Merkwaardig een dichter die aan politiek doet, is een slecht politicus geloof ik.
Brown tegen Pankow, p. 48
Als ik het toneelstuk De
pantserkrant van Menno ter Braak wil
gaan lezen, blijkt dat de pagina's niet van elkaar losgesneden zijn.
Het verscheen in 1935, maar ik ben de de eerste die dit exemplaar met
een koksmes leesbaar maakt. Los daarvan het zou best wel weer eens op
de planken mogen.
Het toneelstuk gaat over een krant die door de zakelijk directie
is verkocht aan een firma in typemachines die in feite een grote
wapenfabrikant is. De krant heeft daardoor baat bij een redactionele
lijn die een sterke man aanbeveelt, het gepalaver in het Parlement
afwijst en waar politieke commentaren beter vervangen kunnen worden
door onschadelijke ethische overdenkingen. Lees in die context ook het citaat hierboven: politiek moet zakelijk blijven.
De
boekbespreking
die ik las, voordat ik deze signalering schreef, was bepaalt geen
reclame: “De heer ter
Braak, die te onzaliger ure de stoel van Borel aan Het Vaderland
heeft beklommen, verbaast met bijna elke nieuwe publicatie den lezer
weer door de uitingen van zijn abstraheer- en analyse-ziekte. De
zelfgenoegzame eigenwijsheid, het hautaine air welke het gedrukte
woord van dezen heer kenmerken, leert men overvloedig kennen in het
‘tooneelspel’ ‘De Pantserkrant’.” Recensent P.H.
Minderaa, die schreef voor het Christelijk Letterkundige
Tijdschrift Opwaartsche probeert wel
meer schrijvers met de grond gelijk te maken.
Op
de laatste pagina's schrijft Ter Braak waarom hij het
propagandistische toneelstuk in een opwelling schreef. Dat was niet
in het minst om de artikelen over “een
dier kooplieden, een zeekere heer Koster, geruime tijd eerelid van de
patriotische vereeniging Onze Vloot en daarbij krachtig werkzaam voor
de negotie (…) In Nederland bestaat voorzoover mij bekend, geen aan
de wapenindustrie verkochte pers; ons fatsoen blijkt toch ergens goed
voor te zijn; maar er bestond reeds een heer met den goed
Hollandschen naam Koster, die met wat meer ambitie wel directeur van
een populair blad voor het argelooze huisgezin had kunnen zijn.”
Die
Koster was de eerste commandant van een Nederlandse onderzeeboot,
werkte met de Amerikanen aan de ontwikkeling en verkoop van
onderzeeërs, en voor de nazi partij probeerde hij de productie van
machinegeweren te stroomlijnen. Onlangs
besprak ik een boek waarin hij voorkwam. Onze Vloot bestaat nog
steeds,
Koster siert nooit de krantenkolommen, waarom zouden we die oude koeien uit de sloot halen. Toch las ik door hem dit toneelstuk. Ter Braak voegt overigens toe dat hij meer waardering heeft voor een wapenhandelaar dan voor de machtigen achter de schermen die het volk laten loeien over ras en nationaliteit. Het was 1935.
Koster siert nooit de krantenkolommen, waarom zouden we die oude koeien uit de sloot halen. Toch las ik door hem dit toneelstuk. Ter Braak voegt overigens toe dat hij meer waardering heeft voor een wapenhandelaar dan voor de machtigen achter de schermen die het volk laten loeien over ras en nationaliteit. Het was 1935.
***
De zwijgende wind van de Pampa, zwaar giftige ombúbladeren. “Het
is net een sprookje,” zegt de man tegen de vrouw. De man
reageert: “O nee, zo erg is het ook weer niet.” Het is een
kort uitstapje naar Zuid-Amerika in een boek dat verder in Azië en
Europa speelt. In Zuid-Amerika hebben ze wel een visie op Engeland,
het land dat, na India, een tweede viool (maar wel een wezenlijke
partij) speelt in het boek. “Bent u allemaal zo vreemdsoortig in
dat koude Engeland van u?”, vroeg de buurman van de man en
vrouw in Argentinië. De vrouw zit in het verhaal omdat bij haar de
twee hoofdrolspelers terecht komen als ze net uit een lijnvliegtuig
uit Mumbay zijn gevallen: filmster Djibriel en toneelspeler Chamcha.
Het Arabische schiereiland doet ook mee, maar ik zou zeggen niet zo
voornaam als India (Bombay/Mumbay) en Engeland (Londen). Toch heeft
dat alle aandacht naar zich toe gezogen. De duivelsverzen van
Salman Rusdie is een beetje kapotgemaakt door de ayatolla's en
moella's van Iran. De ongeloofwaardigheid van de profeet Madoen wordt
uitgewerkt in bijvoorbeeld een passage waar stil wordt gestaan bij
het opmerkelijke verschijnsel dat de aartsengel hem precies
influistert wat de zakenman goed uitkomt als het om zaken en het
hebben van veel vrouwen gaat. Het verhaal van de profeet wordt in het
boek genoemd als filmscript: “Maar zouden de mensen er geen
schandelijke godslastering …,” vraag een redacteur van een
filmtijdschrift aan de producer. “Absoluut niet,” antwoord
deze “een verhaaltje is een verhaaltje, feiten zijn feiten.”
En een roman is een roman, zou ik ten overvloede nog toe kunnen
voegen. Alsof dat alles nog niet genoeg is om de nuanceringen te zien, wordt een groot deel van dat
Madoen verhaal verteld, omdat Djibriel ze na de val uit het vliegtuig niet
allemaal meer op een rijtje heeft.
Kapotgemaakt is het boek, omdat het dus niet in eerste plaats om de
islam draait in De duivelsverzen. Ja het richt zich tegen
godsdienstfanatisme, maar daar is in een boek dat begint en eindigt
in India alle reden toe. Het boek neemt alles op de korrel. Ook het
tegenovergestelde van regligieus fantisme. Misjal, de in vlinders
gehulde leidster van bedevaart van arme dorpsbewoners, zegt tegen
haar beschermheer: “Er is hier iets aan de hand, Saïed, daar
kun jij met je Euroepse import-atheïsme niet bij. Of misschien zou
je dat best kunnen als je eerst eens onder je Engelse kostuum zocht
waar je hart zit.”
Het boek gaat ook over toneelspelen: “T'neelspeler zei je toch?
Mag 'k gráág aan 't warrek zien, 'n goeie T'neelspeler,” zegt
een politieagent tegen Chamcha die mishandeld en vernederd wordt in
een busje van oom agent. Het gaat over de drang tot assimilatie door
migranten in Engeland. Over het racisme dat ze tegen komen: op straat
door de politie; door de bestaande structuren. In die zin is het boek
uit de jaren tachtig. Het tegenwoordig geëiste respect voor de
politie zit er niet in. Opsporen doen ze om een schuldige aan te
wijzen, niet om de dader op te sporen. Het is verfrissend om
dergelijke kritiek op de hermandad te lezen.
Het boek draait om India. Je kan je dan wel aan willen passen aan
Engeland als je daar woont, het Engeland dat een stuk minder beschaafd is dan
gedacht, maar uiteindelijk kom je ook elders vandaan, waar ouders
sterven, oude liefdes wonen, draadjes bij elkaar komen en
herinneringen leven. Daar “kun je eindelijk eens ophouden met
toneelspelen,” zegt de oude liefde, die nog leeft, tegen Chamcha.
Het is zo'n boek waar je het einde aan ziet komen als dat van een
geslaagde vakantie, die nog door mag blijven gaan. De wondere wereld
van Londen uit Indiaas gezichtspunt, het platte land van Zuid-India,
en Mumbay, wat destijds nog Bombay heette. Het is ook een boek dat
uit zijn voegen barst van de dubbele betekenissen, van verhaallijnen
die elkaar snijden, opvolgen, aanvullen of uitvlakken. Al zou ik het
nog een paar keer lezen, iedere keer zou ik nieuwe dingen lezen.
***
Misschien zijn het wel de
mooiste boeken die gaan over vrijwel niets en tegelijk over alles.
Een verhaal tussen twee boten, twee liefdes, rondom visserij, 'n witte hond,
een krant en dat vertelt dat iedereen moet leren dat dood geen slaap is. The
shipping news is in 1993 geschreven door Annie Proulx over leven op Newfoundland, een uithoek van Canada.
Meegenomen door een tante
komt Quoyle, vader van twee kinderen, die net zijn liefde van zijn
leven is verloren, terecht in de uithoek waar zijn hele familie
vandaan komt. Terug naar vroeger, zoals je zoveel ziet; het
vertrouwde. Hij zelf was er nog nooit geweest, zijn tante en vader
wel. Dat vroeger krijgt hier de vorm van een groen huis op een rots.
Die ontmoeting met het verleden maakt onbekende en niet vertrouwde spoken
wakker.
Ieder hoofdstuk van The
shipping news begint met een omschrijving van een knoop. Ze hebben te
maken met het volgende hoofdstuk. “Om glijden tegen te gaan,
heeft een knoop wrijving nodig, en om wrijving te krijgen moet er een
vorm van druk zijn. Deze druk en de plaats in de knoop waar ze
optreed heet de kneep. De betrouwbaarheid van een knoop lijkt alleen
te berusten op zijn kneep.” (Hoofdstuk 12). De literaire waarde
van 'knopentaal'. Je moet er maar op komen.
Hoewel sporadisch wordt
afgeweken van een knoopbegin. De krant heet de Gammy Bird, de naam
voor de eidereend op Newfoundland. Waarom dat zo is, wordt ook
uitgelegd in zo'n stukje. De krant heeft zelf niet zoveel van
vriendelijk murmelende eenden. Het is een lokale krant die het moet
hebben van sensatie (rechtbank verslaggeving), auto- en scheepsongelukken, van de radio opgepikt buitenlandnieuws en een restaurantrubriek.
'A hard bite,' denkt Quoyle als hij zich voor het eerst op de
redactie vertrouwd maakt met de krant.
De eigenaar, Jack Buggit
is een man die liever vist dan de krant bestiert en dat werk uit
handen heeft gegeven. Hij is “een beetje gek,” volgens
Quoyle. Je zou hem tegenwoordig al gauw een boze witte man noemen.
Hij loopt op tegen de maatregelen van politici ver weg als het gaat
om visquota. “Zelfs Einstein kan het niet begrijpen,” zegt
hij. Hij loopt verloren rond in een wereld die veranderd. Pas toen de
boze witte mannen Wilders en Trump voortbrachten, werd hun verhaal
nieuws en er soms oprecht naar geluisterd. Jack Buggit zorgt ervoor dat er naar hem geluisterd wordt.
Het verlies van wat was komt uitdrukkelijk aan de orde, maar: “Mensen waren alleen maar
aardig, omdat het leven zo smerig was en je het je niet kon
veroorloven vijanden hebben. Het was allen zwemmen of allen
verdrinken. Een situatie die mensen aardig maakt.” In hetzelfde
gesprek over vroeger, gaat het ook over nu: de milieuvervuiling door de olie industrie, de troep op
de bodem van de zeeën die netten openrijt, 'n industrie die schermt
met banen maar het vet van de soep eet en dan weer vertrekt en de
boel de boel laat.
In een boek dat over niets gaat verwacht je geen
zin als “Zesendertig jaar oud en dit
was de eerste keer dat iemand ooit zei dat hij wat goed deed.”
Woorden zoals die in de vraag “als je
een vis strijkt wordt die dan zo groot als een kleed?”
en het antwoord daarop“Ik denk groter,
als je hem uitvouwt,” maken het lezen
prettig. Het boek zit vol mooie zinnen, maar blijft ook een gewoon
boek. Het is daarom niet plat, maar gaat over de subtiliteiten van het leven,
de lagen van het bestaan én over liefde. Inderdaad vrijwel alles. Het kan dat
liefde soms komt zonder pijn en verdriet, zo sluit het boek af.
Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten