maandag 15 januari 2024

Het theater, de brief en de waarheid



Het theater, de brief en de waarheid, is de titel van het boekenweekgeschenk van 2000. Het is geschreven door Harry Mulish. Het bevat twee visies op min-of-meer hetzelfde verhaal. Beide kunnen niet tegelijk waar zijn.
Motto: “Wie begrepen wil worden, geve geen uitleg”
Diderot, Paradox over de toneelspeler
De eerste is de beschrijving van de crematie van Magda. Ze is de vrouw geweest van Herbert Althans. Toneelschrijver Felix bekijkt jaren na die rouwplechtigheid de videobeelden die hij er van heeft om deze om te zetten in een dramatische monoloog en zo kan de lezer ook meekijken. Mulish haalt er meteen de Griekse oorsprong van het gebrip bij.* Soms zou je die gymnasiasten wel eens een door de mangel willen trekken. De pedante alwetendheid komt in het 'Tussenspel' aan de orde in een dialoog met collega toneelschrijfster Vera vervolgens de tweede visie zal vertellen.

Herbert is een toneelspeler die onlangs zijn eigen antisemitisch gemotiveerde ontvoering in scene heeft gezet, zo lezen we in deel 'I, Herbert'. Hij erkende zijn eigen aandeel achteraf en claimde ook de dreigbrief die de hele affaire in gang zette geschreven te hebben. Die brief was in een X-twitterachtig antisemitisch taaltje geschreven en gericht tegen zijn gezin. Nu zijn vrouw was overleden kwam hij erop terug en vertelde meer over de kwestie. Herbert had zich intens uitgesproken tegen het opvoeren van Het vuil, de stad en de dood van Rainer Werner Fassbinder, een omstreden toneelstuk uit 1975.

Die opvoering had ook het werkelijke Nederland flink beziggehouden in 1987. Mulish schrijft dat hij er zijn verbeelding op losgelaten had en dat het literaire verhaal nauwelijks nog iets te maken had met de lotgevallen van Jules Croiset, de toneelspeler in kwestie. (Croiset en zijn vrouw leefden beide nog toen het geschenk geschreven werd.) Toch doet het hele boek wel sterk aan
die affaire denken, ook al is ze volgens de auteur niet meer dan de aanleiding voor zijn verhaal en geen beeld of interpretatie ervan. Bij mij rakelde het lezen van dit boek de kwestie weer op.

Acteur Jules Croiset was een van de activisten tegen de opvoering van het toneelstuk. Er was in november '87 al van de opvoering afgezien, nadat een discussie tussen voor en tegenstanders tot een stellingenoorlog had geleid. Columnist Nico Scheepmaker verwoordde de oplopende woordenwisseling als volgt:
“Ik vind dat alles moet kunnen en mogen, ook een opvoering van het toneelstuk Het vuil, de stad en de dood van Rainer Werner Fassbinder. Maar ik vind ook dat je niet alles zou moeten willen mogen, bijvoorbeeld de opvoering van Rainer Werner Fassbinders Het vuil, de stad en de dood.” Dat zijn twee kanten in het debat in één stelling. Het tekent daarmee de controverse. Er zijn mensen die goede redenen zien het stuk niet of juist wel op te voeren. Want ook voor dat tweede valt wat te zeggen en of wat tegenin te brengen.

Croiset ontvoerde zichzelf in december van dat jaar en krast net als Herbert uit het verhaal van Mulish een hakenkruis op zijn borst en '6.0000.0000 + 1' op zijn arm.
“Er was iets geknapt in mijn koppie,” zou Croiset later zeggen. Het debat was met zijn geest aan de haal gegaan. Mulish noemt de perikelen in het in het nawoord op het geschenk een even fantastische als reële onderneming. Woorden van Max Arian balanceren mijnsinziens verstandig tussen verzet tegen antisemitisme en voorzichtigheid om dat niet te veel te zien: “Wat de affaire-Jules Croiset ook aantoonde, maar wat we eigenlijk al konden weten: verzet tegen antisemitisme is goed, maar kan vormen aannemen die meer angst veroorzaken dan datgene waar men zich tegen wil verzetten.”

Je kan dit boekenweekgeschenk nauwelijks lezen los van wat er in het echte Nederland gebeurde. Vertaler Gerrit Bussink plaatste het stuk in een actuele context door er op te wijzen dat het geschreven was als reactie op het vervangen van het idyllische West End in Frankfuhrt door kil kantoorbeton. Daartegen keerde Fassbinder zich in het toneelstuk.
“Het is een stuk over kapotte mensen in een kapotte stad, een samenballing van het levenloze,” aldus Bussink in de Volkskrant. Destijds had iedereen een mening over het stuk, ook ik, maar welke weet ik ruim 36 jaar later niet meer.

In 2002 zou het toneelstuk alsnog opgevoerd worden. Dat is na de uitgave van het boekenweekgeschenk.
In Trouw schreef journaliste Hanny Alkema: “van boze reacties of enige wanklank is geen sprake. Het lijkt erop dat de gevoeligheid van destijds is gesleten, zodat stuk en voorstelling op hun werkelijke merites beoordeeld kunnen worden.” En Max Arian schreef in De Groene Amsterdammer een aanbevelenswaardig artikel dat vele kanten van de Fassbinder-rel raakt. Arian stelt bijvoorbeeld over het toneelstuk: “Een tekst die ongerijmd is en tegen alle haren in strijkt, maar die allerminst antisemitisch is. Integendeel, hij waarschuwt voor nieuwe, naoorlogse vormen van antisemitisme.”

In
Het Theater ... wordt vooral stelling genomen tegen het toneelstuk, waarin de rijke naamloze jood wordt opgevoerd. En het is ook bijna alsof Croiset gerehabiliteerd wordt voor zijn misstap. Er was niet iets gebroken, zoals in de realiteit, maar er was een nobele reden voor de hele enscenering. Dan komt er een draai, want een tragedie – “niemand weet meer wat dat woord inhoudt” – is de botsing van twee onverenigbare waarheden, zo doceert de tekst.

In deel 'II, Magda', doet de vrouw van Herbert het woord in een zelfde rouwcentrum, met eenzelfde inrichting,
en met vergelijkbare lotgevallen. Niet zij, maar Herbert stierf een tragische dood. Dit deel wordt geschreven door Vera, die net als Felix is gevraagd een dramatische monoloog te schrijver voor het gezelschap Hypocriet. (Dit woord voor huichelaar heeft een Griekse toneelachtergrond en was de 'antwoorder' die reageerde op het koor, legt de tekst uit. Schijvers leven met en van woorden, en zo'n uitleg kan ook mooi zijn, bedenk ik me inmiddels.) Ook in dit deel is er handelen uit medeleven met de partner en ook hier leidt dit tot meer problemen dan oplossingen. Door haar hulp had Magda niet alleen Herbert, maar ook zichzelf verloren.

Het boek is bijna een kwart eeuw geleden verschenen. Dat was een andere tijd. De tekst constateert zelf al de veranderingen door de komst van de computer en mobiele telefoon sinds 1987. De dreigbrief doet me echter denken aan teksten op twitter en X. De rel rond het toneelstuk is eveneens makkelijk in de hedendaagse confrontaties te plaatsen. De technologie mag veranderd zijn, maar menselijke reacties zijn niet zo nieuw; ze worden hooguit luider door de roeptoeter van de sociale media. Ook toen al liepen gesprekken en meningsverschillen uit de hand. Anderzijds werd na jaren debat de man die model stond voor de meest omstreden karikatuur uit het stuk, Ignatz Bubis, geïnterviewd en menselijk neergezet.

Mulish maakte een verhaal over het verstrikt raken in emoties als angst en liefde.
Hij gebruikte daarin een rel uit de geschiedenis van het Nederlandse theater. Hij kreeg bij het schrijven hulp van het echtpaar Croiset.

* Een dramatische monoloog “(...) is een misdeeld genre,- ofschoon het westerse theater 2500 jaar geleden, bij de grieken, toch met zoiets was begonnen: de klassieke, dionische dithyrambe, waaruit de tragedie voortkwam.”



Geen opmerkingen: