Voor
vertrek klinken woorden over golven die uit zee aanstormen, over
brede stranden komen en nooit een korrel zand verdringen. Onderweg
zie ik een strand dat juist steeds breder wordt en waarheen over
de vrije weg van de zee nieuw zand wordt gebracht. Het oude zand
raakt steeds verder van de branding. Op dat uitdijende strand
spelen kinderen met opa's tijdens de herfstvakantie aan zee.
In
de duinen bloeit nog geel en wit, maar die kleuren zijn er alleen
als het vriest niet meer. Er is ook het paars van het slangenkruid
en roze van zeep- en duizendguldenkruid. Rond een duinplas staat
een onbekend bloempje. De enige reden dat ik het zie is het even
afstappen en met mijn neus gebogen naar de grond kijken wat in het
krakende gewas verborgen is.
| Veldgentiaan.
|
Als ruigte plaats maakt voor
landbouw, is daar wat wel haast de koolschuur van de wereld moet
zijn. Een trekker met een kar en mannen die de afsneden ronde rode
en witte kolen oprapen, netjes optassen in enorme kratten die
elders de koeling ingaan. Stroet heet een gehucht langs de weg,
ergens tussen Tuitjenhorn en Tjallewal.
Het is een stap weg
van de wereld waar iemand zingt:
Stil maar jochie
Huil maar niet,
Leg je hoofd te ruste – slaap zacht.
In je dromen zul je draven
En een blik weg van het TV-scherm waar
konikpaarden vanwege klimaatverandering door hun hoeven zakken en
het strand niet uit liefde voor de korrels, maar uit bittere
noodzaak wordt verbreed. Thuis staat er een pan met preistampot.
Alles gaat op. Maar hoe dat mooie roze bloemetje heet weet ik nog
steeds niet.
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten