donderdag 1 april 2021

Boeken in maart

Laatst gelezen boek boven.

De campagne Nederland leest is bedoeld om met een boek gesprekken op gang te brengen en lezers te verbinden. Het thema voor 2020 was Kleine geschiedenis, grote verhalen. Lezers kregen daarom in november Het zwijgen van Maria Zachea van Judith Koelemeijer cadeau van de bibliotheek, een boek dat goed past binnen dat thema.

Het vertelt twaalf verhalen van zoons en dochters van Maria Zachea. Ze verzorgen haar in de nadagen van haar leven. Maria was de echtgenote van hovenier Tinus Koelemeijer uit Wormer, de laatste plaats in het lint industrie kernen aan de Zaan. De Koelemeijers waren al sinds 1760 in Wormer gevestigd als hoveniers. De oudst bekende Koelemeijer was Khulemeijer uit het Westfaalse Steinheim. Het bedrijf zou overgaan van vader op zoon en tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw nauwelijks veranderen.

De moeder brengt als vrouw die thuis verpleegt wordt de familie weer samen daar waar de kinderen uit elkaar waren gegroeid. De spaarzame vader die zijn inkomsten oppotte wordt gevolgd door zoons die flinke huizen gaan bewonen en tweede huizen in Frankrijk, op de Veluwe of in Oostenrijk hebben. Het is een familie waar de zaken niet slecht gaan.

Maria kreeg tussen 1934 en 1953 dertien kinderen en een paar miskramen. De oudste zoon zou omkomen in militaire dienst. De andere twaalf leven nog steeds, zo vertelt het nawoord geschreven in 2020. De interviews zijn mooi geschreven. De gesprekken zijn tot lopende verhalen gemaakt, waardoor de geïnterviewden zelf aan het woord lijken te zijn. Er wordt gesprongen in de tijd van vroege jeugd tot latere leeftijd, van verzorging van moeder tot soms zelfs daarna.

Er is sprake van grote verschillen tussen de kinderen. Dat moet ook bijna wel als ze geboren en opgegroeid zijn in verschillende tijdperken. De oudsten zijn geboren in het interbellum, een aantal in de Tweede Wereldoorlog en de jongsten zijn in periode van de wederopbouw opgegroeid; tijdens de emancipatie van de burger en groeiende en meer gedeelde welvaart. Verschillen bestaan ook tussen studenten en werkers (de jongst dochter kan in beide groepen makkelijk functioneren). Er zijn nogal wat gymnasiasten onder hen. De twee oudsten werden helemaal naar de Spaarndammerbuurt in Amsterdam gestuurd om te kunnen leren. Het is opvallend dat drie zoons klassieke talen wilden gaan studeren. Een zoon gaat naar de tuinbouwschool in Beverwijk, de opleiding heeft nog een leerling nodig om die te kunnen starten. De jongste had aan leren een broertje dood en zou naar de LTS gaan. 
 
Vanzelfsprekend zijn er ook verschillende karakters. De oudste Jo neemt het leven zoals het komt, Nico steekt zijn nek uit en stelt ontwikkelingen in de familiekring aan de orde. Er zijn studenten, nozems en jongens die de bloemetjes graag buiten zetten. Er zijn meiden die keurig wachten, en nog eens wachten, op een goede partij er zijn er die voor het huwelijk zwanger zijn.

De verhalen trekken je van de jaren dertig tot jaren negentig door Nederland. De katholieke zuil, de Rock en Roll, de oorlog in Vietnam, auto voor privé gebruikt en euthenasie, zijn zomaar een paar trefwoorden uit verschillende periodes. In het geval van het gezin Koelemeijer komen daar tuinarchitectuur, van gras met border en grote groentetuin naar gewassengrindtegels of klimop als bodembedekker en sfeermaker een ontwikkeling die gepaard gaat met grote tuincentra bij.

De interviews vertellen één verhaal, dat van het grote gezin Koelemeijer en de sociaal economische context waarin het leeft. Het verhaal vertelt ook over personen die nauwelijks met elkaar praten, een stugge vader (die nogal wat van zijn kinderen het huis uit jaagt) en gezinsleden die politiek en emotioneel op verschillende sporen staan. Het zwijgen van Maria is het zwijgen van een gezin. De kinderen hebben zelfs verschillende ideeën waarom ze zou zwijgen: een tweede hersenbloeding, dementie, kwaadheid over hoe is behandeld, een verhaal uit verleden dat niet verteld mag worden, of simpelweg, ze kan niet meer praten. Maar ze hebben het daar onderling niet tot nauwelijks over.

Haar laatste stukje leven is ook niet vanzelfsprekend. De een vraagt zich af of het wel goed is dat ze naar huis is gehaald. Wanneer is het leven geleefd en mag het eindigen, is een vraag die in haar geval gesteld moet worden, maar aan de broers en zussen Koelemeijer wel heel voorzichtig. Zelfs over de professionele hulp bestaat geen eenduidige mening. De oudste zoon heeft de zuinigheid van zijn vader geërfd en vindt de verpleging te duur, zodat die wordt teruggeschroefd naar het minimum en vervangen door mantelzorg. De moeilijke levensvragen worden alleen als het niet anders kan omzichtig aan de orde gesteld, ze zijn conflictstof en conflicten zijn er al genoef geweest in het gezin Koelemeijer.

Hoe zou ik zelf antwoorden op de gespreksvragen die waarschijnlijk gesteld zijn om de hoofdstukken te schrijven: hoe was je jeugd, waar ben je op school geweest, wat vond je van je vader en moeder, hoe was je band met je ouders, zussen, hoe is dat nu? Hoe paste dat in de sociaal-economische situatie van dat moment? Wat betekende dit voor je vaderschap? Het is als vanzelf dat je bij het lezen dergelijke vragen gaat stellen en in die zin is het niet vreemd dat het boek zo populair werd en gesprekken en zelfs lezen op gang bacht.

***

Als in De witte vesting van Orhan Pamuk zou staan dat het dit jaar werd gepubliceerd, dan zou dat niet verbazen. Het is echter geschreven in 1984-1985 en toch zeer actueel. Dat geldt misschien veel boeken die gaan over de pest en invloed daarvan op de samenleving, zoals hier op die van 17e eeuws Istanboel. Het boek bestrijkt echter ook andere eigentijdse onderwerpen. Al zouden het maar de enorme geruchtenstroom, de complotten, en verdachtmakingen zijn die los worden gelaten op de Hodja een van de hoofdpersonages, zelfs als deze al lang elders verblijft en er geen weet van heeft, of juist daarom.

De witte vesting is opgebouwd uit vier delen. Een beschrijving van een gevonden manuscript door Faruk Darvmoğlu (karakter uit de roman Het huis van de stilte van Pamuk), het leeuwendeel is het manuscript zelf, een nawoord van de verteller en nawoord door Pamuk zelf uit 1986. Dit laatste is in conventionele zin geen deel van de roman, maar leest wel als een integraal onderdeel ervan.

Voorspellen

Pamuk's nawoord bevat onder meer een beschrijving van hoe een door de schrijver bedacht verhaal zich ontwikkelde tot deze roman, duidingen van opgenomen verwijzingen naar andere boeken en hoe het boek in de literaire traditie past van verhalen over het dubbelgangerthema. Hij haalt in het nawoord ook de woorden van de Ottomaanse astronoom Takiÿuddin aan, die stelde dat aan de hand van de sterren de ineenstorting van de orde voorspellen, geen slechte methode is, om dat ook werkelijk te bereiken.

Conservatisme

De basis voor de roman zijn twee mannen. De een is een intellectueel uit Venetië, die tot slaaf is gemaakt nadat het schip waarop hij voer werd buitgemaakt door de Turkse vloot, tevens de vermoedelijke verteller, en in dienst van de al genoemde Hodja. De Hodja is een sterrenwichelaar met een grote belangstelling voor wetenschap. De verteller ziet meteen een gelijkenis als hij de Hodja voor het eerst ontmoet. Gedurende het verhaal gaan de twee steeds meer op elkaar lijken. Uiterlijk deden ze dat misschien al, maar ook in het denken en doen en ook de kennis van het eerdere leven van de ander verdiept zich. Hoewel het verhaal duidelijk twee mensen neerzet, hangt de suggestie boven de markt dat het eigenlijk over een persoon gaat. In een droom van de verteller wordt de Hodja de jonge man die hij vroeger zelf was.

Toch zijn er in het verhaal duidelijk twee te onderscheiden personages. Hoewel het wel zo is dat de een soms meer op de ander lijkt dan op hoe hij zelf was. De Padisjah, aanspreektitel voor de sultan, vraagt zich af “in hoeverre de Hodja nu werkelijk de Hódja, of in hoeverre hij míj was, en andersom, in hoeverre ik nu ík was of de Hodja.” Het wij, zij en “ik ben ik” spelen een voorname rol. Zij zijn die Christenen van buiten, wij de daar boven staande moslims, en het ik zoekt naar zichzelf in een samenleving die aan het ego niet zo'n boodschap heeft.

Verdwazing

Met veel moeite weten de twee de gunst van de sultan te verwerven. Hij heeft wel oor naar hun kunnen en aanpak. De mores van het paleis zijn echter dat alles bij het oude moet blijven. Terwijl Istanboel wemelt van de buitenlandse diplomaten, moet de verteller de sultan bijvoorbeeld vragen waarom deze er niet ook over denkt om ambassadeurs uit te zenden. Conservatisme is de politieke drijfveer en daarmee het begin van de val en het vastlopen in zelfisolement.

In het Istanboel van de 17e eeuw wordt de pest als een straf van God gezien. Er angst voor hebben heeft geen zin, de mens wikt maar God beschikt. Als een jonge sultan toch raad vraagt over hoe de ziekte het best aan te pakken, wordt een soort 1½ meter samenleving ingesteld: economische activiteiten worden stilgelegd en alleen met toestemming mogen producten worden verkocht. De Istanboelse wappies proberen in die aanpak een spaak te steken. De pest is immers een straf waar niets aan te doen valt. Mensen vallen ten tijde van rampspoed ten prooi aan “verbazing en verdwazing” constateert de verteller. De betwetende 'gelovigen' falen en de pest neemt door het door de Hodja en zijn slaaf na veel studie ontwikkelde beleid al snel af.

Oriëntalisme

In het nawoord zegt Pamuk dat mensen graag boeken lezen over relaties tussen Oost en West, maar dat dit niet zo'n boek is. Toch is het onderzoek van de Hodja naar de morele verschillen tussen moslims (oost) en christenen (west) zeer aanwezig in de roman. Dat onderzoek krijgt zelfs zeer agressieve en gewelddadig kanten. Als blijkt dat het morele verschil in denken tussen verhoorde 'anderen' en moslims op een expeditie naar Polen niet bestaat, dan kan de Hodja niet anders dan zeggen dat het kennelijk geen goede moslims zijn die hij gebruikte voor zijn onderzoek. Voor de lezer is duidelijk dat dit een uitvlucht is om zijn ongelijk niet toe te hoeven geven.

Het eindpunt van de expeditie is de Witte Vesting in Polen die te sterk is om door de Ottomanen ingenomen te worden. Niet alleen keren de troepen terug naar Turkije, ook de ontwikkelde wapentechnologie is gestrand in een moeras, en bovendien wikkelt de roman zich vanaf dat moment af naar het einde.

Voorkeur

Er is sprake van een andere botsing. Evliya, een reiziger die bang is vast te zitten tussen vier muren, is zijn leven lang op zoek geweest naar verhalen, omdat het hem duidelijk was geworden dat we die in de vreemde en verbazingwekkende wereld moesten zoeken en niet in onszelf. Sterker nog een wereld waarin mensen het steeds maar over zichzelf en hun eigenaardigheden zouden hebben is verschrikkelijk, stelde de reiziger. De verteller constateert dat hij dat juist wel wil, het over zichzelf hebben. Het woord botsing is misschien te scherp en ook niet nodig. De verteller was meteen van Evliya gaan houden en er was geen echte tegenstelling, alleen een andere voorkeur.

Verbanden

In het voorwoord stelt Faruk dat er schrijvers zijn die overal verbanden willen zien – “de ziekte van onze tijd – en ook ik ben daardoor aangestoken, voegt hij dan toe, de reden het verhaal te publiceren. Het lijkt een boodschap van Pamuk aan de lezer om verder te kijken dan de letterlijke tekst. Waar gaat het over. Het boek heeft duidelijk verlichtingsidealen (inclusief humanisme) en ziet een behoudzuchtig Ottomaans rijk dat zich met veel moeite een nieuw wapen aanmeet, zo lang het de oude krijgskundigen maar niet in de weg zit. Je zou het op het nachtkastje van een benauwde conservatief willen leggen, al is de kans groot dat die vooral ziet waar de parallellen mank gaan – en niet de actualiteit ervan.


***

Een enveloppe is in de brievenbus gestopt met het 
artikel Hele gesprekken met planten: ‘Zijn jullie verliefd?’ uit PS, een bijlage uit Het Parool. Het gaat over Richard de Nooy, die stukjes schrijft bij planten die hij tegenkomt op zijn dagelijkse wandeling. Bij een foto van een plant langs de stoeprand met een stuiver ernaast schrijft hij:

‘Waar bent u voor aan het sparen?’
‘Een telefoon.
‘Wat wilt u ermee?’
‘Mensen bellen.’
‘Hoezo?’
‘Om te vragen hoe het gaat.’
‘En dan?’
‘Naar ze luisteren.’
‘Telefoons zijn duur.’
‘Dat is jammer.’
‘Wilt u de mijne gebruiken?’
‘Ik wacht wel, dank u.’

Er zit ook een dichtbundel in de enveloppe Samen Al t'hope van Rodaan al Galadi en Maud Vanhauwaert. Rodaan ken ik van een verhalenbundel van zijn hand die ik mijn moeder gaf en van zijn gedicht Vla dat voorgedragen en uitgelegd werd in Water Wieg Me.

De dichter heeft óók een gedicht over een telefoon. Het gaat over wat waardevol is: de iPhone11, de Huawei Ascend P2 of mensen zoals oma, moeder of het mooiste meisje uit de klas.

Er staan prachtige en pijnlijke regels in het Politiek gedicht dat zijn best doet om haat en geweld op te roepen: En dan onze winter / onze prachtige vertrouwde onverstoorbare winter, / die muggen, vliegen en immigranten verjaagt.

Maud Vanhauwaert is nieuw voor me. Wel kende ik het verschijnsel Nederlander en Vlaming maken samen een product, vooral vanuit het wielercommentaar, waar het een methode is om al te eng eigen-vlag-gepraat voor te zijn.

Vanhauwaert, de West-Vlaamse dichteres en actrice, maakt gebruik van de woorden van haar voorganger in de bundel en van nog wat personen en zaken: Trump, Greta Thunberg, haar oma, een bijsluiter bij medicijnen, de Portugese dichter Fernando Pessoa die we misschien wel kennen en Conner Rousseau – de jeugdige voorzitter van de PSa – , die veel Vlamingen wel en veel Nederlanders niet zullen kennen. Samen brengen ze een kakofonie aan woorden en meningen zonder al te veel samenhang.

Vanhauwaert gaat op zoek naar de betekenis in vier pogingen tot coalitievorming. Ze geeft vormen aan de woorden die bevreemdend werken en intrigeren. Pogingen waar ik ondanks geworpen messen kwetsbaarheid in proef. Ze schrijft:
Amai, kijk, wat elkaar nooit / vond gonst, humt samen // in een zwijgzame mond. Die mond leent ze dan weer van Rodaan. De titel komt van haar oma zaliger: t'hope is een West-Vlaams synoniem voor tezamen.

Zij die de enveloppe in de bus deed, raakte aan wat bij me in slaap gesukkeld is: het gevoel voor de poëzie die op straat ligt en kan helpen te duiden wat ongerijmd lijkt. Zomaar een mooi kado op een dag dat ik een huisje voor mussen aan de muur hang.


***

In Pál Zivada's boek Jadviga's kussen, wordt wel het bed met haar gedeeld, maar niet haar kussen. Het drijft haar echtdgenoot Ondris, boer op een door zijn vader nagelaten boerderij, tot wanhoop. We kunnen dat volgen in zijn dagboek, dat begint op de dag van zijn trouwen.

Naast zijn overpeinzingen, briefjes, en rekeningen bevat het dagboek aantekeningen die zijn vrouw maakte en er na zijn dood inschreef. Het ligt na zijn dood een tijdlang aan haar hoofdeinde, alsof het een kussen is. Daarna geeft zijn tweede zoon, Miso, in voetnoten en tussengevoegde teksten commentaar op de woorden van zijn vader en moeder. Korte aantekeningen over de afloop van de Tweede Wereldoorlog door zijn oudere broer en lieveling van zijn vader, Marci, zijn eveneens opgenomen. Miso sluit het af met een lange trieste tekst, waarin de onthulling al lang geen verrassing meer is. De hier uitgewerkte vorm van het dagboek als literaire tekst is breed, afwisselend, actief en atractief.

De eerste helft speelt tijdens de Eerste Wereldoorlog. Waar Ondris even in mee vecht. Hij weet zich er echter onderuit te draaien al loopt dit niet op rolletjes. In ruil voor de medewerking van een Hongaarse kapitein aan het beëindiging van zijn korte mobilisatie, moet hij informatie leveren over de Slowaakse gemeenschap in het dorp waar hij woont. Hij heeft er weinig zin in, maar laat zich dwingen naar de bijeenkomsten te gaan die worden geleid door een paar Slowaakse nationalisten die aansluiting zoeken bij 'het moederland' en daarvoor verschillende routes uitstippelen.

Met het dagboek in de hand is Miso opzoek gegaan naar het leven van zijn ouders. Hij houdt van uitzoekwerk. De oma waar hij bang voor was onderhoudt een sadistische relatie met een knecht, een die de perken te buiten gaat. Zijn vader betaalde een weduwe voor seks, een soort privé prostituee dus. Op een begraafplaats vindt een soort vruchtbaarheidsritueel plaats. Hij leest en geeft commentaar.

Jadviga's kussen beschrijft een levensloop waar de generties het gedrag van de voorgaande overnemen en dat leidt meer tot rottigheid dan vreugde. Vrouwen zijn leidend of niet te vertrouwen. Het is treffend hoe relaties worden uitgebeend en voorgeschoteld, maar naast het genieten van een rake pen, maakt het boek zeker niet vrolijk. Het wijst pijnlijk naar de eenzaamheid van de mens en de somberheid van het bestaan. Er zijn veel goede bedoelingen, maar relaties werken vaak niet. Miso heeft de beste relatie met zijn runner van de inlichtingendienst, want ook hierin volgt hij zijn vader.

Tijdens het lezen merkte ik dat ik geen enkele voeling had met de Hongaarse geschiedenis van voor 1956. Mijn eerste huisbaas in Amsterdam was een inhalige gevluchte Hongaarse violist, maar dat het land aan de kant van de verliezers stond in de Eerste Wereldoorlog en meevocht met de Duitsers in de Tweede, nee daar had ik nooit bij stilgestaan, al valt het wel in het bekende plaatje van de geschiedenis. Helemaal geen idee had ik over de strijd van de Slowaken in het land. Het antisemitisme en de pogroms verbazen dan helaas weer niet. Zo brengt het boek naast de relaties ook de twintigste eeuwse geschiedenis van een Europees land – waar we inmiddels allemaal een mening over hebben – dichterbij. Ook daarom is Jadviga's kussen een boek om te lezen.


***

In Italiaanse schoenen door Henning Mankell verkiest Fredrik Welin, 66 jaar oud, een put om in te leven. Iedere morgen neemt hij een duik in het water van de Oostzee. Hij hakt daarvoor bij zijn eiland – waar zijn grootouders leefden – aan de Scherenkust voor Stockholm een wak. Hij woont er zonder andere mensen en de duik is de enige manier waarop hij het leven nog voelt.

De mierenhoop in een kamer van het huis overwoekert langzaam het meubilair. De boot ligt langzaam weg te rotten in de schuur. Een verfkrabber is niet meer voldoende. De kat en hond zijn oud. De postbode is een hypochonder. Het leven is afgeleefd.

Dan stapt een vrouw uit zijn verleden met rollator over het ijs naar hem toe. Het leven van Fredrik zal daarna niet meer hetzelfde zijn. Spoken uit het verleden worden aangepakt en andere mensen in zijn leven gehaald. Dan beseft hij ook dat hij die man, die kluizenaar, niet wil zijn. Verder laat ik de gebeurtenissen met rust; geen spoilers, zoals we het verklappen van een verhaallijn zijn gaan noemen.

Veel mensen zullen Mankell kennen door de Wallander-reeks en niet als schrijver van romans. Dit boek bevat voor een literaire roman misschien wel teveel gerafeld verhaallijntouw. Het heeft me niet gestoord. Pas toen ik na het gelezen te hebben over het boek sprak, kwam dit euvel bovenwater.

Er staan pakkende zinnen in de kroniek van een leven dat volledig is vastgelopen. De beschrijving van de jongeman die ontdekt waar hij zelf staat ten opzichte van zijn ouders en in het leven trof me; meer dan de beschrijving van de man die de intimiteit uit de weg gaat, omdat hij die niet onder controle kon houden. (Hoewel dit tweede mogelijk veel met het eerste te maken zal hebben. Hij had moeten breken met zijn eenzame vader, de ober die zich het leven moest laten voorschrijven, om zelf wel een positie te krijgen die hij vervolgens toch liet ontsporen.)

Het trof me, omdat ik zelf leefde wat er op een mijn pad kwam. Zonder eigen keuzes te maken. Pas als twintiger begon ik zelf een leven uit te stippelen: los te komen van een beperkte opvoeding. Veel te laat. Je leest geen boeken om ze één-op-één op jezelf te betrekken, maar ook om meer van de wereld en de mensen om je heen te horen, juist weg te dwalen van je eigen wereld. Toch raakte dit hard; juist omdat het hier anders ging.

Er zitten beelden in die het leven van nu bevragen. We eten walmende halffabricaten op plekken waar de mensen desondanks nog wel leven in zich hebben. De metro van Stockholm brengt je met iedere halte verder van het centrum weer een scheidingsmuur over. Achter die muren ligt geen andere wereld, het is dezelfde, maar wel met minder mogelijkheden: “Uiteindelijk sta je aan de buitenkant en dan kun je ervoor kiezen de waarheid te zien of niet.”

Zorg voor je schoenen. Zorg voor schoenen. Mooie schoenen geven vreugde aan het meisje dat een paar rode hooggehakte exemplaren krijgt, van Italiaans ontwerp en kwaliteit. Ze zal de enige in het boek niet zijn. En daarmee loopt het verhaal goed af.


Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.



In Italiaanse schoenen zit het klein hoefblad als teken dat de lente komt.

2 opmerkingen:

Rondetijd zei

Italiaanse schoenen:
Mooie, persoonlijke, recensie. Ik vind recensies over het algemeen weinig persoonlijks hebben (waarom niet, vraag ik me af), maar bij jou kom ik dat gelukkig nog wel tegen. Bedankt voor de tip. Hoewel de kast hier vol staat kan er vast nog een paar Italiaanse schoenen bij.

martin zei

Het veralgemeniseren geeft meeer gewicht aan visies, denk ik. Maar als ik lees dan kom ik mezelf ook tegen, of de ander of iets anders, maar inderdaad waarom zou je dat eerste uitvlakken. Jij werkt ook, op je eigen manier, je geschiedenis vaak in besprekingen. Dat geeft ze ook iets eigens.