Rondom
het boek, 1935 is
het boekenweekgeschenk uit dat jaar. Het is niet alleen in ander
Nederlands geschreven. Het is ook heel anders van inhoud dan de
huidige geschenken. Niet een novelle, maar tweehonderd pagina's
artikelen over de stand in boekenland. Het moet voor de lezer zeer
informatief geweest zijn. Ook nu blijf je nog regelmatig hangen met
de gedachte 'daar moet ik meer van weten' of 'zou ik dat gaan
lezen'.
Bijna aan het eind staat een artikel waarin Jef Last
uitlegt hoe hij aan het schrijven is geraakt. Een eerste aanzet waren
de opstellen op de middelbare school. Later bleef hij schrijven in
het belang van de strijd van zijn makkers uit de arbeidersklasse. Het
scheppen van schoonheid alleen was niet genoeg “in
een tijd waarin alle schoonheid door een komende oorlog met ondergang
bedreigt wordt,”
schrijft
hij halverwege de jaren dertig. (Eerder besprak
ik een boek over Taiwan/Formossa
van
hem.)
Als ik daarna braaf naar het begin van het geschenk ga,
begint dat met een artikel over psychologieboeken, waarin de woorden
opduiken “in
ons land bijna nog geheel onbekend” de
Zwitserse psychiater Jung. Die onbekendheid is in de afgelopen
negentig jaar verdampt. Het artikel van pedagoog, filosoof en
psycholoog Dr. Langeveld eindigt met de wens dat er minder werk
vertaald zal worden en meer door Nederlandse deskundigen geschreven.
Het is een gedateerde opmerking. Nu komen Nederlandse academici
immers zelf vaak in een andere taal aan het woord.
Daarna
kom ik terecht in een artikel over Nederlandse poëzie in 1934.
Alweer door een gepromoveerde wetenschapper. Ditmaal in de letteren.
Er vallen veel namen: zoals Marsman, Henriëtte Roland-Holst,
Slauerhof en Elschot, maar ook van voor mij onbekende dichters.
Allemaal in een context en eventueel met een andere dichter in
verband gebracht. Naast al die namen gaat het artikel vooral om de
waarde van mooi verwoorde gedachten die dieper graven dan we gewend
zijn. Het is een overzicht van het aanbod, maar ook een visie op wat
je met de poëzie kan.
'Luchtvaartliteratuur….?' Heeft een
opmerkelijk begin: “Die
literatuur bestaat niet.”
De
luchtvaart wordt gebruikt als onderwerp om andere zaken aan te
kaarten en het overgrote deel is oorlogsliteratuur, “'t
is ál moord en doodslag en sensatie (...)”,
aldus
vlieger Viruly.
Viruly
maakt zich vooral druk om het gegeven dat de luchtvaart de positie
van de mens heeft veranderd (eerder was hij maanden onderweg per
driemaster naar bijvoorbeeld Oost-Azië, in 1935 is dat een paar dagen),
maar dat daar niets van terug te lezen is in die zogenaamde
literatuur (hij noemt een positieve uitzondering: Vol de nuit van St.
Exupéry en dat maakt mij dan weer nieuwsgierig en geeft daarmee ook
de functie van dit boek aan; mensen geïnformeerd (meer) aan het
lezen krijgen). Overigens
vreest ook deze schrijver de bommen in de nabije toekomst.
De
schrijver van 'Wegen der Romantiek' gaat door op dat voorschotelen.
In 1934 verschenen 294 oorspronkelijke en 360 naar het Nederlands
vertaalde romans. De schrijver geeft een uitgebreide opsomming, met
Van Schendel, het debuut van Vestdijk, werk van Fabricius, Allen,
Corsarie, Doolaard, Schoup, Huxley etc. Ook hij staat stil, in tekst en een
voetnoot (hier worden Normann Angel met De ongeziene moordenaars en
Beverly Nichols met Alarm! genoemd), bij de oorlog en
de “bewapeningskoorts” in
“deze dagen”. En gaat vervolgens weer gewoon door met het kort voorschotelen van
boeken over liefde, kinderen, lichamelijke en geestelijke erotiek, de
toekomst en legenden. Er moeten zeker honderd boeken genoemd zijn in
de achttien pagina's. Het wekt wel de leeslust op.
In 'De
Radio en de literatuur' stelt P.H. Ritter (werkzaam voor de literaire
afdeling van het omroepbedrijf) zich voor hoe de radio meer en betere
aandacht aan het boek kan besteden. De AVRO man wil dat de aandacht
van amusement (jazz en voetbalverslag) meer naar geestelijk leven
verschuift. Praktisch: de aandacht voor het boek moet liever per
afzonderlijk boek dan met overzichten bereikt worden, een voorstel gedaan in een boek vol overzichten.ernstig
'De
nieuwe zakelijkheid in de literatuur' is zowel geschreven met een
afkeer van een opgelegd systeem van schrijven als een pleidooi voor
het afschaffen van “woordmooie” taal en het gebruik van niet
treffende woorden. Het pleit voor schrijven als ernstig ambacht.
Antoon Coolen schreef met 'Door het boek tot de
levende natuur' een pleidooi voor natuurkennis en tegen
natuursnobisme. Neerkijken op de boer vindt hij dom, die heeft immers
de natuur op zijn erf, in zijn boomgaard, op zijn velden. Verregend
papier tegen een boom is minder erg dan de metalen papiermanden van
gevlochten staaldraad in het bos, stelt hij ook. Zijn visie uit 1935
is in 2023 grotendeels niet meer houdbaar. Opvallend is het wel dar
kennis der natuur volgens hem ook bescherming van de natuur betekent.
Je hoort die visie nog steeds veel. Ik vraag me regelmatig af of dat wel zo
is.
Een beperkt onderzoek naar 'Wat lezen onze jongeren' in de
vorm van een enquette op Lycea en HBS'en door heel Nederland laat
zien welke schrijvers de leerlingen lazen in verschillende
categoriën, zowel de meisjes- en jongensboeken als romans en reizen
en sport. Cissy van Marxveldt komt bij de eerste categorie
bovendrijven, Karl May bij de tweede, Van Schendel bij de derde en
Viruly bij de vierde. Gemiddeld werden er vijf boeken gelezen in de
maanden voor het onderzoek. Met het nauwelijks lezen valt het wel
mee (waarover blijkbaar ook destijds gemopperd werd), oordeelt de schrijver dan ook. Er is ook gevraagd welke
rubrieken in de krant het gelezen werden. Sport springt er
ruimschoots uit, gevolgd door politiek.
Een artikel over
illustraties in boeken begint met een citaat uit 1646 dat men door “de
boecken sulcken schoonen doec voor 't hoofd te binden, datter Goden
en Godinnen schijnen te woonen. Maer binnen comende, liever Godt,
isser niemandt thuys....” Een
vrij streng opstel volgt na dit begin. Fotografie is geen kunst,
omdat de camera geen ziel heeft die emotie vastlegt. Verkleinen van
houtsnedes is bijna een misdaad. Graficus Poortenaar gebruikt mooie
beeldspraak en heeft ook zestien pagina's met illustraties op laten
nemen. En sluit luchtig
af
met het zingende kind dat door het lied alle regels omver blaast.
'De vrouw als huishoudkundige' wil afrekenen met het
denkbeeld dat bekwaamheid als huisvrouw en kennis niets met elkaar te
maken hebben. “Het
is hoogtijd te gaan begrijpen, dat voor het hedendaagse gezin kennis
en boeken vertrouwder gidsen zijn, dan instinct en intuïtie,” Het
artikel bevat een scala aan onderwerpen van de was tot opvoeding en
wordt afgesloten met 47 eindnoten, meer dan alle andere noten in het
boek samen.
Het stuk over 'Onze
kinderliteratuur' (door Nienke van Hichtum) gaat erover hoe
die kinderboeken beter zijn geworden; zonder kinderachtige toon en
met meer aandacht voor het echt kinderlijke. Ze noemt in dat verband
Nellie van Kol die het kindertijdschrift 'ons Blaadje' had opgericht.
Een magneet voor betere Nederlandse verhalen vanuit de hele wereld,
van India tot Vlaanderen. Maar Van Hichtum wil nog meer. Ze wil een
winkel waar alleen kinderboeken verkocht worden. Soms worden ook de
betere wensen eens verhoord.
Het boek sluit af met een artikel over
techniek, vooral voor de jongens die hier zo van houden. En we leren
dat de toekomst is aan de
dieselmotor. Tenminste dat schrijft Ir. Telder. Negentig jaar later
zetten beelden op het nieuws dat idee op losse schroeven en anders
laten de wetenschappers van het IPCC ons dat wel weten. Verwondering,
waarvoor Telder pleitte, wordt vertrapt onder gewoontes van velen,
gevestigde belangen en de idee dat de techniek wel met een oplossing
zal komen. En zo komen we niet tot de oplossingen die het Klimaatpanel
noemt.
Tijdens het lezen wordt telkens duidelijk dat niet alleen
het geschenk, maar ook de wereld is veranderd. Het is een
boekenweekgeschenk uit de tijd van verzuiling. Ze komen allemaal aan
bod inclusief aandacht voor stichtelijke/stichtende (met één zin
voor alle niet Christelijke vormen hiervan), katholieke en
protestantse literatuur.
Voor de liefhebber doe ik de inhoudsopgave bij dit blog met alle titels en de
namen van de schrijvers en kan ik hier en daar wat overslaan. Niet
alle van de zestien bijdragen hoeven mij immers zo te boeien dat ik
er iets over schrijf. Grotendeels doet het dat wel. De huidige vorm van boekenweekgeschenk zou
ik niet willen missen, maar deze vorm is niet minder interessant.
* In januari 2020 besteedde ik aandacht aan Rondom het boek 1936.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten