwerij ook in het echte leven een voorname rol speelde: “Zijn eerste gedichten typte hij op de Underwood in het kantoor van zijn stiefvader op de achterkant van rekeningenpapier, en wel op zondagen, omdat op werkdagen het kantoor bezet was, zoals hij dat beschrijft in zijn autobiografische proza ' Wie ik ben '.”
De achterflap stelt dat het slot van het verhaal zeer pessimistisch is. Wat mij betreft is dat een wonderlijke uitleg van de metafoor van de over de Elbe weer naar zijn oorsprong varende witte zeemanspet. De cyclus van het leven biedt juist troost in een troosteloos bestaan, waar de mensen hoe goed ze het ook bedoelen steeds weer dezelfde fouten maken, maar waar het toch steeds opnieuw kan beginnen.
2 opmerkingen:
"Het stadje waar de tijd stil is blijven staan" lijkt me redelijk troosteloos, Martin. Maar je afsluiter is toch niet echt negatief. Ik schrijf hem voorzichtig met potlood op mijn lijstje.
Het is ook gewoonweg grappig en als je een beetje van absurde tragiek kan genieten kom je zeker aan je trekken.
Een reactie posten