De zaak Beukenoot*,
het boekenweekgeschenk voor 1950, is geschreven door Marianne
Philips. Het veroorzaakte opschudding, lees ik in een
bespreking van een biografische schets over haar leven.Waaruit die opschudding bestond, vermeldt die tekst
niet.
In Vrij Nederland werd
gesteld dat het verhaal er toe neigde dat “justitie de
vrijheid van een man, een zaak van gering belang acht. Deze strekking
is in strijd met de werkelijkheid en te erger, omdat hier nergens de
onwil tot het doen van recht wordt gesuggereerd, doch die vrijheid
alleen maar „quantité
negligeable" (te
verwaarlozen) wordt geacht.
In
een democratisch bestel is deze vrijheid echter een kostelijk goed.
Het wekken van de indruk, dat er lichtvaardig mee wordt omgesprongen,
is schadelijk en ondermijnt de democratie. (…) Naar men mag
aannemen, vond de bekroning plaats op grond van literaire
kwaliteiten. Dat men echter die andere zijde over het hoofd heeft
gezien, is jammer".
Anderzijds
krijgt de novelle ook veel lof toegezwaaid. “Zelden
heeft de jury, die het jaarlijkse geschenk voor de Boekenweek
beoordeeld zo'n goede keus gedaan,”
werd bij voorbeeld gemeld in de
Maasbode. In het Algemeen
Dagblad wordt geschreven over “de
zo warm-menselijke en rake novelle,”
de krant haalt ook een rechter aan die de tekst naar de waarheid
geschreven vond.
Noldus
Beukenoot, verdient de kost voor vrouw en kinderen door zelfgemaakte
schilderijtjes – die hij zelf 'gevalletjes' noemt – langs
de deuren te verkopen. Hij heeft een vergunning om te venten voor
Amsterdam. Elders moet het buiten het zicht gebeuren. Op een natte
ochtend in november ontmoet hij bij toeval de inmiddels welgestelde
jeugdvriendin Jopie. Ze koopt zijn werk voor een flink bedrag.
Onderweg naar huis, bezoekt hij een kroeg, wordt stomdronken, komt op
weg naar huis langs een etalage. Staat daar Jopie?
Wat er
daarna gebeurde, herinnerde hij zich later vrijwel niet, maar door de
aanklager wordt hij beticht van diefstal met braak. Hij trapte een
ruit in (het fragment siert de aantrekkelijke omslag) en stak een
roze bustehoudertje van satijn en kant in zijn zak en werd in de
kraag gevat. Noldus kan zichzelf niet verdedigen; hoe leg je uit dat
je beschonken was en de etalagepop aanzag voor een voormalige
geliefde? Bovendien is het geen man die woorden heeft voor wat hij
zoal beleeft.
De
dienstdoende agent is een dienstklopper die een onvolledig en
opgeklopt procesverbaal schrijft, beide met negatieve gevolgen voor
de arrestant. De officier van justitie schat zichzelf te intelligent
in, wil een voorbeeld stellen en heeft een tegenvaller met zijn
aandelen te verwerken en overcompenseert zijn
minderwaardigheidsgevoelens door zich op te blazen tot een man voor
grootse zaken. Dat bepaalt de strafmaat; tien maanden is de
uitspraak. Het worden er in Hoger beroep zelfs elf. En dat voor iets
waar een student met een nacht cel en het betalen van de schade zou
wegkomen, aldus de tekst.
De
beklaagde is te dom om voor de duvel te dansen, dat merken ook zijn
celgenoten die hem willen helpen. Dronkenschap een verzachtende
omstandigheid, daar wil hij niet aan. Al in de eerste regels van de
novelle leren we hoe beperkt zijn kennis is. Hij weet niet eens
wanneer hij jarig is. Dat maakt gelijk al een slechte indruk. “Een
staatsburger behoort te weten op welke dag hij volgens de registers,
de hem toegevallen plaats in de samenleving heeft ingenomen.”
Zo niet dan moet dat gezien worden als minachting voor de openbare
orde. Noldus Beukenoot belandt in de cel en heeft een week nodig om
aan zijn positie als gevangene te wennen.
Ook
zijn vrouw Leen komt af en toe voorbij. Hij is niet officieel met
haar getrouwd en dus mag ze hem niet bezoeken. Een pedante advocaat
moet helpen. “Ik kom
voor me man,” zegt
ze tegen hem. Hij wijst op de regels die dat onmogelijk maken. Toen
zag de man in toga “wat
ieder Jordaankind kent, maar dat hij nooit had kunnen waarnemen. Hij
zag een volksvrouw in furie geraken, hij zag de losbarstende,
ongebreidelde woede van een mens, die het opgeeft om een mens te
zijn,” zo zet
Philips de vrouw neer die van haar man houdt, die een vader voor haar
kinderen is en niemand ooit kwaad doet, en er nu alleen voorstaat om een
inkomen te verwerven en haar kinderen op te voeden. De advocaat
belooft vervolgens te helpen, maar heeft al snel geen aandacht
meer voor de kwestie. Zelfs als hij moet pleiten, beseft hij niet
helemaal dat hij voor de aan hem toevertrouwde verdachte moet
opkomen. Als het eindelijk beter lijkt te gaan in de zaak Beukenoot,
zijn er weer kleine dingen die mis lopen. Een verzachtend rapport van
de reclassering raakt bijvoorbeeld zoek. Als er eindelijk een
vervangend rapport is kan dat niet meer meegenomen worden ten dienste
van een clemente beslissing.
De
advocaat-generaal doet nog zijn best voor hem, maar stuit op de
president van de rechtbank die zegt: “als
fouten in de rechtspleging eenmaal onherstelbaar zijn, moeten ze niet
openbaar worden gemaakt.” De
Advocaat-generaal probeert het met: “maar
verbeteringen kunnen alleen in de openbaarheid ontstaan en niet in de
doofpot.” Toch zal
ook hij zijn inzet staken voor de man die nog geen vlieg kwaad deed
en zonder strafblad was. De venter van schilderijtjes is uiteindelijk
bijna een jaar van zijn leven met vrouw en kinderen kwijt en zijn
onbevangenheid verloren door toeval en slordigheden bij Justitie. De
samenvatting** bij de hernieuwde uitgave uit 2019 merkt op: “Met
De zaak Beukenoot doet ze [Marianne Philips] een literaire aanval op
de klassenjustitie in de Nederlandse rechtspraak, en deze frisse,
psychologische novelle blijkt na meer dan vijftig jaar nog altijd
actueel.”
Andersom
is het juist dit aspect waarop kritiek kwam. “Hoewel
met fluwelen pen geschreven bevat dit boekje een dosis vergift, dat
doet denken aan propaganda voor de leer der klassenjustitie,” aldus
het Tweede Kamerlid voor de Christelijke Historische Unie (CHU) Frits
van de Wetering. Toch lijkt het alsof de conservatieve uitleg het
zou verliezen van de vernieuwende visie, waar kritiek op de
rechtspraak niet meer op taboes stuitte. Al snel wordt het verhaal
van Beukenoot aangehaald als metafoor voor
andere dwalingen binnen de overheid. De
Coornhert Liga zou het boekje in de jaren zeventig weer in de
schijnwerpers zetten in haar campagne voor betere rechtspraak. In
2014 zou het geschenk nog worden aangehaald
in een rechtzaak in verband met een onrechtmatige
gevangenisstraf.
Marianne Philips schreef het boek ¾ eeuw
geleden met moeite op haar ziekbed, maar niet tevergeefs: het zou nog
lang betekenis hebben.*** Dwalingen bij Justitie zijn nog steeds niet
verdwenen, en nog steeds horen die niet in de doofpot. Nog steeds is
recht niet voor allen gelijk, maar is er sprake
van klassenjustitie – bedoeld of onbedoeld – en nog steeds
moet dit worden onderzocht en aan de kaak worden gesteld. Meeleven
met Noldus Beukenoot kan helpen dit te beseffen.
Het was een bijzondere
tocht. Niet alleen, omdat ik nooit op maandag naar het strand
fiets. Deze week had ik wat op dinsdag en woensdag en dat zorgde
voor die keus. Niet alleen was het bijzonder, omdat er naast me
nog een man zijn kleren uittrok en in zee weg zwom. Het was eb en
hij kwam daardoor wat zuidelijker weer het water uit. Ook niet
omdat ik mijn fietssleutel verloor en een heel circus op poten
moest zetten (met wat hulp) om mijn fiets weer mee naar huis te
kunnen nemen. Die operatie doet me nu, twee dagen later nog pijn. (Na het schrijven realiserde ik me dat mijn oog al een paar dagen geen pijn heeft gedaan. Dat is dan weer mooi.)
Eigenlijk had ik bedacht wat foto's te maken in verband
met wat choreograaf Yoann
Bourgeois in het programma Podium Dans zei. De zee is net als
de bergen een buitenproportionele ruimte die de menselijke maat
overstijgt en daarmee de mens weer terug op zijn plekje in het
geheel zet. Het maakte voor mij duidelijk waarom de sporen van
auto's (en zelfs fietsen) op het strand me zo tegenstaan; ze zijn
de tekens van een claim op die enorme ruimte die daardoor
beperkter wordt en zo veel schoonheid verliest.
Op veel
plekken kan je er voor kiezen om de andere kant op te kijken als
de je blik anders op iets lelijks valt. De foto van Tata, maakte
ik bijvoorbeeld op dezelfde plek als de foto van 't duin, 't gras
en 't tegenlicht. Soms is menselijke rommel juist wel mooi. Maar aan het strand wil je dat de blik vrij kan
zijn in de weidse omgeving die altijd beweegt.
Onderweg
naar mijn reserve fietssleutel kan ik het niet laten om een foto
te maken van de gevallen boom. Het is bijna een jaar geleden en ik
mis de man, ook gestaag en toch ook vrij snel gevallen, nog steeds regelmatig. Eigenlijk had ik me voorgenomen niet zo dramatisch te
doen.
Toni
Morrison schreef met Tar
Baby
een liefdesaffaire tussen Jadine en Son, twee zwarte Amerikanen
uit verschillende werelden. Jadine is een aan de
Sorbonne-afgestudeerd kunsthistorica en fotomodel. Ze werd in haar
opleidingscarrière ondersteund door de Streets, een rijke blanke
familie, waarvan de man leeft op een eiland in de Caraïben, een plek waar zijn vrouw hem slechts af-en-toe en met tegenzin bezoekt. Son is
een vrijgevochten man, die een ander soort Engels spreekt en aanspoelt
bij het landgoed van de Streets en daar als stiekeme indringer in huis eten zoekt. Nadat hij
in een kast ontdekt is, ontwikkelt zich een band tussen hem en
Jadine. Als ze terug zijn in de Verenigde Staten ontdekken de geliefden dat de kloof tussen hen te
groot is om te overbruggen.
Jadine is een kosmopoliet en Son is
opgegroeid in een klein bekrompen en benauwend dorp in Florida. Een
verschil in culturele achtergrond kan botsen en een relatie verstorende
rol spelen. Tar Baby is dan ook meer dan een liefdesverhaal, het is zelfs geen verhaaltje, maar een
zoektocht naar hoe mensen van verschillende kleur, gender, culturele
achtergrond en klasse kunnen samenleven of juist niet.
De
vrouw die me het boek gaf, zei dat ze het verhaal over de Tar Baby
had opgezocht. Van YouTube haal ik zelf een voorgelezen Broer Konijn
versie uit de pre-Disney tijd. De pop van teer zit er aan de kant van
de weg om met zijn plakkende lijf het slimme konijn te vangen .
Bespreking gaat verder onder youtube
In
het verhaal komt zwart als teer al snel langs. Jadine loopt door een
supermarkt waar iedereen als aan de grond genageld in de gangen
tussen de schappen staat als een vrouw voorbij komt. Waarom? Is het haar
lengte of de huid die als teer tegen de kanarie gele jurk afsteekt?
Die vrouw koopt tegen de regels in drie eieren die ze uit een doos
haalt, ze betaalt naar eigen inschatting en wandelt vervolgens onverstoorbaar de winkel uit. Is dit
de pop van teer uit de titel? Vrijwel aan het eind van het boek keert de vrouw in het geel met drie eieren nog
eens terug als een van de vele vrouwelijke rivalen die Son ook willen winnen en als beangstigende geesten Jadines kamer vullen. Maar
willen die geestverschijningen wel iemand strikken?
Jadine
heeft harde noten te kraken. Ze moet de man kiezen die ze wil
trouwen. Een van de kandidaten steekt er boven uit; hij is slim,
grappig en sexy. Toch twijfelt ze. Wil hij mij of wil hij een zwart meisje,
dat wil zeggen elk zwart meisje dat op mij lijkt? “En
wat zal er gebeuren als hij erachter komt dat ik oorringen haat, dat
ik mijn haar niet hoef te ontkroezen, dat ik Mingus slaapverwekkend
vind, en dat ik soms uit mijn huid wil kruipen en alleen de persoon
binnenin wil zijn – niet Amerikaans – niet zwart – slechts
mezelf.” En dan komt ook Son nog voorbij. Jadine
past overduidelijk niet in een mal. Ze is goed opgeleid. Een vrouw
van de wereld. Iemand die het gemaakt heeft, met hulp van een witte,
puissant rijke man, de snoepfabrikant Valerian Street, waarbij haar oom Sidney en tante
Odine in dienst zijn als bediende en kokkin. Zij zijn het ook die haar opvoedden
toen ze wees was geworden en haar bijstonden waar ze konden. Dat was de reden dat ze in het huishouden van Street terecht kwam.
Zwartwitschema's passen het hele boek van
Morrison niet. Ja er is witte dominantie en zwarte
onderdanigheid. Maar ook dat blijkt opeens schone schijn. De lagen
worden afgepeld. Je geliefde pijn doen komt bij verschillende
personages voor, angst om te moeten confronteren wat je waarnam legde een tol op vrijheid, en
rijkdom veranderde in verveling en apathie. Toch blijven ook gijkte misstanden niet
onbesproken, sterker nog ze komen duidelijk naar voren. Het zijn met name Nadine en Son die dat onrecht met kracht naar voren brengen. Het is de wereld waar ze vandaan komen en toe behoren die door deze misstanden gevangen bleef. Er is kritiek op handelen uit een positie van (witte) macht. Maar het aankaarten van de wantoestanden zijn niet de laatste woorden. Er worden mensen
beschreven, geen clichés.
Het boek levert
vanaf het begin zinnen om zachtjes op te kauwen, van je ene in de
andere hand te laten glijden of in ieder geval met aandacht nog eens
over te lezen. “Ze gaven haar zorg, maar onthielden haar
aandacht,” schrijft Morrison in de introductie van een andere
schone, Margaret Street, als het over haar ouders gaat. Ze is de
witte vrouw van de industrieel. Margarets ouders gaven hun
energie aan de andere kinderen en wat ze overhielden gebruikten ze om
de problemen te overleven in het land waar ze zich niet welkom
voelden als ordinaire bewoners van een woonwagen. Ook hier geen
geijkt patroon. Er is immers niet één identiteit waarop mensen de
maat genomen wordt, maar meerdere identiteiten.
Dat Margaret
geen emotionele steun van haar ouders (en niet van haar man)
kreeg is tevens een verklaring voor haar latere gedrag als jonge
vrouw en moeder. Ze is onzeker geworden en alleen in het gezelschap
van haar zoon Michael is ze rustig en aandachtig. Ook hierbij zijn de
achterliggende gebeurtenissen ironisch en paradoxaal. Rechtlijnigheid
is niet de stijl van schrijven die Morrison in Tar Baby hanteert. Het
is eerder zo dat na iedere bocht nog een andere kromming op kan
duiken in de vorm van een nieuwe visie op gebeurtenissen, een
onverwachte draai in het verhaal, loskomende opstandigheid
etc.
Onverwacht zijn ook de ollieballen (sic!) die opduiken
als gerecht met koffie en brandy op kerstavond. Ze worden gemaakt van
gist, eieren, melk, suiker, citroen , bloem, rozijnen, appels en
boter. Het zijn een soort Nederlandse donuts zonder gat. Het is een
traditional in de familie van Valerian. Het bakken ervan wordt
besproken op een moment dat het leven niet stuk lijkt te kunnen. Dan bloeit ook de
hydrangea eindelijk (ook in het Engels meestal hortensia
genoemd), omdat Son wist hoe hij ze aan het bloeien moest krijgen. Onverwachte kennis bij hem, maar als man van het land wist hij dat.
Ook Margaret wordt
een Tar Baby, een “val aan de kant van de weg” genoemd.
Het zwarte van het teer blijkt niet het zwart van de huid. Ook een
witte vrouw kan een teerpoppetje zijn. Later komt er nog een
fictieve Tar Baby voorbij, in een beledigende metafoor voor
Valerian, die alleen zogenaamd de opvoeding van Jadine voor zijn
rekening nam, terwijl dit eigenlijk werd gedaan door oom en tante die verder niet voor vol werden aangezien.
De
Tar Baby die Broer Konijn uit de clip treft langs de kant van de weg
heb ik niet gevonden in het boek. De uit woede geboren versie van Son
voor Valerian komt nog het dichtst bij. Jadine ontkende echter furieus dat dit
stempel klopte. Het spoort ook niet met de kleefpop zoals Morrison die zelf verwoordde tijdens een interview (geciteerd op wiki):
Tar
Baby is een naam (…) die witte mensen geven aan zwarte kinderen,
zwarte meisjes, herinner ik me. Maar een teer put is ook een heilige
plaats geweest, of op zijn minst een belangrijke plek, omdat teer
werd gebruikt om te bouwen. Het
hield zaken bij elkaar, zoals het biezen mandje van Mozes en de
piramides. Voor mij betekent de tar baby de zwarte vrouwen
die de dingen bijeen houden. — interview met Morrison door
Karin L. Badt (1995)
De Tar Baby
heeft in het verhaal van Morrison een nieuwe betekenis gekregen. Van
de negatieve connotatie met een mormel voor valse streken naar een positieve. Waren de vrouwen die als
geestverschijningen opdoken in de kamer van Jadine, een kamer zonder ramen die voelde als gevangenis,
geen bedreiging, maar een waarschuwing? Gaven ze een aanwijzing
om juist niet opgesloten te raken? Te leven. Het is een boek vol vragen en af-en-toe een antwoord.
Het draait vooral om het verschil in identiteiten van de personages. Wat
betekent dit voor de mensen zelf en de verhoudingen tussen hen?
Waarom weet niemand dat de tuinman Gideon heet en is zijn roepnaam
Tuinman alsof hij geen persoon maar zijn functie is. Het zwarte
personeel lijkt sowieso meer op een meubelstuk of apparaat in de
huishouding, dan dat ze als mensen met rechten en een leven worden gezien. Je van hen ontdoen als ze niet helemaal in de pas lopen kan ook, net als bij een oude koelkast. Ook dat schema sneuvelt dan weer elders in het verhaal. Margaret
en Ondine konden samen wel fijn roddelen en dat blijven ze doen ook toen ontslag meer voor de hand lag en verwacht werd. Dat amicale contact lukte lange tijd niet meer door wat daar
tussen hen in kwam en dat was geen zwartwit kwestie. En werd ook Son door zijn vader niet zoon genoemd: naar zijn functie?
Jadine, Son
en de Streets (man, vrouw en hun zoon) gaan de kant op die van hen
verwacht kan worden en zo blijken de clichés weer overeind te staan als
ijzeren frames waar het leven zich al snel naar voegt. Voor Son zijn het geen waarschuwende vrouwen, maar ruiters die door de Moerassen en heuvels van het Caraïbisch eiland trekken, “kattaklop, kattaklop, kattakattaklop”. Even leek het
anders te kunnen gaan. Maar daar zijn we nog niet.
Er staat een vrouw op een
sokkel. Ze valt op door haar devote houding; een onderdanige vrouw.
Ik stap van mijn fiets om haar beter te bekijken. Het eerste wat ik
zie is een paaltje waarop zij die in in 1945-1950 orde en rust gingen
verdedigen in Indië worden herdacht. Apa? Wat?
Met deze
tekst in het hoofd kijk ik dan ook naar het veel grotere beeld met de
tekst 'Uw wil geschiede' voorop onder het beeld en aan de zijkant:
'het offer der gevallenen wordt het onze'. Het maakt me boos. Hoe kan
je in 2024 zo'n monument voor de koloniale oorlog laten staan zonder
begeleidende tekst. De mannen gingen niet voor vrede en rust, dat was
de leugen van de politionele acties die inging tegen de
onafhankelijkheid die in Indonesië was uitgeroepen. Er naast staat
dan nog een steen met de namen van weggevoerde joden.
Thuis
blijkt het om drie monumenten te gaan, die bij elkaar zijn geplaatst.
De vrouw is er in 1952 gekomen als monument om de gevallenen van de
Tweede Wereldoorlog te herdenken. Ondanks de op het gebed Onze Vader
geïnspireerde tekst niet met instemming van iedereen. Immers blote
vrouwenborsten: dat kon niet. “Bij de
onthulling op 15 november 1952 kwam de rooms-katholieke
geestelijkheid niet opdagen, de hervormde en
gereformeerde predikanten kwamen pas na de plechtigheid,”
wordt gemeld op
wiki.
Het monument om de weggevoerde
joodse mensen, bij naam genoemd, te herdenken is er in 2014 komen te
staan. En dat voor de Indië-gangers in 2001. Het zijn
oorlogsmonumenten met een zeer uiteenlopende betekenis. Om het oneerbiedig te zeggen: 'n
soort meubelboulevard voor oorlogsmunumenten, lekker praktisch. Je
moet ze wel op zichzelf beoordelen. Je kan als je dat doet ook beter op de
precieze tekst letten, want die doet er toe. De oorspronkelijke
tekst op het monument, 'VOOR ORDE EN VREDE',
is later gewijzigd in de tekst 'VOOR HERSTEL VAN ORDE EN VREDE, NAAR
NEDERLANDS-INDIË GEZONDEN, IN INDONESIË GEBLEVEN 1945-1950'.
De
mannen zijn door de Regering
(grotendeels KVP en PvdA) gestuurd om die koloniale oorlog te
vechten; ze zijn gezonden.
Velen hebben geweigerd (6.000
Indië weigeraars, beschreven in Er
waren er die niet gingen en dan was er nog de
groep die een beroep deed op de Wet Gewetensbezwaarden 4.000
hielden dat na zware druk vol), maar het
overgrote deel ging wel. In totaal zette Nederland ruim 200.000
militairen in. De resultaten van die oorlogsjaren waren uitstel van
de onafhankelijkheid, jaren geweld en ellende en een versteviging van
de positie van de Indonesische krijgsmacht in de interne politiek. In
1949 werd door Nederland eindelijk de soevereiniteit overdragen en de
gesneuvelde soldaten bleven in
Indonesië.
Vanuit een
diplomatieke positie in een controversieel deel van de Nederlandse
geschiedenis is de tekst misschien uit te leggen, en ze spaart kool
en geit, maar dat de militairen voor herstel van orde en vrede werden
gestuurd is misschien waar, en in augustus 1945 anders van betekenis
dan in 1946-1949, maar in wiens belang was dat die orde en 'Operatie
product' zoals de eerste politionele actie werd genoemd? Het woord
orde zou later in de Indonesische geschiedenis (Orde baru/Nieuwe
Orde) ook geen positieve klank hebben. Zij die de vier mannen
stuurden, die in de Republiek Indonesië achterbleven, maakten een
verkeerde keus met grote consequenties, dat blijft hier helemaal
buiten beeld.