zaterdag 30 november 2019

Boeken in november

Amazone, Marlène Sjerps, Zandvoort, 2019.




***

Guus Kuijer beschrijft in Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt het leven van een kind in een wereld die een gekkenhuis is. Idioterie is de norm en wat gewoon zou moeten zijn, is het maffe. Kinderen worden er niet serieus genomen, maar dienen als brandstof voor auto's en zijn er om levens grootser te maken.

Maar ook een oude vrouw is weggestopt in een kast. Als Mieke haar mee wil nemen zegt ze: “Ouwe mensen en kinderen, wat kunnen die beginnen?” Alleen de gekken schijnen te weten wat je in zo'n geval moet doen: de pillen in je mond stoppen en zo snel mogelijk weer uitspugen als de behandelaars het niet zien. Ze leggen zich niet neer bij een knellend regime.

De illustraties zijn van Mance Post. De flaptekst vat het boek goed samen (een zeldzaamheid) en waarschuwt dat het geen Madeliefboek is (je weet wel wat later op TV kwam met dat aanstekelijke muziekje) en stelt: “Een lief boek is het zeker ook niet.” Maar wat mij betreft ook niet onlief.

***

Ilja Ilf & Jevgeni Petrov schreven Het gouden kalf. Het gaat over de groot-combinateur/oplichter Ostap Bender die achter het geld van een miljonair aanzit. Bender kenden we al uit de speurtocht naar de juwelen in de twaalf stoelen. Over de plot gaat deze signalering niet, dat zou het plezier weghalen die bij de eerste lezing van een boek als dit hoort.

Het Gouden kalf bevat een voorwoord van de auteurs en een nawoord van de vertaler Arie van der Ent. Beide had ik nodig om de sterk ironische roman te plaatsen. In het voorwoord schrijven Ilf en Petrov dat een strenge burger over hun schouders meekijkt of de wederopbouw van de Sovjet Unie aan het eind van de jaren twintig niet al te jolig wordt beschreven. Ze beloven zich er niets van aan te trekken. In het nawoord van de vertaler staat dat:  
“We kunnen kiezen: de duivel Bender gedraagt zich misdadig tegen de heilige maatschappij óf de heilige Bender klaagt een misdadige maatschappij aan. Veiligheidshalve koos de Sovjet kritiek altijd voor de eerste variant.” 
De vertaler gelooft dat de tweede dichter bij de bedoelingen van het schrijversduo komt.

Zeker de lezer van nu kan moeilijk om die kritische variant heen. 'n Voormalig inspecteur van onderwijs, die Bender tegenkomt op zijn omzwervingen, stelt: “Nergens kon je ontkomen aan de sovjetstructuren,” niet in het werk, niet thuis, niet in de taal. Je kan dit lezen als ironische kritiek op de aanhangers van het Tsaristische Rusland, die in hun onwetendheid of kwade wil het bewind beschimpen, maar daarvoor zijn er toch net te veel kritische stemmen in het boek. Die zaaien minimaal twijfel over de gang der Sovjet geschiedenis.

Het draait in het Gouden Kalf, net als de 12 stoelen, toch ook om een vermakelijk boek, met: zeer veel rare fratsen; een kijkje in de psychiatrie met patiënten zo gezond als een vis die bang zijn van de zuiveringen en daar hun tijd uitzitten; de luimen van het journaille (ook uit het buitenland) die als het nodig is non-informatie of van anderen gejatte verhalen verkopen; de overdreven ijverige en rigide aanpak van de vijf jaren plannen waar record na record gebroken wordt; een beetje liefde, maar niet teveel; ideologische blaaskaken; en het verlies van de lach en wijnkelders onder het hyper-serieuze socialisme. Om dat laatste te onderstrepen: miljonair Korejko at niet “maar verrichtte fysiologische opname van de vereiste hoeveelheden vet, koolhydraten en vitaminen in het organisme.”

Met veel intellectuele bagage wordt het verhaal geschreven. Schrijvers en politici worden opgevoerd om het verhaal te kruiden. Achterin het boek wordt in acht pagina's uitgelegd wie ze zijn. Of ik dat echt allemaal wil weten? Nou nee. Bovendien weet ik dat ik al snel weer vergeten zal zijn wie Grigori Potjomkin was. Maar de uitleg van de feiten voegt vaak wel inhoud toe, bijvoorbeeld als wordt beschreven dat Petljoera een Oekraïens politicus is onder wiens bewind talrijke pogroms plaatsvonden. Hij komt voor in een raamvertelling en laat daarin de eeuwige Jood vermoorden. Magnitogorsken is een nieuwe, uit de grond gestampte stad, en een bijvoorbeeld een toevluchtsoord voor een koppel in het boek.

De kleur van de landschappen, de grillen van de personages en de onverwachte wendingen maken van het Gouden Kalf een vermakelijke parodie op de Nieuwe Economische Politiek (NEP) onder Stalin en dat in taal die nu nog steeds eigentijds aandoet. Ik zou zeggen: lezen!

***

In de straat waar ik woon zitten een paar plastic kraaien. Sommigen zijn bedoeld om de duiven weg te houden, een zit er balorig op een verkeersbord. Het zijn de kraaien waaraan ik moet denken bij het lezen van Verdriet is het ding met veren door Max Porter. Toch lees ik het vanwege de kraaien in de duinen bij Hoek van Holland. Dat komt doordat iemand me op Porters boek wees toen ik 'n passage over die Hoekse kraaien schreef.

Het ding met veren is inderdaad een krassende kraai, een kraai die kan Kr, Kr, Kermen. Net zo slim als die kraaien in de duinen en misschien nog wel slimmer, omdat we kunnen lezen wat hij doet en wat hij denkt en bij dat alles is hij lenig met taal. Hij is een van de drie stemmen in het boek: de vader, de jongens (die later mannen zijn) en kraai vertellen het verhaal van rouw na de dood van de moeder. Ze doen dat met verhaaltjes, woorden en klanken, korte fragmenten, kortom steeds andere vormen. Alleen al daardoor een boekje om nog eens te lezen.

De kraai helpt het rauwe te kneden, te krassen, te schoppen en niet alles te laten verstikken. Hij zegt dat we dingen kunnen “zoals verdriet opeten, geheimen ontgeboren laten worden en theatrale gevechten voeren met taal en met God.” Hij laat de jongens een tekening van hun moeder maken, maar dat was een boze droom. Die jongens wilden hun echte mamma. De kraai verlaat het gekortwiekte gezin weer als de wanhoop verdwenen is en het verdriet rest, “daar heb je geen kraai bij nodig.”

De vader is een schrijver en schrijft een boekje over Ted Hughes, ook vandaar die kraai. Deze moeder komt door een ongeluk aan haar eind, een val op haar hoofd, net als de Koningin in een grimmig sprookje dat de vader vertelt en waar ieder desondanks nog lang, gelukkig en rijk verder leeft en dus niks geen oven, zoals bij de zelfmoord van Hughes partner de dichteres Sylvia Plath.


Deze kraai fluit een wijsje: “Hij klinkt warempel als een tuinfluiter of God beware me Ivor Gurney.” Ik ken Ivor niet en zoek hem op. Ook al zo'n vrolijke Frans, dichter, schrijver van liedjes en manisch depressief. Er is een onderstroom in het boek, die zwartheid laat vloeien onder de rouw. Anderzijds is het ook een verhaal dat steeds meer lucht geeft aan de vader, de jongens en uiteindelijk de as van de moeder.

Nog even terug de kraaien in de duinen. Die krijgen gezelschap van de kraaien in Yorkshire ze zijn zo slim en zorgden dat ze net ver genoeg uit de buurt bleven als een van de jongens op ze schiet, omdat hij niet houdt van kraaien, net zo min als van Ted Hughes. “Waanzin. Pretentie. Ontkenning. Mateloosheid. Onzin,” noemt hij als volwassene zijn werk.

En nog even terug naar de plastic nep-kraai. Die zit ook in het boek. Het is het verjaardagscadeau dat vader krijgt van moeder, als die nog leeft en haar schouderbladen nog kan laten kussen.

***

De vraag die overblijft na het lezen van Hippie door Paulo Coelho is of Karla nog leeft en wie het is geworden. Karla is de vrouw waarmee de Paulo uit het boek in de Summer of Love met de Magische bus (voor $70) vanuit Amsterdam naar Nepal trekt.

Als ze in Istanboel belanden dan blijft Paulo hangen. “Heeft een schaduw macht over de zon? Nee, geen enkele. Stap uit de schaduw, ga in de zon staan en kies ervoor je te laten inspireren door zonnestralen, meer dan door wijze woorden,” met die opdracht begint zijn Soefi avontuur aldaar. Het zal bijna een jaar duren. Karla trekt verder naar Nepal.

Volgens Coelho is het boek autobiografisch, alle personages echt, “maar met uitzondering van twee hebben ze andere namen.” In zijn epiloog verhaalt hij van een bezoek aan Amsterdam voor een lezing en hij kon zich tijdens het spreken niet beheersen en vroeg: “Karla zit je in de zaal?”
 
Hippie leest in een rotvaart, de 280 pagina's zijn dus snel op, en dat is niet erg, want het is een boek vol vaag gezwam en weinig verhaal en mooi geschreven vond ik het ook al niet. De studenten opstand van 1968 wordt weggepoetst als een evenement zonder reden en een die geen sporen naliet. Weg van de strijd op naar liefde voor jezelf, de ander en een Godheid. Ik zou het boek niemand aanraden of je moet behoefte hebben aan een niemendal tussendoor.


Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
She, Marlène Sjerps, Zandvoort, 2019.

2 opmerkingen:

Ron Roelandt zei

Fijn je enthousiasme over Porter te lezen.
"Hippie" stond op mijn te-lezen(?)-lijstje. Nu niet meer.

martin zei

Ik zag in de bibliotheek dat het een populair boek is. Er stond een heel rijtje van. Hippie lag hier opd e kast en de kleuren van de omslag spraken me aan, mooie titel ook. Schone schijn.