dinsdag 30 april 2019

Boeken in april

Alleen al om de titel zou je De twaalf stoelen van het schrijvers duo Ilja Ilf & Jevgeni Petrov gaan lezen. Het boek is in Rusland een begrip. In Odessa waar de schrijvers geboren zijn staat een stoel zoals in het boek beschreven als monument. Het boek stamt uit 1928, maar of het aan de vertaling ligt of gewoon zo modern geschreven is, het boek leest als een trein.

Hippoliet Vorobjaninov is een man van adel die in 1927, een paar jaar na de revolutie en de daarop volgende strijd in Rusland, zijn brood verdient als ambtenaar. Zijn schoonmoeder fluistert hem op haar sterfbed toe dat ze haar juwelen in de zitting van een van 12 antieke stoelen heeft verstopt. Huis met stoelen en al zijn na de revolutie geconfisceerd. Hippoliet gaat op pad om ze te vinden.

Op zijn tocht komt hij de beroepsoplichter Ostap Bender tegen en spreekt af samen te speuren en de buit te verdelen, waarbij Ostap steeds net iets meer claimt. Hij is een man die voor geen gat te vangen is en steeds weer een methode vindt om aan geld en aand e volgende stoelen te komen. Hij heeft een vijfledige aanpak: ‘1. Eenvoudige kennismaking. 2. De liefdesaffaire. 3. Kennismaking met diefstal. 4. Bedrog en 5. Geld. Het laatste middel was het betrouwbaarst, maar helaas niet onbeperkt voorradig.’

Terwijl Ostap de handige jongen is, is Vorobjaninov de sukkel. Hij zorgt ervoor dat het fout loopt als het erop lijkt dat de stoelen gevonden zijn. Op hun omzwervingen komen ze in Moskou, de Kaukasus en weer terug in Moskou. De biechtvader die ook opzoek is naar de stoelen bereikt zelfs oliestad Bakoe, 5000 m van huis en zonder een roebel op zak.

Het boek steekt de draak met veel dingen in de Russische maatschappij van dat moment. De stoffige schaakclub, de gehorige woningen waar net een bed past, de goedgelovige burgers, de rijkdom op de achtergrond, de fratsen van de bureaucratie, de verbods- en gebodsbordjes en probeert die met veel humor of zonder veel omhaal van woorden op de hak te nemen, zoals hier: “In de Sovjetunie loopt iedereen gevaar, dus iemand als Vorobjaninov des te meer. Je scheert niet voor niets je snor af (…).”

Of dit citaat over het bureau van statistiek in de tijd van de Nieuwe Economische Politiek: “Aan de statistiek valt niet te ontkomen. Niet alleen geeft zij precies aan hoeveel tandartsen, worstzaken, injectiespuiten, huismeesters, filmregiseurs, prostituées, strodaken, weduwen, huurkoetsiers en kerkklokken er zijn; ze weet zelfs hoeveel statistici on land rijk is.

Slechts één ding weet ze niet. Ze weet niet hoeveel stoelen de Sovjetunie telt. En dat zijn er veel.”

Soms kom je als een soort samples, verhalen of fragmenten tegen die je al eens eerder las bij Toergenjev of Gogol en de slavist die houdt van Russische literatuur kan vast lang zoet met opsporen van fragmenten die ik niet eens herken.

***

Jaarlijks vinden er tienduizenden protestacties plaats in China. Onder president Xi Jinping is sinds 2012 de kans op zware straffen voor activiteiten die moeten leiden tot maatschappelijke liberalisering enorm toegenomen.

Buitenstaanders zullen denken dat Chinese burgers constant in angst leven voor politieke onderdrukking en geen legale methoden hebben om hun gezamenlijke klachten naar voren te brengen. In de realiteit geeft het politieke systeem van China de bevolking de mogelijkheid om collectief grieven te uiten, niet alleen via de legale geïnstitutionaliseerde kanalen, zoals het systeem van ‘brieven en bezoeken (aan beambten)’, maar ook door niet legale methoden zoals demonstraties en bezettingen.’

Dit citaat vat het boek van Teresa Wright, Popular Protest in China, voor een groot deel samen. Jaarlijks vinden er tienduizenden protestacties plaats in China. Het aantal acties, waarvan velen grootschalig, loopt op van zo’n 5.000-10.000 in de jaren ’90 tot 60.000-100.000 aan het begin van deze eeuw. Lees verder op Broekstukken

***

Als je niet leest over een boek voordat je het leest, dan is het een verrassing als je erin stapt. Het is mij bij het Boekenweekgeschenk van Jan Siebelink, Jas van belofte gelukt om bespiegelingen te mijden. Niet dat alles een verrassing was. Het begint met Openbaringen (dat is een Bijbelboek met het karakter van een sprookje, voor wie het niet wist) en eindigt met een eigentijdse variatie op datzelfde boek. Ook niet verrassend: het gaat over de zoon van een bloemenkweker en van een verdwenen vader.

Het is een Nederlandse novelle met een autobiografische kant. Hugo de hoofdpersoon is net als de schrijver ook leraar Frans aan een middelbare school, met een vast omlijnde visie over hoe het onderwijs eruit moet zien. Hugo heeft op zijn “elfde genoeg meegemaakt om een heel leven boeken te schrijven,” verwijst de schrijver naar zichzelf.

De Tale Kanaäns speelt een prominente rol. De frase 'her- en derwaarts,' wordt door Hugo's tweede en beste vriend Loet Petit Fer verschillende keren genoemd als voorbeeld van mooie Bijbelse taal. Als ik het opzoek blijkt dat de tegenstelling in verschillende Bijbelboeken wordt gebruikt. Loet huist boven een café aan het Amsterdamse Spui, is katholiek op het sterfbed, en drankzuchtig.

Zijn eerste vriend Edwin Wopereis, woont in een huis zonder deurbel en in plaats daarvan is er een briefje met daarop 'maak misbaar'. Edwin is artistiek, geschift en eindigt zijn leven dement in een tehuis. De twee stadse vrienden tekenen een weinig positief beeld van de stad, in casu Amsterdam.

Verrassend vond ik wel dat het thema van de Boekenweek er bekaaid af komt. De moeder zit wel in het boek, maar als een tragisch bijverschijnsel. De moeder van Hugo “was fijn en tenger. Ze zag er de laatste tijd slecht uit, sliep slecht. Ze had donkere wallen onder haar ogen en vroeg zich hardop af: 'Wat is er met die man van mij? En soms zei ze: 'Ik ga nog medelijden met mezelf krijgen'.” Maar ook deze meest aan haar gewijde passage gaat in essentie over haar door godsdienstwaanzin bevangen man en het slot ervan draait om Hugo, niet om de moeder, er is niet voor niets een hoofdpersoon: dat is de jongen die door zijn vader verlaten wordt. Van die vader is alleen de overjas nog over; verder heeft hij zich losgemaakt van het leven, iets dat Hugo ook zou willen.

Vrouwen omringen de leraar en die doet zijn voordeel met een zorgzame echtgenote en een jonge scholiere die hij – alsof het de gewoonste zaak is – meeneemt voor een nachtje Parijs. De droom van een een oudere man die zowel de jonge blaadjes als de geborgenheid bij een degelijke echtgenote niet schuwt?

Het is een boek uit het conservatieve landsdeel. De schrijver woont in een gemeente waar de reactionaire GPV onlangs de grootste partij werd. Dat lees je aan het boekje af. De man schiet wel uit zijn rol door een paar maal mogelijk overspel van zijn partner als opwindend te benoemen, zijn vrouw doet dat andersom ook. En een meisje meenemen dat lijkt – of nee, is – ook onbehoorlijk.

Nog geen 100 pagina's Siebelink is te doen. Hij heeft met 450 pagina's wel dikker werk geschreven, maar ik zag dat dit uit onze boekenkast gezet was. Maar wat een arm land, waar zo'n boekje de literatuur moet vieren of is het juist goed dat visies uit, bij wijze van spreken, de Corn Belt gehoord worden.

***

Alice in Wonderland is een van die verhalen voor een kind dat later opgeschreven en gepubliceerd werd. In 1862 vertelde Lewis Carroll het aan de tienjarige Alice Liddell. Het is een boek waar ik vertrouwd mee denk te zijn, maar dat ik nog nooit las. Ik meende dat het citaat One pill makes you larger / And one pill makes you small (luister de YouTube onderaan) uit het boek kwam, terwijl het in het daar om twee kanten van een paddenstoel gaat.

Aburdisme is een belangrijk ingrediënt, evenals positieve opmerking aan het opgroeiende kind en verder is het een boek over taal. Eels (aal) en soles (tong) zijn onderwater de materialen om schoenen van te maken en ze worden niet zwart gepoetst maar gewit met whiting (wijting).

De Alice uit het verhaal had al begrepen dat er weinig onmogelijk is. Wachten is geen optie, handelen wel, maar dat wel wel met verstand: als je een drankje drinkt is het slim om eerst te kijken of het niet giftig is. Dat zijn drie lessen die op de pagina staan waar ook het kleine deurtje naar het Wonderland opduikt, de opening naar het verhaal. Voordat ze zo klein is dat ze erdoor kan moet ze zichzelf voorhouden dat het geen zin heeft om te huilen en handelen. Nog een wijze les: wie ze is weet ze door alles wat ze meegemaakt al snel niet meer, zo vertelt ze een rups; ervaringen maken een ander mens van je.

In Achter de spiegel (uit dezelfde uitgave) stapt Alice door de spiegel de wereld op een schaakbord in. In het verhaal loopt ze als pion naar de overkant van het bord om koningin te worden. Maar doordat het verhaal zich achter de spiegel afspeelt is ook de logische volgorde der dingen verdwenen. Herinneringen kunnen in het verleden of de toekomst liggen; antwoorden zijn er eerder dan de vragen.

Onderweg komt ze van ridders, paarden, torens, pratende bloemen, monsters en humpty dumpty, tweedledum en tweedledee tegen en nog zoveel anderen. Ze ontwaakt aan het eind van het verhaal met haar zwarte kitten in haar handen. In haar belevenissen dacht dat het de rode koningin was.

Ook in dit verhaal weer stichtende woorden en levenslessen. Een gesprek met een meningsverschil beginnen is niet verstandig, dacht Alice bij een ontmoeting met de witte koningin en dan onspint zich een gesprek waarin ze de tactiek van stroop smeren hanteert. Het verschijnsel van dwingende mensen die je ooit wel eens zal tegenkomen, wordt uitgelegd. Een fantastische manier om in een roeiboot een verhaal te vertellen en een kind ongedwongen op weg te helpen.

Mijn jongste zoon heeft de droom oplossing om een eind aan een verhaal te breien nooit geaccepteerd: te gemakkelijk, te voorspelbaar. Maar een grapje als 'iedere andere dag krijg je jam als betaling' daar kon hij wel plezier in hebben. De uitleg dat je dan nooit wat krijgt, vond hij niet nodig. Zelf rammelde ik tijdenlang voor het slapen een verhaal over Govert, zijn vele wereldwijde dierenvrienden en boer Piet en boerin Josefien in elkaar. Zeker weten dat ik er ook 'verstandige woorden' in verpakte.

De uitgave met Carroll verhalen eindigt met de Het jagen op de snark, een lang gedicht dat onzinnig klinkt, maar door zijn sfeer en woorden ook een diepere betekenis lijkt te hebben. Het werd in 1875 door de schrijver verteld aan de negenjarige Gertrude Chataway. De schrijver heeft lange tijd ontkend dat er een betekenis in het gedicht lag, maar schreef later dat het over de zoektocht naar het geluk ging. Anderen legden het uit als een gedicht over angst, tuberculose of een metafoor voor een in die tijd spelende kwestie over de rechthebbende op een erfenis.




Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
 

Geen opmerkingen: