dinsdag 31 juli 2018

Boeken in juli




Stefan Zweig's Schaaknovelle kreeg ik voor mijn 56ste verjaardag. Mooie uitvoering en prettig om te lezen. Twee schaakkarakters komen elkaar tegen op een boot naar Brazilië. De één een arrogante domoor en wereldkampioen, die niet meer kan dan schaken en dit ten gelde maken. De ander is een bescheiden man die door het spel isolatie in gevangenschap bij de Gestapo heeft overleefd.

Die tweede leerde eerst 150 schaakpartijen uit een gevonden boekje uit zijn hoofd om het moraal brekende niets, waarin hij zich bevond, te doorbreken. Toen daar geen uitdaging meer in zat, begon hij zich aan te leren tegen zichzelf te schaken. Dat bracht hem naar een zenuwinzinking, maar ook naar de vrijheid.

Op die boot speelt hij voor het eerst sinds 25 jaar weer een partij. Hij bleek nog steeds een enorme schaakdenkkracht te hebben, maar ook een blijvende geestelijke kwetsuur. Hij verdwijnt weer zoals hij gekomen is, bescheiden. De omstanders blijven onthutst achter.

Volgens de achterflap is het een beroemde novelle over eenzaamheid. Voor mij spreekt er eerder de kracht van de eenling tegenover de kracht van isolatie uit. Een in gevangenis literatuur veel voorkomend thema.

*****

Strijd, handel en zeeroverij uit 1968 door Jef Last heb ik jaren geleden al eens gelezen. Het gaat over de Nederlandse tijd op Formosa. “Geen twee van de honderd Nederlanders weten het nog,” vermeldt de achterflap, “maar Formosa was veertig jaar – van 1623 tot 1663 – een Hollandse kolonie.” Last is een activist, schrijver en Sinoloog met wortels in de linkse beweging. We hadden het aan tafel over het boekje en ik heb het weer gekocht en gelezen. Hij vertelt over die veertig jaar vanuit een bezoek aan het eiland in de 20e eeuw.

De Nederlanders vestigden zich begin 17e eeuw op een van de Visserseilanden. Dat zijn eilanden tussen Taiwan en het Chinese vasteland. De vesting werd 20 jaar later afgebroken en de Nederlanders verkasten naar Formosa met de belofte van handel met China.

Het gaat niet wennen – ook al kan je het verleden niet beoordelen met de ogen van het heden –, maar het Hollandse grof geweld doet slechts machtsbelust en weinig geciviliseerd aan: “De 1500 Chinese slaven, die hierbij [de bouw van een vesting] te werk gesteld werden, kregen een pond rijst per dag te eten. (Als straf voor de dood van 17 Hollandse zeelieden, die door een Chinese kaper vermoord waren.) Van die 1500 slaven stierven er 1300 tijdens het bouwen.” Last laat zich hier niet onbetuigd: “Het moet een eerste 'vernietigingskamp' geweest zijn!” Later in het boek (pp. 78-79) komt een verdrag tussen Engelsen en Chinezen aan de orde, dat “een monument van menselijke redelijkheid,” genoemd wordt: vrijheid voor alle partijen en lucratief bovendien. Het kon toen dus óók anders.

Afgelopen jaar zag ik een documentaire over Van Imhoff waarop alle Duitsse krijgsgevangen aan hun lot werden overgelaten op een gebombardeerd en zinkend schip. Ook zusterschip de Boelongon wilde geen bijstand verlenen. Ik kende het schokkende verhaal voor die uitzending niet. Last haalt het aan alsof het algemeen bekend is bij een beschrijving van het buitmaken van een zeventiende eeuwse koopvaarder. De bemanning wordt zonder zeil en tuig in een sloep gezet ver van land. Nooit meer wat van gehoord. Zouden “de bemanningen van de Van Imhoff en de Boelongon zich in 1942 die kapitein tot voorbeeld genomen hebben?”, vraagt de schrijver zich retorisch af.

De Nederlanders verklaarden zich al snel de machthebber over Formosa en haalden door zware belasting en straffen het onderste uit de kan. Dominees werden ingezet om een binnenlandse klasse van gedwongen christelijke onderdanen te creëren. Dat dit uiteindelijk tot weinig bondgenoten zou leiden en dat een opstand onvermijdelijk was, nam men blijkbaar op de koop toe of voorzag men niet.

“Alles wat hij op deze reis gehoord, gezien en ervaren had, was even fascinerend geweest, waarom zou het anderen niet ook kunnen boeien die nog in de mensen van het verleden de mens van het heden herkennen?” eindigt Last zijn prettig geschreven boek – beperkt in omvang, maar zeker geen niemendal – over het falende Nederlandse koloniale beleid op, de bevolking van, en de stichter van het Chinese Formosa.

****

Dat vuur der grote drama's van Edgar Cairo ( november 2000) nam ik mee op mijn fietstocht van juni. Het viel me zwaar. In de jaren tachtig, een paar jaar nadat het uitkwam had ik het al eens van voor naar achter gelezen, en ik kan me niet herinneren dat ik er zoveel moeite mee had.

Het Nederlands is een “kleurrijk spel van taal die nergens anders dan in het werk van Edgar Cairo terug te vinden is,” lees ik in een recensie uit 1982 (Gooi en Eemlander 24/11/82). Niet alleen is de woordvolgorde aangepast, ook zijn woorden hertaald. Ik struikel over antoesjastling en twalet. In de jaren zeventig en tachtig werd meer met taal geëxperimenteerd en theoretisch taalwetenschapper Cairo deed het met verve. Maar ik vind het nu – in de 21e eeuw waar de verbeelding is verbleekt, blijkbaar ook bij mij – wat veel. Vorig jaar haalde Trouw (19/08/17) zijn invloed op de Nederlandse taal nog aan.

De reden dat ik het uitlas, waren de intrigerende thema's en dat ik de literaire aanklacht tegen het racisme van de jaren tachtig wilde herlezen. Cairo droeg het boek op “aan de discriminerende meerderheid van het literaire wereldje in Nederland.” Dat racisme bestaat nog steeds, maar er is wel een extra dimensie aan toegevoegd, het angst- en haatzaaien tegen de Islam.

Cover
Op de voorkant van het boek staat een tekening van een man die een een korjaal pagaait en waarop een vrouw met losse blonde haren en ontbloot bovenlichaam voorin de boot staat. Kort na het tafereel uit de roman zou de vouw schrikken en overboord vallen. Het redden van de drenkelingen zal mislukken, doordat opstandige en gevluchte slaven dat onmogelijk maken.

In het boek speelt drie eeuwen later nog een blanke vrouw een voorname rol. Het is Anna, de vriendin van Atti. Hij is een werkeloze welzijnswerker van Surinaamse komaf en hoofdpersoon in het boek. Dan is een dergelijke relatie wel mogelijk. Maar Atti kan door het gewicht van de geschiedenis ook dan een dergelijke relatie amper tot niet aan.

Boodschap
Daarmee is een duidelijke boodschap gegeven. Er is een vreselijk deel binnen de Nederlandse geschiedenis, dat niet uitgewist kan worden als krijt van een schoolbord. Die boodschap is al die jaren later een klein beetje meer begrepen. Maar een conservatieve meerderheid wil er niet aan dat ook andere groepen binnen de samenleving een geschiedenis, cultuur en identiteit hebben die mee moet tellen. Dat is een gemiste kans, zeker nu we al weer een stap verder zijn in het proces van wijkende standpunten.

Het boek speelt in verschillende tijden en verschillende werelden. Gebogen en gediend wordt er zowel in de 17e als 20ste eeuw. Door vrije en toch gevangen slaven rond de missiepost Pilgerhuth in de Surinaamse binnenlanden en door de vader van Atti die graag schoolhoofd wil worden en assimileert en zichzelf daarmee ontkent.

In beide werelden is sprake van geweld en racisme. In de 17e eeuw van blanken tegen slaven, slaven onderling en tussen inheemse stammen en in de 20ste racisme van boze witte mannen en politie in een Amsterdamse volkswijk. Dit geweld wordt naakt neergezet. Maar Atti wordt ook uitgebuit en bedrogen door een Afrikaanse vluchteling en Koerdische vriend. Het boek is niet alleen vlijmscherp, maar laat ook weer nuances zien, andere gezichtspunten. Het kijkt, ook letterlijk, in de gekleurde keuken, waar ook alles niet even fris is. Los van al die rijkdom is het ook een spiegel om racisme te herkennen of om te begrijpen hoe bepaalde opmerkingen in een gespannen situatie verkeerd kunnen vallen.

Magie
Er is veel magie in het boek. Dat is mooi. Dat zijn de oude verhalen; het geloof en de mythes. Atti wordt grijs als gevolg van een vloek en sleept zijn omgeving in zijn ongeluk mee. Tijdens het lezen moest ik weer aan twee studenten op Lombok denken. Ik had een ansichtkaart gekocht van pal naast elkaar liggende meren met zeer verschillende kleuren en stelde dat het wel begrijpbaar was dat men hier vroeger het werk van goden of tovenaars in had gezien. Ze reageerden gepikeerd: “Als je maar niet denkt dat …”

Atti blijft tenslotte achter in een gevecht met een spin die hij verwijt zijn leven op alle fronten kapot te hebben gemaakt, wereld, verleden en liefde. “Ik wordt gek van je! Gek! Gek! Gek! Spingek!” Daarmee komt ook de magie in het boek weer in een ander licht te staan, maar de aanklacht tegen het stelen van zweet, het uitwringen van tranen en de wurggreep van het racisme blijven in het gevecht met de spin wel overeind.

***

De samoerai van Shusaku Endo beschrijft de tocht van vier lansiers als gezanten naar Mexico, Spanje en Rome met een Franciscaanse monnik, Velasco. De reis lijkt voor de Japanners bedoeld om directe handel met Spanje op te zetten, zonder dat deze via Manilla loopt. Velasco doet dit om de positie van de Franciscanen (en het bestrijden van de Jezuïeten) in Japan te versterken en met het oog op zijn eigen heil en glorie (en die van God).

De Franciscaan is een door passies gedreven machtspoliticus – de Spaanse gouverneur in Mexico stelde dat hij beter diplomaat had kunnen worden dan geestelijke – die al intrigerend zijn positie ten opzicht van de Raad van Ouderlingen in Japan en de Katholieke geestelijkheid in Mexico weet te versterken. Madrid en Rome blijken moeilijker hindernissen.

Slachtoffer van de onderneming zijn de lansiers “Vanaf het moment dat we gezant werden, zijn we in de maalstroom van de politiek gezogen. Als je eenmaal in die stroom geraakt bent, kun je alleen maar op jezelf bouwen,” stelt lansier Matsuki die probeert te doorgronden welke belangen op de achtergrond meespelen. Hij haakt dan ook af als gezant zo snel dit kan; tegen de opdracht in. De andere drie gaan gezagsgetrouw door.

Er zijn ook andere slachtoffers. In Mexico komen de reizigers langs spookstadjes. Ze zijn vertrapt door de Spanjaarden in dienst van onderwerping en zending. Een Japanner die al eerder in Mexico belandde, legt uit dat de padres onwetendheid veinzen “en in alle zogenaamde oprechtheid prediken ze Gods barmhartigheid en Gods liefde.” Maar ongelovig is de man daardoor niet geworden: “Mijn Jezus vind je niet in vorstelijke kathedralen. Hij woont onder deze ellendige indianen …” en “Hij kon zijn ogen niet sluiten voor alle kwellingen en verdriet van deze wereld.” Bevrijdingstheologie avant la lettre, in een boek geschreven in de jaren tachtig van de twintigste eeuw toen deze theologie krachtig was.

Theologische vraagstukken zijn belangrijk in het boek. Een lansier merkt op dat er gezegd wordt dat Jezus – de uitgemergelde man die overal hangt – de zonden van de mensheid op zich nam. Hij constateert dat niemand het daardoor beter heeft gekregen in de streek waar hij vandaan komt.

Naast die theologie speelt ook macht een voorname rol en soms de verbanden tussen beide. Een kardinaal stelt het behouden van de positie van de kerk voor het uitdragen van de Christelijke naastenliefde. Anderzijds doet de Japanse overheid wat goed is voor de overheid en kan ze, net als een generaal in een slag, geen rekening houden met de individuen. Wantrouwen in de instituties is er op religieus en wereldlijk gebied. Dat blijkt volkomen terecht.

En passant kom je door de Spaanse positie in de wereld ook tot een ander wereldbeeld. Voor mij als Nederlander gaat in de 17e eeuw de weg naar Azië om Kaap de Goede Hoop. Spaanse kolonialen bracht een oversteek van de Atlantische Oceaan in de Nueva España en daarna een reis over land en de over de Stille Oceaan in de Filipijnen.

Het boek leest als een westerse roman met een spannend avontuur. Endo is Christen en gedeeltelijk opgeleid in Europa. Dat het door een Japanner geschreven is, maakt toch dat je het anders leest. De vileine opmerkingen van Velasco over het Japanse volkskarakter keren zich als vanzelf tegen de Westerse koloniale machten die zelf ook aan de gegeven stereotypen voldoen.


Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.

Geen opmerkingen: