dinsdag 26 september 2023

De rustelozen

 De rustelozen door Olga Tokarczuk is een constellatieroman waarin afzonderlijke verhalen samenhangen als kleine en grote sterren aan de hemel. Een verband dat hier gaat over reizen en het conserveren van lichamen, van mummies tot moderne vormen ervan. Die twee komen zelfs samen in de reis van het hart van Chopin terug naar Polen onder de hoede van de zus van de componist. Lichamen spelen een hoofdrol. Dat loopt van tentoonstellingen van ontvelde wezens, euthanasie op een onttakelt lijf tot aan het gat in de sok waardoor het fysieke lichaam van een medepassagier een knipoog kon geven.

Er zijn passages over bewaarde lichamen of delen daarvan die afstotelijk zijn. Er zijn er ook die het mooie van de preparaten laten zien, zoals hier:
“Ze zag zenuwworteltjes en zaadleiders die op vreemde planten leken, waarover de tuinman de greep had verloren: bollen, orchideeën, weefsels van kant en ajour, bezenuwingsnetwerkjes, stampers en meeldraden,” et cetera. Deze beschrijving geïnspireerd door een recente tentoonstelling van anatomische preparaten in Amsterdam (het zal een verwijzing naar Bodyworlds zijn) maakt het voorstelbaar dat dit intrigerend is en vol schoonheid kan zijn. Een door vermoeidheid benevelde geest helpt daar wel bij, bedenkt de vertelster zich. Bij het weer landen komt voor die geboeidheid angst terug.

Stofwolken
In het begin van de roman citeert de schrijfster Emil Cioran, een Roemeens schrijver en filosoof:
“In plaats van op de gezichten van de voorbijgangers te letten, keek ik naar hun voeten en al die rusteloze mensen herleidde ik tot haastige stappen, alleen waarheen? En het leek me evident dat onze missie berustte op het opwerpen van stof in de zoektocht naar een dwaas geheim.” Niet alleen komen de rustelozen uit de titel hier al naar voren stappen, letterlijk zelfs, je zou in het citaat ook een leidraad voor het hele boek kunnen zien.

Fragmenten
De roman is opgebouwd uit een grote hoeveelheid fragmenten die los van elkaar lijken te staan, of dat misschien zelfs doen, maar toch het verhaal over de reis door het opgeworpen stof in tijd en ruimte steeds hechter samensmeden én tevens ontrafelen. Door die fragmentarische opzet leest het boek niet gemakkelijk; s
teeds weer moet een nieuw stuk tekst worden gepuzzeld aan wat er tot dan toe is. Soms zijn de flarden kort, als een gedachte tijdens het reizen. Een voorbeeld hiervan is het medeleven met de mensen die Engelstalig zijn en zich nooit eens kunnen verstoppen in een taal die de anderen niet spreken. 

De korte fragmenten – soms nog geen halve pagina lang – geven dikwijls een interessant idee, zoals een stukje over nieuw leven dat vanbinnen leeg is en fragiel lijkt, maar duurzaam is, rondwappert, of zich dan weer vast haakt aan de takken van struiken. Het nieuwe leven is zijn verovering van de wereld, van de kustlijn tot de Himalaya, begonnen in steden en op vuilnisbelten. “Hun vluchtige lichamen zullen over ongeveer driehonderd jaar afgebroken zijn.” Weer dat lichaam. Nu van plastic. Waar puzzel ik dat kunstmatige en schadelijke materiaal in het grote geheel.

Sommige delen zijn opgesplitst in verschillende stukken en komen terug. Een dochter schrijft brieven aan de Franz I, keizer van Oostenrijk, om haar opgezette vader terug te krijgen, zodat hij een respectvol einde kan krijgen en niet meer als curiositeit volgepropt met stro tentoongesteld zal worden. Er komt geen antwoord op. Ze vraagt zich af of witte mensen dit lot ook zouden ondergaan. Volstaat een ander innerlijk of uiterlijk om algemene wetten en gebruiken niet op die anderen toe te passen? Het is niet de enige verwijzing naar racisme in het boek.


De langere teksten zijn rustgevend; ze volgen een poosje dezelfde mensen, niet eens alleen hun voeten maar zelfs hun doen en denken. Het duurde tot het einde van het boek voordat bij mij duidelijkheid ontstond over welk toch niet zo dwaas geheim het boek nu eigenlijk ging. Dat anderen een idee hebben dat verschilt zou me niet verbazen. Sterker nog bij het zoeken naar de betekenis van het begrip constellatieroman stuitte ik vooral op dit boek van Tokarczuk en zag vluchtig andere invullingen van waarover het zou gaan en vond al even vluchtig dat het bijvoorbeeld niet over migratie gaat, zoals iemand meende, hoewel misschien een klein beetje wel.

Kruisvaarders
Het gaat wel over reizen en over beweging, maar over over allerlei soorten beweging. Terug naar het land van je jeugd; vanuit een warm huis naar een leven op straat; het zoeken naar hen die verdwenen zijn en nog veel meer. We vluchten met de sultan uit zijn harem de woestijn in als de woeste troepen uit het noordwesten zijn kleine land binnenvallen. Die troepen zelf komen uit het Noordwesten, daar waar ik nu eeuwen later woon als hun afstammeling. Niet dat ik verantwoordelijk ben, maar negeren moet ik de aanklacht toch ook niet:
“Blijkbaar hebben ze de wereld de heilige oorlog verklaard en willen ze ons onderwerpen. (…) Tegen hen is niets en niemand opgewassen: ze zijn onverzadigbaar en tot alles in staat. Ze plunderen onze huizen, ze verkrachten onze vrouwen, steken de woningen in brand en onteren de moskeeën. Ze schenden alle bepalingen en overeenkomsten, ze zijn standvastig en hebzuchtig.” Alleen standvastig klinkt hier positief, al wordt hier mogelijk eerder gedoeld op star.

Adriaen Backer (1635/’36-1684). De anatomische les
van Dr. Frederik Ruysch, 1670. Olieverf op doek,
  168 x 244 cm, Amsterdam Museum. Bron

De Waag
We gaan ook in 17e eeuws Vlaanderen en Holland op pad met Philip Verheyen, de man met het houten been, de man van de fantoompijn, en de man die met zijn gedetailleerde studies van menselijk weefsel een enorme bijdrage leverde aan het begrijpen van het dat lichaam. Hij zag ook dat voet en kuit met elkaar verbonden zijn door een pees. Achilles werd zijn naam. Iemand moet dat bedacht hebben. Hij dus, leer ik door een Poolse schrijfster. Met Phlip belanden we op een beurtschip, maar ook in de Waag van Amsterdam voor een anatomische les door professor Ruysch. Naast een les was het vooral ook een voorstelling voor genodigden uit binnen- en buitenland. Ruysch was niet alleen goed met het mes, maar ook een pionier op het gebied van conservering van lichamen, een thema dat in de roman herhaaldelijk besproken wordt.

Geraaskal
We ontmoeten de man die denkt dat zijn huis een heel goed op hem toegesneden hotel is, waar hij wel alles zelf moet doen. Hotels daar komen we als lezer in deze roman vaker of we logeren bij iemand thuis. En op vliegvelden vanzelfsprekend. Op een van die vliegvelden krijgen we zelfs les in reispsychologie. De cursus door een jonge vlotte vrouw in legerbroek begint met het uitleggen dat onze ruimtelijk gevoel voortvloeit doordat we ons kunnen bewegen. Het besef van tijd komt doordat we als wezens verschillende stadia doorlopen. Tijd is niets anders dan het verloop van die veranderingen. Goed tot daar nog een uitwerking van het tijd en ruimte aspect van de roman, maar wat te doen met topografische reispsychoanalyse, waarin de cursisten les krijgen. Het is het zoeken naar de betekenissen van plaatsen om de reis te duiden. Tja vliegtuigen zijn de plek om bruinverbrande dronkenmannen te ontmoeten en vliegvelden de onpersoonlijke plekken voor geraaskal. Als het maar handel oplevert, zelfs voor de reispsycholoog in het hoekje bij de koffiemachine op het vliegveld. Het is een gedachte te mooi om te laten liggen voor een schrijver en om in een paar pagina's nog wat aan te dikken.

Bewegen
We komen veel lichamen tegen, als een stroom door het boek. Waarom blijft het ene je bij en het andere niet? Herinnert worden zij die zich tegen de stroom in bewegen, staat in een wat langer verhaal. Juist dat kan aantrekkelijk zijn. Alleen als je beweegt kun je ontsnappen. Dus beweeg, is de opdracht van een zwerfster, want wat verstijfd is, is krachteloos en als je stilstaat zul je in een marionet veranderen, in een nietszeggend wezen dat stinkt naar uitlaatgassen en vuilnisbelten. Met deze woorden wordt alweer afstand genomen van de geprepareerde lijven in collecties en tentoonstellingen.

Indruk
Olga Tokarczuk kende ik van twee andere boeken die veel indruk op me maakten, de Jacobsboeken en Jaag je ploeg over de botten van de doden. Beide zijn ze verhalender, en ze hebben beiden sporen in mijn beeld van de wereld achter gelaten. Dit boek is anders. Zelsfs anders dan andere boeken. Voor wie eens niet op routine de volgende roman weg wil kauwen, maar zich wil vastbijten in een doorwrocht literair onderzoek naar platheid, reizen, het lichaam en lichaamsdelen, zelfs als ze er niet meer zijn in de vorm van fantoom pijn. Tokarczuk graaft zich door het onderwerp. Je bent in goed gezelschap: zelfs de Goden reizen tegenwoordig mee in het lichaam van het grote ego, ergens tussen de hypofyse, de hersenstam, de pijnappelklier en het centrum van Broca of andere stille uithoeken van het menselijk lichaam. Er zijn zoveel vragen, visies, gedachten en losse brokken in De rustelozen dat het een boek is dat niet makkelijk in een keer wordt verteerd. Niet erg; dan lees je nog eens over de vader en echtgenoot die zijn kind en vrouw op een uiterst overzichtelijk eiland kwijt raakt ... en al die andere stukken tekst.

Sensatie
Zoals in de meeste romans geschreven door een kundig schrijfster, bevat ook De rustelozen veel mooie observaties en zinnen die zelfs los van de rest overeind blijven. Hoe de sensatiezucht van de pers te beschrijven?
“De politie wachtte om de plek schoon te maken, omdat een journalist van een belangrijke tv-zender zou komen om verslag uit te brengen. Blijkbaar was het hem vooral om de bloedvlekken te doen. Blijkbaar was hij al onderweg.” De aanslag wordt los van context en met ach en wee beelden opgedist aan de huiverende kijker, zo vertelt dit nog geen halve pagina lange fragment getiteld 'Vertegenwoordigers van de media'.

Opsmuk
De roman is geïllustreerd met wonderlijke – en juist daardoor passende – kaarten en ook de poëtische tekst verwonderd vanaf pagina een meteen. Ergens aan het eind van het boek bedenkt een vrouw dat er handboeken, encyclopedieën, zijn die alles pienter met elkaar verbinden,
“in de overtuiging dat dat allemaal samen iets betekent, hoewel we niet weten wat.” Is dat ook wat deze roman doet? Verbanden smeden? Het lijkt er eerder op alsof delen van de roman als schillen worden afgepeld, op de grond vallen, en er een kern overblijft. Weg met de opsmuk. Dat lijkt het thema. Je zou zelfs kunnen denken dat technieken om het lijf te bewaren het gevaar in zich dragen dat dit het origineel in een kunstmatige kopie dreigt te veranderen, zo wordt gesteld. Zelfs in overdrachtelijke zin dreigt dit gevaar, daar waar we vertellen over reizen en in geuren en kleuren de armoede op Cuba, de schattige hongerige kinderen of de in lompen gehulde boeddhistische non schilderen. De mooie man, met een hoofd vol prachtige Griekse verhalen, is bijna versleten en sterft door een banaal ongeluk en wordt dan verbrand, gecremeerd. De herinneringen blijven over. Misschien niet eens voor lang. Het is niet anders. Dat is wat onder het stof ligt.

Geen opmerkingen: