Dolend loop ik door de steeds leger
wordende bibliotheek. Ruimte, zitjes, werkplekken, en lege zalen alsof
het een fabriek is. Zoekend loop ik, speurend naar De Meester
en Margarita. Ik heb een rubriekscode, maar de kasten staan
creatief door de ruimte, van orde is, zelfs in wat de kathedraal van de orde zou moeten zijn, geen sprake. Moe loop ik en
vraag hulp. De hulp loopt ook zoekend naar een hoekje waar boekkasten
schuin staan en knus een kamertje creëren. De vriendelijke hulp
drukt me het boek in handen. Weg loop ik met een toneelbewerking van
de roman die ik eigenlijk zocht, maar dat zie ik later pas.
De Meester en Margarita is een boek van
Michail Bulgakov / Boelgakov, een schrijver die al
eerder voorbij kwam in mijn boeken
in rubriek. Het stuk voert 47 personen ten tonele. Dat aantal
heeft iemand geteld en met pen in het boek gekrabbeld. Het is een
biebboek, vandaar. Er zit ook een briefje in van iemand, op block note
papier van het NIWI/KNAW. Die schrijft wanneer hij het moet
terugbrengen.
De Meester en Margarita gaat over een verdorven benauwende Moskouse elite. Het gaat ook over een duivel, over Pilatus, het vraagstuk heeft Jezus nu wel of niet echt bestaan en over een prins en een prinses (maar dat zijn De Meester en Margarita). Het gaat bovendien over de vlijmscherpe literaire kritiek in dienst van een repressief systeem. Dat laatste gegeven is autobiografisch.
O ja en of het lijkt op de Duivelsverzen? Dat was de vraag waarmee het verhaal onder mijn aandacht werd gebracht. Rushdie schreef ook een menippeïsche satire, een genre waar een vermenging van realiteit en fantasie kenmerkend is (maar dat woord leerden ik en mijn spellingcorrectie pas kennen door het Ten geleide bij dit toneelstuk).
Deze toneeluitgave bevat ook een
portret van Michail Boelgakov, 'n schrijver die net zijn brood kon
verdienen, maar vooral voor de kachel scheef. Net als de Meester. Het
boek bevat ook een samenvatting van het verhaal en er zit een korte
korte biografie in van regisseur Joeri Loebimov, die het toneelstuk
in 1977 in Moskou op de planken bracht. Dat toneelstuk werd na het
nemen van wat autoritaire hobbels een succes. Maar ook het boek zelf
werd een hit. In de winter van 1966-67 verscheen het, maar wel
gekortwiekt door de censuur die er 12 procent uithaalde. Pas 33 jaar
na de dood van de auteur, in 1973 verscheen het in zijn geheel.
Tijdens het lezen vouw ik 'n ezelsoor
(foei) op de pagina waar ik de gele bloemen tegenkom:
“In haar handen had ze van die weerzinwekkende, verontrustende gele bloemen. Een slechte kleur! Ze draaide van de Tverskoj Boulevard het steegje in en keek om. Ik zweer u dat ze alleen maar mij zag. Wat me verbaasde, was niet zozeer haar schoonheid, als wel de ongewone, de door niemand opgemerkte eenzaamheid in haar ogen. Ik volgde dat verontrustende teken en draaide ook het steegje in en volgde haar.”Deze passage is verwerkt in een prachtig Fries en Nederlandstalig melancholiek lied van De Kift, Giele Blommen. Nu weet ik dat de man de Meester was en de vrouw Margarita. Niet de eerste de besten, maar mensen die door de duivel de hand boven het hoofd werd gehouden; nu ken ik hun geschiedenis. De ezelsoor vouw ik terug.
***
Het is de vierde druk die ik lees van
het door De Geus uitgegeven boek De bewoonde vrouw van
Gioconda Belli. Er werden meer dan een miljoen exemplaren van
verkocht en ook “in Nederland was het boek een groot succes.”
Dat is niet vreemd als je het boek ziet als een verhaal waarin een
vrouw niet langer de oevers wil zijn waartussen de man prettig kan
vloeien, maar zelf zoekt naar een eigen beweging, zonder bevreesd te
zijn. Mijn partner noemt het een daarom een girlie boek.
Die aantallen verkochte boeken zijn wel
opvallend, omdat die eigen beweging kadert binnen het
gewapende verzet tegen een dictatuur. Dat verzet kiest voor een
aanpak die door veel mensen tegenwoordig terrorisme genoemd wordt.
Het verhaal is bovendien geënt op de biografie van de schrijfster.
Het is daardoor een pittig verhaal en niet een uit de lucht geplukt
niemendalletje. En zo voelt het ook.
Het speelt in de eerste helft van de
jaren zeventig, in het denkbeeldige Faguas (dat ook in het eerder
gelezen Het
land van de vrouwen
voorkomt). Dit Faguas staat hier voor het Nicaragua onder de Somoza
dictatuur.
De
hoofdpersoon is Lavinia, een architecte van goede komaf. Zij heeft in
haar tuin een sinaasappelboom – een van de weinige goede dingen die
de Spaanse veroveraars meebrachten – waarin de sappen van een
vrijgevochten Indiaanse vrouw huizen. Die sappen komen door het eten van
een sinaasappel ook in het lijf van Lavinia terecht. Ze hebben daar
invloed zonder te bepalen hoe ze denkt en handelt. En
passant kan zo naast
de recente geschiedenis ook die van het verzet tegen de Spanjaarden
door de Indiaanse verteld worden.
Het is een feministisch boek. Niet zo'n
boek waar als enig doel het glazenplafond doorbroken moet worden,
maar een boek waar verondersteld wordt dat mannenmacht gebroken
moet worden en dat de wereld baat zou hebben bij meer vrouwenkracht.
“Waarom kostte het de mannen
zoveel moeite de noodzaak, het historische belang van de liefde te
erkennen,” vraagt Lavinia zich af.
Ze bespreekt het machismo: “Ik ben
het niet met je eens dat wij vrouwen machistisch zijn. Het is zo dat
ze ons aan een bepaald soort gedrag hebben gewend …, jullie, de
mannen.” Als dan het bekende weerwoord komt dat vrouwen hun
zonen zelf zo opvoeden, antwoord ze: “(..) het is niet zo dat
wij vrouwen machistisch zijn, maar dat de mannen de wereld zo hebben
ingericht … en dan willen ze ons ook nog de schuld geven … Zou je
het raampje dicht willen doen, ik heb het koud.”
Een boek zonder
mooie zijstraten zou saai zijn. Hier is zo'n zijstraat de opmerking
dat alle 'nooit meers' (iets kunnen doen) droevig maken, maar dat
bijvoorbeeld het kunnen beleven van de nacht een reden is die
droefheid af te werpen en te doen wat nog wél kan.
Lavinia wordt
bevrijd uit haar opgelegde rol als vrouw door zich aan te sluiten bij
De beweging en daarmee een zinvol algemeen doel te dienen. Haar
favoriete tante zou trots op haar zijn dat ze een spoor na zou laten
in de wereld. Haar opa zou vinden dat ze eindelijk zou vliegen.
Het
boek gaat over noodzakelijk gewapend verzet, maar verheerlijkt dat
niet. “Er steeg een
gevoel van haat in haar op tegen de generaals (…) tegen alles wat
hen dwong hier nu te zijn in dit verlaten huis, zo jong, op hun
knieën voor deze wapens.” Op
het laatst krijgt Lavinia een Madsen geweer in haar handen. Ik kende
het type niet. Het is Deens en ziet er vreemd uit doordat het
magazijn bovenop zit. Maar ondanks zo'n specifieke keuze, zijn wapens
deel van een onwenselijk stuk wereld.
* Ik wil er
geen gewoonte van maken, maar ook bij het lezen van dit boek speelt
mijn vader een rol. Hij werkte in 17978-1980 bij Boskalis voor de
Somoza dictatuur in Nicaragua. Voor zijn dood in 1996 stelde hij dat
hij een uitnodiging van het paleis afsloeg en liever met de gewone
Nicaraguanen omging, maar tijdens het lezen kan ik toch moeilijk
afstand doen van de gedachte: Pa waar verdiende jij je geld?
***
Moskou op sterk water van
Venedíkt Jerfejev leest traag, maar ook op de paar pagina's
die ik per dag lees, gaat er een fles of wat aan sterke drank door.
Het is meeslepend en als een lange roes geschreven.
Het verhaal begint in Moskou waar de hoofdpersoon, Venedíkt Jerfejev, een restaurant wordt uitgezet. Hij blijft vragen naar rosé die er niet is. Verder speelt het grootste deel van het boek zich af in de de trein naar Petoesjki – zo'n 125 kilometer van Moskou. De trein doet er ruim 2 uur over. Er wordt gemijmerd, gezopen, verhalen verteld, gerookt en nog meer gezopen. Hij reist vrijwel alleen en onverrichter zake weer terug, omdat hij zich verslapen heeft.
Het verhaal begint in Moskou waar de hoofdpersoon, Venedíkt Jerfejev, een restaurant wordt uitgezet. Hij blijft vragen naar rosé die er niet is. Verder speelt het grootste deel van het boek zich af in de de trein naar Petoesjki – zo'n 125 kilometer van Moskou. De trein doet er ruim 2 uur over. Er wordt gemijmerd, gezopen, verhalen verteld, gerookt en nog meer gezopen. Hij reist vrijwel alleen en onverrichter zake weer terug, omdat hij zich verslapen heeft.
Venedíkt droomt dat tijdens het Derde Plenum
de Minister van Defensie overlijdt aan melancholie. Dat is zo
bijzonder nog niet, maar hij sterft ook aan “een overmatige
geneigdheid tot generaliseren.” Een
lijkschouwing wordt niet gedaan, maar als doodsoorzaak wordt wel naar
buiten gebracht dat deze van natuurlijke aard was.
Wiens dood wordt er niet bijgezegd, maar dat kan iedereen wel raden.
Dat het boek uit 1969 in de Sovjet Unie niet uitgegeven mocht worden
ook.
Venitsjka is op weg naar zijn lief of
sloerie met de brede heupen. Ze zegt als ze hem ontmoet: “Ik heb
een werkje van u gelezen. En weet u: ik had nooit gedacht dat een
mens honderdvijftig bladzijden achter elkaar zoveel bij elkaar kon
zwammen. Dat presteert geen mens!” (Ongeveer zo dik als dit boek met doorleefd en satirisch gezwam.) Ze wil niet met hem samen blijven. Waarom niet? “Gek. Dat weet
je zelf ook wel, waarom niet! Dat weet je toch ook wel, halve gare!”
Ze zegt het met haar armen om zijn nek.
Het ging een maand goed met hem, maar
door een misstap van een kluns waar hij mee werkte, viel hij uit de
gratie. Hij neemt zich voor nooit meer te stijgen, zodat hij ook niet
kan vallen, “van beneden spuug ik op die hele maatschappelijke
ladder van jullie. (…) Wil je op dat ding naar boven komen dan moet
je een klootzak zijn van top tot teen van louter staal. Maar zo één
ben ik niet.”
De reis en zijn passagiers zijn ook een
verbeelding van Rusland, waar vadertje drank de mensen verdooft zodat
ze ongehinderd verder kunnen leven tussen de rails die het kader
van het leven vormen. Worden ze onderweg gehinderd dan krijgt
de treincontroleur wat grammetjes alcohol – ja de hoeveelheid wordt
in grammen uitgedrukt. In het geval van Venedíkt zijn de verhalen
die hij vertelt voldoende om zich daar onderuit te draaien.
Maar ook voor hem geldt: “Als je
linksaf wilt, Venitsjka, ga dan naar links. Als je rechtsaf wilt –
ga dan naar rechts. 't Doet er geen klap toe welke kant je op gaat.
Dus loop maar liever rechtdoor, je neus achterna ...” Zo loopt,
nee rent en struikelt, hij zijn laatste portiek in.
De laatste tien pagina's lees ik
hardop, dan pas hoor je de muziek van de woorden, die in de vertaling
bewaard is, en die samen een tragisch lied zingen waarin het leven
alleen in de roes ligt.
Ik
lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als
je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar
dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de
maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een
rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun
gebruiken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten