zaterdag 6 mei 2023

Boto Banja; of het geheime genootschap der dansende schrijvers

Futen beginnen het voorjaar met een uitgebreid paringsritueel dat bestaat uit verschillende dansen die elegant zijn en symbolisch afgesloten worden met het aanbieden van nestmateriaal. Naast dat het plezierig is om naar te kijken zijn de dansen ook functioneel. Ze versterken de band tussen de partners nodig voor het opvoeden van de kuikens.

Het boekenweekessay 2023
Boto Banja; of het geheime genootschap der dansende schrijvers door Raoul de Jong gaat ook over dansen. Hoor dit motto voorin het boek maar:“De benen moeten te zien zijn, om de vlugheid der voeten en de sierlijke bewegingen uit te laten komen.” De woorden zijn overgenomen van Theo Comvalius uit het boek over de folklore van Suriname. Maar die lichtvoetigheid krijgt gewicht door het andere motto. Dat is een Boto Banjalied in het Sranan (tevens vertaald naar het Nederlands) over een boottocht uit Afrika (zie voor beide de illustratie).

Banja is een dans van tot slaafgemaakten om hun eigen ik overeind te houden. Van buiten slaaf, van binnen koningen en koninginnen. Hij werd gebruikt om verhalen te vertellen en vluchtroutes door te geven, zelfs

om meesters te bezweren. De oudste banja is de Boto Banja, de Banja van de Boot. Deze wordt gedanst door mannen die onder andere aangekleed zijn als matrozen. De dans begint met het binnenrijden van een miniatuurboot en wordt ingezet om een familieprobleem te lijf te gaan dat generaties teruggaat, zelfs tot aan het slavenschip.

De uitgave Boto Banja is een vlechtwerk van verschillende draden. De matroos siert de prachtige cover. De Jong als personage huurt een catamaran die naar Curaçao zal varen, door hemzelf beschreven. Het boek is de kroon op het schrijverschap van De Jong die zich er mee kan verweren tegen de 'verbanning' van zijn succesverhaal Jaguarman naar de exotische plankjes Suriname in boekhandels. De Jong ziet zijn werk niet als anders, maar als iets dat erbij hoort, een cadeau voor de lezer. Hij slaagt en komt met dit werk naast de kassa te liggen.

Het is Boto Banja op papier, een boek vanuit een niet gebruikelijk perspectief. Het begint in de Dominicaanse Republiek, waar Columbus begraven ligt:
“U weet wel, de ontdekkingsreiziger der ontdekkingsreizigers of de crimineel der criminelen, afhankelijk van met wie je praat.” Die andere invalshoek is geen vastgeklonken gegeven voor wie er van nature bijhoort. Vodoupriesteres kan je ook worden als je ouders protestants waren en je voorouders Zeeuwse scheepsbouwers, zoals een bron met informatie voor de schrijver Maria van Daalen. Mooi woord is dat: ook. Het zou stevig verankerd moeten zijn in ons denken.

Als de schrijver op zijn eigen reis de Meester van de Zee, papa Agwé aanspreekt in een ceremonie om hulp te vragen worden ook de voorouders aangeroepen:
“Lieve opa's en oma's, ik heb jullie nodig, de Surinaamse én de Nederlandse.” De familie van de schrijver komt uit Groningen en Suriname. Tijdens de ceremonie wordt champagne in het water gespoten (als wielerliefhebber zie ik veel champagne wegspuiten) en giet de schrijver een glaasje water om zichzelf heen. Net als een reisgenoot van De Jong denk ik toch even 'hocus pocus' en zie dan in mijn verbeelding ook nog beelden van een scheepsdek bij het passeren van de evenaar.  Neptunus komt aan boord om de bemanning, die nog niet eerder over die lijn ging, feestelijk in te wijden in het zeemansbestaan, en daarmee het varen te vieren. Hier gaat het over dezelfde, maar tegelijkertijd ook over een andere oceaan, die een vorm moet krijgen voor het duistere verhaal dat er nog rondzwemt. Dat zijn geen malle fratsen, maar het is nodig om de betekenis te bepalen.

Treffend beschrijft De Jong dat hij Cicero en Van 't Reve als vanzelf tegenkwam, maar dat hij naar Anton de Kom moest zoeken. Laat staan dat hij Césaire en Hughes Langston tegenkwam (ze staan beide in de lijst 'Om verder te lezen'.) In een adem noemt hij
The sun also rises van Ernest Hemingway, over een groep mensen die alles hebben en toch ongelukkig zijn en Banjo van Claude McKay over mensen die niets hebben en toch alles. Het sluit aan bij de constatering van de Martinikaan Aimé Césaire die in Parijs zag dat Europa dolgedraaid was. Van hem is ook een waarschuwing opgenomen. Die luidt als volgt: “De waarheid is (…) dat Europa, als het daar niet voor waakt, ten onder zal gaan in de leegte die het om zichzelf heen heeft gecreëerd.”*

En die Boto Banjo had toch gelijk. Mensen uit verschillende continenten moeten lachen, huilen, kijken en herkennen elkaars bewegingen, maar ze herkennen ook elkaars verhalen. Agwés boot en de dans en de muziek brengt ze bij elkaar. Ook de dansende fuut uit de Hollandse polder weet hoe belangrijk die onderlinge band is.

* Aimé Césaire vertaald door Gráce Ndjako. De vertaalster van Over het kolonialisme, Aimé Césaire, dat vorig jaar is uitgegeven bij De Geus.)




Geen opmerkingen: