Het meisje met de Leica van Helena Janeczek beschrijft het korte bestaan van Gerda Pohorylle die bekend is geworden als Gerda Taro; een vrouw met talent voor het leven. Gerda was een geroemd persoon in de antifascistische strijd, eerst in Leipzig, daarna in Berlijn, Parijs en op het laatst in de Spaanse burgeroorlog, waar ze haar Leica voor de goede zaak inzette. Het leverde een overzichtelijk, maar ook indrukwekkend oeuvre aan oorlogsfotografie op.
In Spanje verongelukte ze, of werd ze verongelukt, daarover zijn de deskundigen het niet eens geworden, zo stelt Janeczek. Taro werd slachtoffer van haar onverschrokkenheid en in het tweede geval ook van de politieke strijd tussen de verschillende facties – met name met de Stalinistische lijn die iedere afwijking in de strijd tegen Franco aanpakte. Ted Allen was een bij het zelfde voorval aan zijn voet gewond geraakte Canadese journalist waar ze mee optrok, maar wel een die politiek commissaris was die rapport uit moest brengen aan Moskou. Er zijn er die hem verdenken van het 'ongeval', aldus Janeczek. Toch is de meer dan vriendschappelijke relatie tussen beide een verhaal dat tegenwoordig overheerst. Honderdduizend mensen bezochten de begrafenis van Gerda Taro.
Creatie
Waarom moeten we haar nu nog kennen? Ze was de eerste
oorlogsfotografe of in ieder geval de eerste die bij dat werk omkwam.
Ze bedacht de alias Robert Capa voor
het werk van verschillende fotografen. De Hongaarse fotograaf André
Friedman zou er naam onder maken. Ze was het zakelijk en
organisatorisch brein achter de opkomst van Capa en maakte
een deel van 'zijn' foto's. Ze stond op het punt met hem naar
China te gaan toen haar leven eindigde. Friedman-Capa werd later,
inmiddels geëmigreerd naar de Verenigde Staten, een van de
oprichters van het beroemde Magnum Photos. Dit is weer een voorbeeld
van de vrouw achter de man. Of in de woorden van haar aanbidder Willy
Chardack in de roman:
Gerda Taro, Guadalajara
front, juli 1937 |
Missie
Mooiste
De roman begint met een foto van twee Catalaanse strijders. Eigenlijk zijn hier twee foto's van. De een wordt door Gerda gemaakt luttele seconden voordat André afdrukt. Toch is de toon van beide anders. Dat komt bijvoorbeeld door de gekozen kadrering, waardoor ze zich in hun romantische verhouding los zingen van de omgeving rondom hen (Taro) of die zich juist richt “op de ongegeneerde vreugde die de wereld wil bestormen,” (Friedman). Er is ook een foto van hen beide op het terras van Café du Dȏme in Parijs (ook van dit tafereel is tevens een iets latere foto opgenomen). Niet alleen wordt vermeld wie de fotograaf is, maar elk detail wordt beschreven en krijgt betekenis. En een heel andere dan in eerste instantie gedacht. Je hebt naast close reading blijkbaar ook close looking. Deze analyse en beschrijvingen behoren tot de mooiste delen van de roman. Het aantal opgenomen foto's is met negen stuks beperkt, maar het internet biedt ruimschoots compensatie.
Tuimelen
Om
kennis te maken met Gerda en die vervolgens te verdiepen, wordt in
drie delen teruggeblikt op haar leven. Een aanbidder, Willy
Chardack wordt
gebeld door Georg Kuritzkes, een
andere van de mannen in haar leven. Willy
leeft ten tijde van het telefoontje al jaren in de Verenigde Staten en houdt zich bezig met
medische technologie (ontwikkelde bijvoorbeeld de implanteerbare
pacemaker) en heeft zich inmiddels losgemaakt van de politiek, maar zijn
verleden achtervolgt hem. Hij werd er door 'de diensten' wel eens op
aangesproken. Het leidt tot de opmerking dat: “Als
je het over het Duitse verzet had, associeerden ze je, ook al sloeg
het nergens op, met het groepje aristocratische officieren die uit
vaderlandsliefde hadden geprobeerd de Führer op te blazen, en dat
pas in juli 1944. Hoe kon je zeggen dat beetje verzet dat er was
gepleegd aan de communisten te danken was, of aan mensen die voor de
Amerikanen één pot nat waren.” 'Dit
zijn gek genoeg dappere woorden', schreef ik ernaast in de kantlijn.
Maar dergelijke opmerkingen tuimelen in dit dit deel van het boek
over elkaar heen. Duitse hoge militaire piefen en wapenindustrie
“hadden afgesproken dat de schuld van
de oorlog die zijzelf hadden aangewakkerd voor rekening van het
Duitse volk moest komen.” Zo gaat dat
nog steeds en zo zal dat blijven gaan, denk ik mijn donkerste buien.
Net zoals nieuw rechts, altright
en aanverwanten evenals de nazi's worden aangezien voor “wrede
maar primitieve beesten.” Maar ze
laten zich niet als Duitse herders temmen, stelt de schrijfster, maar
vermenigvuldigden zich en bijten gemeen in het rond. (Zie
bijvoorbeeld Arun Kundnani in TheGuardian over dat het bestrijden van extreem rechts ook nu niets
te maken heeft met diversiteitstrainingen maar met actie.) Dergelijke
opmerkingen met actuele betekenis, maken van het boek meer dan een
verhaaltje voor tussendoor.
Rattenvangers
Er
is ook een anekdote over Willy in Berlijn, waar hij racete door de
straten, als om een medaille te winnen. Eigenlijk was het een race om
werk. Hij won niet en werd daar thuis om uitgescholden. Het voorval
leidt naar een korte bespreking van de door de protagonisten
gewaardeerde film die Bertold Brecht en Ernst Ottwalt (met muziek van
Hans Eisler) maakten: Kuhle
Wampe.
Een
heftige discussie mondt uit in de opmerking dat het krankzinnig is
“om
met je vinger te wijzen en alle arbeiders die niks snappen van de
huidige misère af te schrijven!” Op
het woord 'arbeiders' na klinkt het nog steeds bekend. Nog steeds
wordt achter de fluitende rattenvangers aangelopen en nog steeds
wordt op de volgelingen neergekeken in plaats van betere en hardere
muziek te spelen. Ook deze uit de mond van Gerda is er een om serieus
te nemen: “als het communisme in films
een beetje saai is, zullen de reactionairen altijd winnen, zoals je
hebt gezien bij de herverkiezing van Hindenburg...”. Het
doet denken aan het niet willen deelnemen aan een revolutie waar je
niet kan dansen dat Emma Goldman
een paar jaar eerder beschreef. Maar ook tegenwoordig staat de
bittere ernst vaak nog boven de wervende kracht, waardoor lege handen
op zijn best is wat rest.
Verraad
In
het tweede deel komt een vriendin, Ruth Cerf, uitgebreid aan het woord. Gerda kende haar uit Leipzig en
woonde met haar samen in Parijs. Het fotomodel neemt Gerda mee naar
een afspraak met André Friedman, die ze er zo louche uit vindt zien
dat ze hem niet vertrouwt. Het is het begin van de relatie met het
meisje met de Leica. Cerf wordt later door Taro in de steek gelaten,
wat voelt als verraad, zonder dat dit zelfs maar tot Gerda door
blijkt te dringen.
Archief
In deel drie is het Georg, de vriend die
Friedman als concurrent zag opduiken en in het eerste deel Willy
belde, die verhaalt over haar leven. In het al genoemde nawoord komen
foto's en vertrek van Capa uit Europa aan de orde en speelt de
bewaarder van het archief en beschrijver van de foto's, Cziski Weisz,
een hoofdrol (met prachtige foto van hem en zijn vrouw, Leonora
Carrington, op latere leeftijd).
Staalkaart
Niet
alleen Gerda Taro en haar vrienden worden genoemd. Het is een boek
vol fotografen en andere bekende personen, van Lenin (een bekende van
de moeder van Georg en tevens zijn peetvader, aldus de schrijfster),
tot Ernst Hemingway en Hannah Arendt; en van Pablo Neruda tot Walter
Benjamin en Willy Brandt, “die
zich in liet pakken door Gerda's charme.”
Het is
bovenal een staalkaart aan fotografen en filmers uit de eerste helft
van de vorige eeuw, zoals Joris Ivens. Nog steeds is het Taro die
sommige van hen op het internet in het zonnetje zet. Als ik zoek naar
de Japanse fotograaf Seiichi Inoue dan komen vooral haar foto's
bovendrijven. Maar er zijn ook de Nederlands-Hongaarse fotografe Eva
Besnyö (o.a. bekend van haar Dolle Mina foto's) en Kati
Horna die ook tijdens de Spaanse burgeroorlog fotografeerde.
Rammelen
Het boek zweeft over de culturele en politieke sferen van het
interbellum. Het beschrijft een andere aanloop naar de Tweede
Wereldoorlog, een die mensen die te pas en onpas 'Chamberlain' roepen
zo gemakkelijk vergeten. Soms treft de tekst opeens. Bijvoorbeeld als
Boedapest wordt omschreven als metropool in Europa die kon wedijveren
met Parijs. Dat haalt een deel van Europa naar voren dat er doorgaans
bekaaid afkomt, ook in mijn brein. Maar het is ook een boek waarin de
zinnen rammelen en platitudes veelvuldig opduiken. En wat ik
bijvoorbeeld moet met een opmerking - vol opgeklopte branie - dat
tranen van radeloosheid, verdriet of onmacht betekenen het bezwijken
voor het te vermijden doemdenken? Verdriet kan toch ook een drijvende
kracht zijn. Het boek is mooi opgezet, maar leest niet prettig, door
lange hotsenbotsende zinnen, en raakt als roman niet echt. Het
verhalen over de hoofdrolspeelster vol vuur maakt het toch tot een
uitermate waardevol en lezenswaardig boek.
Mus bij bus. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten