Wat een
lange brief. Moet dat, vroeg ik me af bij het naar het einde bladeren
van de inspringende tekst. Als ik de brief van Comrade Maase Revathy
uit heb, staan de tranen in mijn ogen. Waarom? De brief beschrijft
het leven van een moeder letterlijk tegen-wil-en-dank in de bossen
van oostelijk India.
De
ontwikkelingen daar had ik slechts op afstand gevolgd en zonder ze
echt tot me door te laten dringen. De personages in het boek The
Ministry of Utmost Happiness zijn geraakt, omdat er voor iedereen wel
iets in de brief zit.
Hij speelt
voor mij op een moment dat ik India wel noemde als een land dat meer
solidaire aandacht verdiende, maar die opmerking liet wegwuiven:
“India is een opkomende economische macht en rijk genoeg om daar
zelf voor te zorgen.” Hoe ben ik ooit in een dergelijk socialisme verzeild geraakt? Daar raakt die fictieve brief van ver weg mij.
Het hele
boek maakt indruk op me. Het is het boek van een intellectueel met
veel bagage, een ijzersterke pen en ordening van woorden en een zeer
lange nek. Daarover wilde ik alleen iets schrijven met een paar korte
citaten. Totdat die brief ook in deze tekst wilde. Laat ik daarnaast mijn oorspronkelijk plan maar uitvoeren.
“As
always, everybody believed what they wanted to believe.” p. 61
“Like
cities. Fizzy, effervecent, stimulating the illusion of life while
the planet they had plundered died around them.” p. 214
“...
pretending to be hopeful is the only grace we have ...” p. 268
“This
is the trouble with you youngsters, you have absolutely no idea how
wars are fought.” p. 311.
“Tell
me a story, and can we cut the crap about the witch and the jungle?
Can you tell me a real
story.” p. 316
Dit is een lange, maar wel bijzonder mooi. Waar sta ik? “She had
always loved that about him, the way he belonged so completely to a
people whom he loved and laughed at, complained about and swore at,
but never seperated himself from.” Hier kan ik stoppen, maar beter
van niet. “Maybe she loved it because she herself didn't –
couldn't – think of anybody as 'her people'.”pp. 358-359
Het
boek staat vol parels. Deze haalde ik eruit. Uitleggen waarom? Nee.
Die neiging onderdruk ik. Het Ministerie van Opperst Geluk bevindt
zich op het kerkhof tussen buitenissige mensen. Veranderingen vallen
pas te verwachten als doordringt welke misstanden gepleegd worden.
Het
is een boek dat de hopeloosheid probeert te bezweren. Zelfs de kever
op zijn rug – met zijn pootjes in de lucht om de hemel op te vangen
als die naar beneden komt zeilen –, weet dat het goed komt, omdat
dat wel moet.