\*/
Egbert Eewijck
kende ik niet. Het verhaal De getuige
begint in een schuurtje achter het huis waar de door de crisis
getroffen Gijs Boskuil een goedkope maar ook goede
fietsenmakerswerkplaats is begonnen. Hij plakt er banden en herstelt
er wielnaven. Zijn zoontje Hannus van vier kijkt nieuwsgierig toe hoe
de bubbeltjes uit een lekke band komen. In het huis ernaast is zijn
vrouw Jansje met Sientje de dochter van twee. Op een dag stapt een
kennis uit vroeger tijden binnen die naar de buurman informeert. Met
dit bezoek begint de idylle scheurtjes te vertonen. Het verhaal wordt
verteld met de toon van een streekroman, met moralisme, maar raakt
ook een gevoelige snaar.
Egbert Eewijck komt er in
de kritieken niet best van af. Zowel zijn
boek 'Kunstzij'
als 'Even zonder'
wordt verweten nodeloos veel feiten te bevatten en zonder compositie
te zijn. Of er veel uit zijn schrijverschap kan groeien, vragen de
recensenten zich af. Pas met zijn boek uit 1938 'De
klimmers' komt er een
waarderend woord.
Over Drie
novellen en de bijdrage van Eewijck daarin
schrijft de man van vele kunsten Barend Roest Crollius in het Critisch Bulletin: “Minder
opmerkelijk, maar qua stijl en techniek bijzonder gaaf, is ‘De
getuige’ van Egbert Eewijck.” De
criticus heeft wel problemen mee dat het waarom van de wending in het
verhaal niet psychologisch wordt uitgediept en verklaard. Hij
beargumenteert dit mooi vanuit een visie op literatuur. Inderdaad
kwam deze wending vrijwel uit het niets. Toch waren er genoeg
elementen om er als lezer zelf een uitleg voor te zoeken. Het had
niet meer dan een alinea hoeven kosten dit tot een waterdichte
verklaring te schrijven. Of dat het verhaal beter had gemaakt?
Mogelijk. Maar het kan ook zonder.
Deze
novelle is het meest genoemde werk van Eewijck. Het andere is vrijwel
onder het stof verdwenen. In 1947 verscheen onder de titel 'De
gelukkige gast'
een uitgave met sprookjes, en een paar jaar later in 1951 de roman
'Op drift'.
We zouden niet veel meer van deze schrijver horen. Zelfs de
Nederlandse Bibliotheek heeft alleen zijn bijdrage aan het geschenk
als titel opgenomen.
\*/
Jan
Campert
werd in de al genoemde bespreking door Barend Roest van het geschenk verweten zich op
zijn slechtst te tonen in Deez'
kleine hand
: “Zijn
novelle is technisch zwak en de oplossing van het geval Vernon doet
‘gezocht’ aan.” Bovendien
vindt de recensent het slordig en met teveel herhalingen. De grote handen die
de jongen bij mevrouw Vernon zag – een Engelse die met haar hulp afgelegen in de duinen woonde – werden gevormd door
angst. Als ze gestorven is, blijken het kleinere zekere handen. Dat is
in tegenspraak met elkaar, meent Roest Crollius, die daarmee alleen
maar onderstreept dat in die vermeende tegenspraak meer wordt
verwoord dan er lijkt te staan. De schrijver heeft de titel ook vast
niet zomaar gekozen.
Mij valt het woord vroon
op dat ik niet kende: “Wanneer
men de hoofdweg naar zee insloeg, voerde halverwege een smalle
zandweg over het vroon en de lage duinlanden naar de woning van
Mevrouw Vernon.” Het
staat voor openbare gronden in de duinen met schraal grasland. Een
ander woord is kranten-uitknipsels. Het klinkt nu vreemd met dat
'uit' alsof je ook artikelen 'in' de krant kan knippen, maar ik ben
dan ook gewend aan het ook al versleten 'krantenknipsels'.
Het
verhaal had meer aangekleed kunnen worden. Maar ook hier is er
voldoende verteld om wat verborgen bleef tussen de regels te vinden.
Het is een dun verhaal (met op de verre achtergrond aandacht voor een
slopende vechtrelatie in Yorkshire), dat speelt in een mooie
afgelegen locatie aan de Hollandse kust.
\*/
Criticus Roest Crollius weet zeker dat de bijdrage Onweer, door M. Vasalis, de sterkste novelle is uit de bundel: “Het peilt de figuren dieper dan de beide andere novellen en munt uit door een verwonderlijk krachtige persoonlijke stijl.”
M.
Vasalis (pseudoniem van
Margaretha Leenmans) is
vooral bekend geworden door haar poëzie en die zie je ook in deze
novelle terug. Als je de bedrukte stemming in een kamer kracht bij
zet door te schrijven: “aan
het plafond liep een grote zwarte tor langzaam als een rouwkoets
voorbij. De kraan van de wastafel drupte nadrukkelijk (…),”
dan is een dichter aan het woord.
Er staan ook 'gewoon' mooie
zinnen in het Onweer. Mijnheer Pole voelt zich ongelukkig, maar dat
minder met een boek. Hij las overal en zo niet dan zocht hij
fossielen. “Door
deze levenswijze behoefde hij zijn eten niet te proeven, geen
conversatie te voeren, zijn bed niet te merken en zich niet in mensen
te verdiepen, dan in diegene, die duizenden jaren dood waren.”
Mijnheer
Redhurst is ook een hartstochtelijk lezer, maar ook een man waarop
Pole jaloers is vanwege zijn onverstoorbaarheid. Over deze Redhurst
wordt gezegd: “Hij
had nooit gestudeerd, doch was zo ontwikkeld als alleen een
ongestudeerd man kan zijn.” Vasalis zelf, de
gymnasiaste die haar Nederlandse achternaam verlatiniseerde, een
studie psychologie had afgerond, trouwde met een academicus, stuit
hier op haar eigen vorming; maar er zijn andere manieren om kennis te
vergaren dan in de banken, zo schoteld ze de lezer voor.
Redhurst en Pole botsen op het onweer en
dat blijkt hun goed te doen.
Het
verhaal speelt in een hotel in de Zuid-Afrikaanse halfwoestijn, de
Karoo, waar zieken verblijven om aan te sterken of rust te vinden.*** Thematiek
die dan al of later in de poëzie van M. Vasalis is terug te vinden,
zit ook in Onweer, zoals een plotselinge wezenlijke ommekeer of de natuur als
metafoor voor innerlijke ontwikkelingen.
De bundel had de basis kunnen zijn van een drietal korte films, meende ik na het lezen van de eerste twee novelles. Dat idee blijft overeind na het lezen van Onweer.
Het zou het laatste geschenk in deze vorm met drie novelles zijn. Een jaar later zou er veel poëzie omheen opgenomen worden.
Noten:
*
De
hele
bundel is daar te lezen
als pdf,
txt
of epub
of als scan.
Van Lokhorst en Van Vriesland stelden deze uitgave samen en zouden
ook de geschenken van 1939 en 1941 samenstellen.
** In hetgeschenk voor 1941 zou het gedicht De
kleine zeemeermin
van haar hand verschijnen.
***
In 1937 verbleef de schrijfster er zelf ook negen maanden vanwege
gezondheidsproblemen. Zie: Maaike
Meijer en Jessa Bertens, 'M.
Vasalis', in Kritisch lexicon van de moderne Nederlandstalige
literatuur, september 2007.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten