zondag 27 februari 2022

Boeken in februari

Laatst gelezen boek boven.

Goudkoorts van Narcís Oller speelt rond 1880 als de beurshausse in Barcelona rijkdom voor een nieuwe groep mogelijk maakt. De roman geeft daarmee een beeld van een periode in de geschiedenis van deze populaire Europese stad.

De gemaakt voorname en statige taal met veel Frans en verfranst Spaans zal een opkomende financiële elite passen voor de doorsnee lezer is het een hindernis. Het is een kunstgreep van de vertaler en het Frans staat voor het Castiliaans binnen het Catalaans. De opkomende elite van Barcelona blijft de zinnen doorspekken met de taal van Madrid. In de roman wordt Catalaans ordinair genoemd, zo bijvoorbeeld blijkt als twee vrouwen er tijdens een ruzie op terugvallen. Dat het boek in het Catalaans is geschreven was een nieuwe ontwikkeling. De taal werd tot dan toe gezien als volks en niet geschikt voor literatuur. Het Catalaans is daarmee een onderdeel van vorm en inhoud van Goudkoorts. (In het nawoord wordt uitgebreid stil gestaan bij het taalgebruik in origineel en vertaling.)

Het duurt 200 pagina's voordat het boek me pakt. Die eerste pagina's gaan over speculeren op de beurs en hoe een gezin zich ontwikkelt van vrijwel niets hebben tot naar het breed laten hangen. Dan veranderen de verhoudingen in de familie en komen ook andere personages op de voorgrond, met name schoonmoeder mevrouw Mònica en zwager en schilder Francesc. Ze geven meer leven aan het boek. Bovendien maakt een romance het boek meeslepender. De positie van de dochter Delfina en vrouw Caterina van hoofdpersoon Gils Foix – de tot rijke opgeklommen voormalige timmerman – veranderen. Onbeantwoorde liefde en rouw zorgen ervoor dat andere zaken dan luxe in hun leven belangrijk worden. Niet alleen zijn er meer menselijke verwikkelingen, ook de taal wordt losser. Wat het lezen ten goede komt.

De macht van het geld, de hang naar rijkdom en snelle winsten zijn geen eervolle zaken om na te jagen. Oller laat er geen misverstand over bestaan. Trouw aan het geloof, vaste normen en waarden die moeten hoog gehouden worden. Het Nieuwe Geld weet niet hoe zich te gedragen in de opera en doet alsof het in een stierenvechtarena is. Kennis legt het af tegen goedkope meningen. De nieuwe rijkdom zorgt ervoor dat moreel verval om zich heen grijpt en zichtbaar is bij wie geld spendeert aan nodeloze zaken. Foix kent een rechtgeaarde, katholieke opvoeding, maar laat zich meeslepen tot afgrijzen van mevrouw Mònica en Francesc. Het begint als een lolletje. Hij moet lachen om een handelaar die onrechtmatighandelt op de beurs: “Natuurlijk is het niet netjes om zo te spelen, maar het was wel goed bedacht.”

Het blijft me verbazen hoe vaak je stereotype Joden tegenkomt in literatuur, zeker in verhalen die rond de vorige eeuwwisseling spelen. Hier komt weer de rijke inhalige Jood naar voren. “Het kwam er nu alleen nog op aan om een Joodse bankier te laten toebijten (…) het aas lag al in het water om de Israëlische kanjer te verlokken.” Het hier goedbedoelde “oog in oog met het negertje” de exotische bediende, is een beeld dat in het heden op tegenspraak kan rekenen. Maar het is gemakkelijker om met verontwaardiging naar vroeger te kijken, dan met een open blik naar het heden van de eigen tijd, merk ik juisty daardoor op bij het lezen van dergelijke passages. Stereotypen kunnen immers nog steeds rekenen op veel bijval.

Oller schetst een tegenwicht tegen het verdienmodel van de patsers op de beurs in de vorm van de techniek waar de broer Bernat van Foix zich mee bezig houdt, de kunst van zijn zwager en het wetenschappelijk onderzoek van de historicus Monfar, de aan de grond geraakte huisbaas van zijn schoonmoeder. Je zou kunnen stellen dat de onschuld van zijn zoontje Eudaldet ook een soortgelijke functie heeft; er is een blanco begin en dus hoop op beter. Bij Gils Foix zelf heeft de katholieke opvoeding de kiemen gelegd waardoor hij morele waarden meedraagt. Kortom een mengsel uit verlichitng, godsdienst en romantiek.

Hoewel ik Goudkoorts in het begin een weerbarstig boek vond, toont het bij doorbijten toch ook aan dat de roman een van helderste en meest uitgesproken kunstvormen is om ideeën te verwerken. Hier zijn taal, identiteit, moraal en eigentijdse ontwikkelingen hoofdthema's. Toch zijn het juist de kleine observaties die opvallen. Als je zeer gericht zoekt – hier naar een testament – dan kan je andere, (minstens even mooie zaken) missen, zelfs als je er figuurlijk over struikelt; zoals een kindergedicht gericht aan een moeder tussen andere waarde papieren. De zorgvuldig bewaarde tekst wordt door de zoektocht naar materiële rijkdom als waardeloos terzijde geschoven.
Een metafoor van het groene laken doet mij als gelegenheidsbiljarter goed (hoe vaak kom je die tegen): Grote ondernemingen zijn net caramboles: ze komen indirect tot stand, zo zegt de neef van Foix.

Barcelona is een van de bekendste steden van Europa. Een roman uit de jaren tachtig van de 19e eeuw over een gouden periode van de stad is alleen daarom al het lezen waard.

Volgende bespreking onder foto.

Laatst gelezen boek boven.

The Other Americans van Laila Lalami gaat over een dorpsgemeenschap, met mensen die er generaties wonen, import van buiten, migranten en zij die getekend zijn door inzet in oorlogen ver weg, de veteranen.

Het verhaal start vanuit een vluchtmisdrijf waarbij de 61 jarige Idriss om het leven komt. De man, voormalig bewoner van Casablanca, marxist, is begin jaren tachtig met vrouw en dochter uit Marokko gevlucht vanwege het geweld van Hassan II tegen de oppositie. Idriss was op dat moment student filosofie en dichter, maar zijn vrienden verdwijnen een voor een in de handen van het repressieve staatsapparaat.

In een dorp midden in de woestijn van het zuiden van de Verenigde Staten zet hij een donutzaakje op. Als dat in as is gelegd dat weet hij van de verzekeringspremie een groter restaurant te beginnen. Het gaat hem ondanks tegenslagen goed. Zijn vrouw – die ironisch genoeg aan de basis staat van de emigratie – kan niet wennen aan de Verenigde Staten. Met de carrière van zijn oudste dochter lijkt het gesmeerd te lopen. Zijn in Amerika geboren dochter wordt componiste en is zijn oogappel, maar wordt verder aangekeken als meisje met haar hoofd in de wolken. Zij speelt de hoofdrol in het verhaal.

Dan is er een man die de aanrijding heeft gezien. Een ongedocumenteerde uit Latijns-Amerika en die daarom niet naar de politie durft te gaan om als ooggetuige op te treden. Er is een Irak veteraan die politieagent is geworden. Een rechercheur en een geflipte veteraan die na vijf jaar Irak niet meer lijkt op wie hij was. Zoals vrijwel alles net een tikje anders ligt dan het in het begin lijkt. De vader van de rotzak ziet de zoon als een lanterfanter. De zoon legt zijn falen bij externe oorzaken. De beschrijvingen van en vanuit de verschillende personages leggen samen een veelkleurige mozaïek van Amerikaanse burgers in de provincie. Zelfs binnen één groep zijn er kleur variaties. De ene veteraan is de andere niet, de ene
local anders dan de andere en ook een van origine Marokkaanse immigrant draagt de eigen identiteit.

Stukje bij beetje kom je meer over de personen te weten en wordt de achtergrond van de aanrijding duidelijk. Het is een kundig geschreven boek, misschien wel met meer vakmanschap dan bezieling. De schrijfster Laila Lamami brengt de andere Amerikanen dichterbij. Laat de binnenlandse gevolgen van het politieke klimaat post-911 zien met oog voor de mensen in die tragedie, zelfs die ver van Washington en New York wonen. Racisme is altijd aanwezig.

Het boek is onderhoudend, iets voor de progressieve bubbel, en met de gewenste afloop. De illegale vluchteling verlaat het verhaal. Waarschijnlijk is dat ook positief. Je krijgt het idee een filmscript te lezen, met een verhaal in een mooie landelijke setting tussen de yucca brevifolia's (de boom die bekender is als de Joshua Tree) in het zuiden van Californië. Een gebied waar toeristen uit de stad met grote voeten door de omgeving stappen. Het is meer dan reisliteratuur, en de mozaïek is mooi. Het is meer dan oppervlakkig, alles staat erin. Maar het gaat nergens echt de diepte in. Deze ambivalente visie op het boek wordt onderstreept door het slot. Liefde is een smerig, wispelturig, en gemeen beest, maar haalt me uit de duisternis, zo luidt dat net wat te plat.

De schrijfster heeft zelf een Marokkaanse achtergrond en is geboren in Rabat. Ze ging op haar 24e naar de Californië om er te studeren, vond er haar man en
bleef er wonen.

Volgende bespreking onder foto.

Laatst gelezen boek boven.

Bij Maar geel en glanzend blijft het goud door A. Alberts wreekt zich dat ik uit zijn verzameld werk lees en niet uit de novelle zelf. Zo mis ik het kaartje dat mij langs de in het boek gevolgde route naar het Noorden mee zal nemen.

Het op die kaart geschetste land lijkt op Denemarken, lees ik in
een gedegen studie naar het werk. Het benoemen van het land is niet essentieel voor het verhaal. De studie is overigens niet vanwege kaart en land gedaan maar omdat het boek ook na herhaalde lezing iets bleef houden, “waarvan de betekenis mij als lezer steeds weer leek te ontglippen,” merkt voor de schrijfster ervan, taalkundige Carlien Boelhouwer op.

Eerst het duidelijke. Een ministerie zetelt in een oud paleis. De Minister heeft zijn werkplek beneden op de begane grond. Daaromheen bevinden zich, dicht bij de macht, de kamers van de belangrijkste ambtenaren. Op de eerste verdieping zijn de kamers kleiner en de ambtenaren minder voornaam. Op de tweede verdieping bevindt zich het werkvolk, maar ook dit zijn niet onbelangrijke ambtenaren, op hen rustte in feite de hele dienst, zo wordt in het boek gesteld. De Minister wordt dan weer gezien als een aangespoelde drenkeling die zijn positie op het ministerie inneemt (anderen zijn minder gelukkig en verdrinken op hun tocht) en als je goed kijkt zie je het zeewier nog.

In dit bijna realistische deel van het verhaal gaat het over het conflict tussen individu en collectief dat vaker opduikt in de boeken van Alberts (studentenleven, bedrijfsleven, ambtenarij). De Raadsadviseur voor bijzondere zaken, Gerner, trekt zich weinig aan van positie en promotie. Hij streeft niet naar promotie maar bekijkt het gewoel en is geïnteresseerd in de geschiedenis.

Gerner dwaalt en speelt op zijn
ocarina (hier ocarino genoemd) een meestal van klei gebakken en obscuur (hoewel het recent veel bekender is geworden). Hij zal er een Frans lied op spelen voor de al eeuwen geleden gestorven Koning die hij later in het boek tegenkomt. Opvallend is dat ook dit lied inmiddels de populaire cultuur heeft bereikt (zie YouTube). De tekst ervan is een van de verwijzingen naar de romantische band die Gerner ontwikkelt met Margrete de nicht van de minister. Die verhouding speelt tot op de laatste bladzijde van het boek een rol in de vorm van goudgeel licht dat naar buiten straalt bij haar afscheidsfeest en ook haar glimlach is blijvend goudglanzend voor de raadsadviseur en tenslotte zal ze met een mantel omgeslagen achter hem aankomen. Dat gaat boven een carrière.




Het verhaal raakt op een ander spoor als de bouwwerken van Koning Walter de Vierde worden genoemd in een gesprek over vervangende ruimte voor het uit de voegen gegroeide ministerie. Walter bouwde een kathedraal in Lund, kloosters in Esrom en Soreu en een paleis in Gurre naast het klooster in Esrom. Het paleis in Gurre is een ruïne. Het klooster staat er nog wel, met hetzelfde bouwplan als het paleis, is onbewoond, maar nog vrijwel in takt. Walter's paleis in de stad voor wereldse zaken wordt gebruikt als ministerie, maar het klooster afgelegen in de bossen staat leeg en dit geestelijke domein is moeilijk om te betreden.

Koning Walter de Vierde lijkt gebaseerd op Koning Waldemar de Vierde (regeerde in Denemarken in de 14e eeuw).
Waldemar is net als Walter gestorven in Gurre in een paleis ver van de hoofdstad. Gerner, de minister en zijn nicht Magrete (ook de naam van dochter van Waldemar) maken de tocht naar Gurre en Esrom.

Onderweg vertelt Gerner over de koning die zich het hoofd op hol liet brengen door een cisterciënzer monnik die de koning geld uit de zak klopte voor de bouw van kloosters en kathedralen. “Oorlog voeren is waarachtig nog goedkoper,” merkte koning Walter eens op. Hij wist waar hij het over had, want net als zijn voorbeeld uit de werkelijkheid voerde veel oorlogen, maar “het sluiten van vredesverdragen was zijn sterkste punt niet,” vertelt Gerner tijdens de autorit. Als ze van Gurre het meer overvaren - een tocht die de ontoegankelijkheid benadrukt - naar het klooster in Esrom dan spreekt de Minister met de schipper, “zoals een minister dat hoort te doen. Altijd maar belangstelling tonen voor de vele maatschappelijke noden en de weinige vreugden,” zo blijven ook nu het verhaal de mythische kant op gaat de details van de bestuurscultuur opduiken. Maar als Gerner de sleutel van het klooster uit zijn zak tovert dan merkt Margrete op: van een “afdeling van heel bijzondere diensten zeker.”

In het hoofdstuk 'Gesprek met de Koning' maakt Koning Walter duidelijk hoe hij zijn inhalige buren, de monniken, om de tuin heeft geleid bij het verbergen van zijn goudschat. Bij zijn sterven bood hij hij ze een doolhof aan in zijn tuin; om “
er een oord van troost te vinden.” Het midden van het doolhof is echter aan vier kanten afgesloten en tussen die afscheiding staat een beeld van een lachende fluitspeler. Dat kan niet anders gezien worden dan als een verwijzing naar Gerner. Onder het beeld ligt het goud verborgen. De fluitspeler taalt er niet naar. De goudschat van de Koning is bovendien geplunderd, maar wat gebleven is, is een immateriële schat, het goud dat blijft glanzen.

Het verhaal dat zo realistisch begon, krijgt steeds meer een magisch karakter. Het wordt een verbeelding van een zoektocht naar het doel van het leven, de rust, het geluk; het Noorden in de taal van Alberts. Al in zijn eerste boek, De eilanden, wordt gesteld:
“Het Noorden, het onbekende, waar ik naar uitzie, dat hoort erbij.” “Het Noorden is het gebied waar je het geluk deelachtig kunt worden èn het gebied van de dood. Juist door die combinatie verliest de dood haar gewoonlijk zo negatieve karakter,” stelt Boelhouwer. Niet de rijkdom, niet het goud in het paleis van de koning, geen glansrijke loopbaan en niet de dood zijn het doel van queeste die de mens tijdens zijn leven maakt, maar het leven dat verwarmt wordt door de gouden zon. Margrete staat voor het goud in die zoektocht. Hij vindt haar, maar denkt haar weer kwijt te raken. Het geluk vinden is actief zoeken, ook in het Noorden. De koning zorgt er uiteindelijk voor dat het geestelijke en wereldlijke samenkomen, omdat het geestelijke op zichzelf niet alleen maar positief was, en het wereldlijke te negatief beoordeeld werd. Gerner vindt er zijn einde: En daarginds, waar de koude al het andere verdrong, daar hebben ze hem gevonden. Gevonden? Gevonden.” Dat is de zielenrust.

Het is de vraag of het verhaal niet te geforceerd zijn idee verpakt. Het is geen goudglanzend hoogtepunt, verzuchtte een Alberts fan en recensent in Vrij Nederland. De middelbare scholier die het werk van Alberts tegenkomt en denkt een fijn dun werkje te hebben voor de verplichte leesopdracht komt bedrogen uit. Het doorgronden van en mondeling of schriftelijk weergeven wat het betekent om het wereldlijke en geestelijke samen te brengen vergt een flinke inspanning. Je moet het uit het boek peuren. Alberts schreef al drie decennia voordat hij het probeerde. Bovendien zal het begrijpen ervan kunnen betekenen dat die zoektocht een leven lang zonder antwoord zal voortduren, want het antwoord schuift als de horizon voor je uit. Dat je nauwkeurig moet lezen en de hulp van de literatuurwetenschap op die tocht nodig hebt als steun bij het doorgronden was toch een plezierige ervaring.



Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.


2 opmerkingen:

Rondetijd zei

Ik twijfelde over 'The Other Americans'. Nu begrijp ik waarom. Daarom zijn jouw recensies zo goed.

martin zei

Toch blijf ik dat ambivalente houden. Het is een boek waar je liever helemaal positief over zou zijn, omdat het zo sympathiek is. Maar zoals iemand al eens opmerkte: met aardige mensen kan je de grachten dempen. Dat geldt ook boeken.