Boekbespreking: generaals zonder
kleren
Het gaat voor meer dan helft om speciale troepen (die bijvoorbeeld opereren achter de grenzen van Noord-Korea en Iran), gevolgd door inlichtingendiensten personeel, de derde, hard groeiende groep, zijn de mannen en vrouwen die altijd achter hun toetsenborden en monitors zitten en naar doelwitten zoeken of sociale media manipuleren. Het Amerikaanse Congres heeft er nog nooit een hoorzitting aan gewijd, terwijl het bestaan van dit omvangrijke leger implicaties heeft voor wetgeving, de Geneefse Conventies, militaire gedragscodes en aansprakelijkheid. Bovendien slorpen ze samen jaarlijks zo'n kleine € 750 miljoen aan overheidsgelden op.
Half april publiceerde, William
Arkin, onder de titel Waarom
kan Amerika zijn eindeloze oorlogen niet beëindigen een
samenvatting van het boek dat hij (met onderzoeker E.D. Cauchi)
dit jaar uitbracht: The generals have no clothes; the
untold story of our endless wars. Het artikel rond het
geheime leger dat gebruikt maakt van signature reduction is
een knap staaltje speurwerk, maar is daarnaast ook een aanvulling op
dit boek dat wijst op de gevaren van een militariserende samenleving.
De generaals zonder kleren is een moetje voor mensen die hun begrip
van de militaire ontwikkelingen van de afgelopen jaren willen
vergroten.
Het boek bevat veel herkenbare opmerkingen, zoals dat:
geen land in het Midden-Oosten er momenteel beter aan toe dan is dan
voordat de oorlog tegen het terrorisme twintig jaar geleden begon;
geen president in staat is de eindeloze oorlog te stoppen; er $ 6.500
miljard is uitgegeven aan de militaire operaties in de afgelopen
twintig jaar; er alleen al 11.000 Amerikanen (militairen en van
private diensten) zijn gesneuveld en 53.000 de fysieke en/of
psychische vernieling in gegaan sinds 9/11; en de Amerikaanse
aanwezigheid en oorlogsvoering niet leidt tot minder, maar juist een
groeiend aantal terroristen, en niet minder maar juist meer
gevechten. Dit is bekend, maar waarom draait dit systeem dan toch
door vraagt Arkin zich af.
Voor de hele bespreking, hier
Volgende bespreking onder foto.
Alberts won in 1995 de P.C. Hoofdprijs voor zijn hele oeuvre en zou boven verdenking moeten staan. Het boek werd bovendien ook toen het verscheen alle mogelijke loftoegejuicht, maar voor de zekerheid toch een controle van mijn kant. Helemaal goed heb ik die niet gedaan, zo bedacht ik achteraf (het boek was al weggegeven).
Het boek begint met het verhaal Groen uit zijn debuut, de verhalenbundel De Eilanden. Dit is geenszins de gangbare koloniale tempo doeloe literatuur die in conservatieve hoek goed ligt. Het verhaal vertelt over een bestuursambtenaar die zich verveelt, en nogal amateuristisch in vier schriftjes de economische ontwikkeling van het gebied bijhoudt. Zijn belangrijkste beleid laat hij bepalen door de wens om landinwaarts vrij uitzicht te hebben (waarvoor twee nederzettingen moeten worden gebouwd) en die zich verder verveelt en bang is dat hij gek wordt. Zijn voorganger heeft zich niet al te bemoedigend dood gedronken. De lamp kan niet meer opgehangen worden, merkte de bestuurder, doordat zijn naaste buurman zich verhangen had aan de standaard voor het buitenlicht. Het leest als een metafoor voor de Nederlands Indonesische relaties. Groen gaat over een armetierig leven ver weg van Holland. Die sfeer is me bij gebleven en is ook bij een tweede keer lezen wat blijft hangen. Elders, in een ander verhaal, is een voorheen over-attente collega malend op een eiland in een moeras beland. Ook daar vloeit de drank rijkelijk.
De verhalen in De eilanden zitten vol humor en betrokkenheid bij de gang van zaken in Indië of het nu om achterblijvende kapokleveringen gaat die weer opgang komen met het drukken op de juiste sentimentele knoppen bij de handelaar in de vezels van de kapokboom, Taronggi III. Deze man is een van de personen die in verschillende samenhangende verhalen terugkomt, net als verteller Zeimal, die zelfs een beetje toverde. Het medeleven met de tachtig jarige sergeant-majoor b.d. van het fanfare korps is een blijk van liefde die een schoonheid van een verhaal oplevert: De koning is dood. Een verhaal van het soort om nieeeeeeet te willen missen. Zo loopt de lezer aan de hand van A. Alberts over een vriendelijk eiland, dat niet benoemd wordt, met zijn eigen mores, en waarop respect en een lach wordt losgelaten. Maar waar ook met gemengd gevoel een kogel wordt afgevuurd, recht wordt gesproken, gevaren zonder richtingsgevoel, en uitstapjes gemaakt zonder doel. Er is een verhaal dat op een atol speelt tijdens de Tweede Wereldoorlog, al worden ook hier plaats en periode niet genoemd, maar wel de gebrekkige communicatie en moeizame omgaan met de omstandigheden. Door het weglaten van die exacte gegevens krijgen de verhalen een universeel karakter.
Alberts was van 1939 tot 1942 adjunct-controleur op Madura. In 1946 kwam hij terug naar Nederland. Daarna werkte hij een paar maanden bij het Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen op de afdeling Politieke Zaken, maar nam ontslag uit de Indische bestuursdienst omdat hij zich niet kon verenigen met het regeringsbeleid ten aanzien van Indonesië. Tijdens zijn studententijd in Utrecht was hij bevriend met Leo Vroman en Anton Koolhaas. Zijn directeur bij het Ministerie was de schrijver Han Friedericy zijn directeur. Friedericy kende hij nog uit het Jappenkamp. Het is door al die contacten of hij zich naar het schrijverschap toe leefde.
In zijn eerste boek vertelde hij over de relaties in het koloniale Nederlands-Indië waar de bestuursambtenaar voor de gek wordt gehouden en zachtjes uitgelachen. Tenslotte droomt de hoofdpersoon, weer terug in Nederland, dat al zijn collega's in Indië zijn overgeplaatst.
* Er is ook een driedelige versie met verzameld werk door van Oorschot uitgegeven.
Volgende bespreking onder foto.
Het meisje wordt uit
haar omgeving weggehaald, weg bij wat en wie ze kent. Weg van de
vertrouwde zee, naar een moerassige vlakte, afgezet met bergen in de
verte. Een vlakte waar boeren elkaar bespioneren. Waar dieren even
aanwezig zijn als mensen.
Ze leeft er met fantasieën. Hiermee geeft ze grijpt terug op bestaande verhalen. Als een kalf geboren wordt moet ze denken aan de koe met
twee koppen. Ze maakt het leven aangenamer met verhalen, maar soms zijn
de gedachten zwart als het water van een diepe put, of rot als de
etterende arm van een verlopen man, waarin ze wil bijten. Als je iets
ergs hebt beleefd als een nachtmerrie is het daarna fijner om wakker
te worden. Het een van vele verwijzingen naar het terug willen
keren.
Het wegsturen om te werken voelt als een vorm
kindermisbruik en als een gewoonte van minstens een eeuw geleden. Bergsson zelf noemt het een vorm van
slavernij.
Maar alleenstaande vrouwen in de roman, zoals de dochter van de boer hebben eigen
auto's, er er is zelfs een kamer met een computer. Misschien is het
ook niet zo belangrijk er een datum op te plakken en is het vooral
een verhaal over hoe een kind aan zich zelf overgeleverd wordt en
daar mee moet omgaan en een weg vinden los van angst voor het
onbekende, het gevaarlijke. Dat daarmee moet leren leven. Een weg naar het geen kind meer zijn.
De schrijver put uit zijn eigen leven als kind. Zijn vader leefde
als visser aan de kust. Hij zelf werkte al op zijn negende en wist al
vroeg waar de kinderen vandaan kwamen en hoe ze werden
verwekt. Het IJsland uit zijn jeugd was arm. Nu is het rijk. In het boek botst dat
rijke IJsland op het arme traditionele. Paarden worden gebruikt voor
reizen om vast te houden aan dat verleden, oude liederen meegezongen zelfs jongeren de woorden niet kennen. Maar zelfs de paarden moeten nieuwe kunstjes leren.
Het
is een klein verhaal, er gebeurt niet veel, maar toch is het groot in
de sfeer die het neerzet. Bijna als een paradoxale werkelijkheid waar
het lege IJslandse binnenland botst op de volle emoties en verhalen
van een negenjarig meisje. Het neerzetten van een dergelijke botsing
is een ode aan het schrijven zelf. Je moet wel bereid zijn zelf veel
uit te leggen, want de schrijver laat veel weg of je er bij neer
leggen dat niet alles te begrijpen is.
Volgende bespreking onder foto.
Wat wij zagen door Hanna Bervoets is het boekenweekgeschenk van dit jaar. De mooie cover valt meteen op. Gestileerde gebouwen, bijna als een jaren dertig tekening. Een zakelijke omgeving.Het verhaal speelt voor een groot deel in zo'n gebouw. Het hoofdpersonage Kayleigh werkt voor Hexa, een onderaannemer van een grote aanbieder van sociale media content. De medewerkers moeten bepalen of foto's en filmpjes kunnen blijven staan of vanwege aanstootgevendheid moeten worden verwijderd. Ze doet het werk om de schulden weg te werken die ze opliep, omdat haar laatste vriendinnetje meer vroeg dan ze had; in materiële zin.
Wat wij zagen beschrijft de kromme denkwijze waarmee het platform 'netjes' wordt gehouden. Een tekst als Alle moslims zijn terroristen mag niet, want moslims zijn een Beschermde Categorie, maar Alle terroristen zijn moslim mag wel, want terroristen zijn geen BC en moslim is geen beledigende term. Wreedheid en opzettelijk pijnigen moet worden verwijderd als dit duidelijk wordt uit het gebodene. Er komen in het begin van het boek nogal wat voorbeelden voorbij. Net niet teveel om het boekje weg te leggen.
De novelle is fictie, het verhaal is verzonnen. “Overeenkomsten met de werkelijkheid zijn echter geen toeval,” staat in de verantwoording. Daaronder een lijst met bronnen waarop het boek gebaseerd is. Het grootste deel gaat over Facebook, maar ook werkomstandigheden en beleid van Google staat er bij. 'De arbeiders die plaatjes van lullen en onthoofdingen uit je Facebook tijdlijn houden', is de titel van zo'n bron. Varianten hierop komen terug bij andere genoemde bronnen. Maar in de titels gaat het ook over medewerkers die trauma's opliepen door het werk.
Over het verknipt raken, ontsporen, gaat ook dit boekje. Van de medewerkers wordt verwacht dat ze 500 beelden (tickets genoemd) per dag beoordelen en daarbij weinig fouten maken. Onder de 80 procent juiste beoordelingen gaan, is niet de bedoeling. Ze draaien door, gaan zuipen, blowen of zoeken afleiding in kinky seks, of een obsessieve relatie die ondanks het mooie begin van het paadje raakt.
Het gaat over het verwijderen van extremen en het beoordelen van wat extreem is. Mijn vorige bespreking sloot af met de wens dat er meer romans zouden zijn met de hedendaagse grote ontwikkelingen als thema. Een van die ontwikkelingen beschrijft deze novelle, namelijk over de putjesscheppers van de huidige maatschappij die om welke reden dan ook, flexibel inzetbaar, de vuiligheid wegpoetsen dat een klein deel van de miljarden gebruikers achterlaat.
Het vuil – of dit nu wel of niet toegestaan is – maakt geesten ziek en verziekt het denken. Ook als je denkt daarboven te staan. Het roept de vraag op waar Liberalisme eindigt en wie die techreuzen een fatsoenlijk personeelsbeleid op zal dringen.
Volgende bespreking onder foto.
Die relaties tussen de oude man en het jonge meisje zijn het centrale gegeven in dit boek. Hij leerde haar vragen stellen bij wat voor de leek te liggen en gewoonte is geworden. Als de jonge Elisabeth dergelijke vragen ook aan haar moeder gaat stellen dan vindt deze de relatie ongezond worden. Eerder zette ze Daniel nog graag in als oppas. Daniel zelf leerde het retorische vragen van zijn zomerzus, als hij, tijdens de zomer overkwam vanuit Engeland naar Duitsland waar zij in de jaren dertig woonde.
In het eerste hoofdstuk denkt Daniel aan een foto van een meisje in een park. Hij is de foto kwijt en kan hem niet meer vinden. Zoals ook bij het werk van Boty, wordt ook deze foto gedetailleerd beschreven en de fotograaf wordt zelfs genoemd, “Boubat, hij nam de foto.” Als ik kijk of ik hem wél kan vinden dan is dat niet moeilijk. Het is inderdaad een foto met bijzondere kracht. Het beschrijven van een beeld creëert blijkbaar zoveel interesse dat het de wens oproept te willen zien, wat je door de woorden denkt te zien. Ali Smith gebruikt om de sfeer van de foto te vatten: “droevig, verschrikkelijk, mooi, grappig, sprookje, legende, waarheid.”
Hoe het afloopt met Daniels zus is in Autumn nog niet helemaal duidelijk. Ze komt verschillende malen terug in Summer. Als meisje in een trein waar mensen over moderne eugenetica praten. Ze leeft hier altijd denkt Daniel dan en glimlacht naar haar, als hij naar de WC gaat, moet hij zelf onder de armen van een soldaat door. Het verwijst naar wat komen gaat. We verlaten haar als ze uit een vrachtwagen probeert te ontsnappen vol door de Duitsers in Frankrijk gearresteerde vrouwen.
Het boek begint met een korte droomgedachte. We zullen er nog vel meer krijgen. Gluck droomt en Elisabeth Demand zit naast zijn bed en mijmert haar eigen gedachten. Daarin staat een heel mooi stukje proza over zand, bijna een gedicht of liedje. Hier mijn vertaling:
Ik ben 'n korrel zo klein
maar tenslotte zal ik alles zijnik ben zachter onder je
wanneer je valt
en glinster in de zon
wind hoopt me over afval
stop een berichtje in een fles
gooi de fles in zeede fles is gemaakt van mij
ik ben het moeilijkste graan om
te oogsten
te oogsten
Dit inleidende hoofdstuk roept ook het hartverscheurende droombeeld op van bruin bakkende lijven op het strand waar de lijken aangespoeld zijn van hen die hoopten in Europa hun leven te leven. Droom of niet, het was ook de realiteit. Brexit is een thema, maar minstens even belangrijk in het verhaal is het vluchtelingenbeleid. De moeder van Elisabeth wordt zo kwaad van een radio bericht dat jeugdige vluchtelingen opgesloten worden in een centrum – erger dan een gevangenis – dat ze haar zojuist aangekochte barometer tegen het hek gooit dat meteen met een plof reageert. Ze besluit een hele zwik tweedehands spullen te kopen om er iedere dag een tegen dat hek te smijten.
Dat
is het voor- of nadeel van een boek dat het heden beschrijft. Het
staat niet ver van je af, maar is verbonden met wat de dagelijkse
nieuwsvoorziening. Op de dag dat ik Autumn uitlees begint een
gezamenlijke
actie tegen de Europese grensbewaking. #AbolishFrontex,
waarbij Frontex het apparaat is dat de taak om vluchtelingen tegen te
houden – soms al ver buiten Europa – op zich heeft genomen. Ik
lees dat het budget van de organisatie sinds 2005 is gestegen met
7.000%,
nu al €5,6 miljard tussen 2021 - 2027. Waarom wordt dit geld niet
uitgegeven om vluchtelingen te beschermen in plaats van hen dood te
laten gaan. Deze boosheid zit ook in dit boek.
Het was geen punt de personages al uit het vierde deel te kennen. Dat je meer weet dan je mag weten, maakt het lezen anders, maar niet minder aantrekkelijk. Ook Autumn is een rijk boek. Een roman die het nu van liefde, relaties, en de kleine, maar zeker grotere ontwikkelingen met compassie beschrijft. Daar mogen er meer van zijn.
Zie voor andere delen:
Winter, Spring en Summer
Er
zijn Nederlandse vertalingen.
Ontstaan
Ze
beschrijft de zich ontwikkelende roman waarin “beelden
uit verleden en heden, nachtelijke dromen en toekomstfantasieën
elkaar afwisselen in het bewustzijn van een 'ik' die een
dubbelgangster van haarzelf is.”
Het is een van de beschrijvingen van het ontstaan ervan. “Ze
is er van overtuigd dat ze geen 'persoonlijkheid' heeft,”
of “hoe
meer je ondergedompeld raakte in wat de werkelijkheid heette, werk,
gezin, hoe meer je een gevoel van onwerkelijkheid kreeg.” Ze
leefde een leven waarop de geschiedenis geen invloed zou hebben. Ze
wil met dit boek een leven beschrijven dat opgenomen is in de
beweging van een generatie.
Bescheidenheid
Hoe
gemankeerd herinneringen ook zijn, ze worden hier gebruikt om het
verhaal, met sterk autobiografische inslag, te vertellen dat loopt
van 1940 tot 2006. Opgroeien, leren, liefde, maatschappelijke en
politieke ontwikkelingen komen daarmee terug. Geuren worden niet
genoemd. Wel de bewegingen van mensen die zich vast hebben gezet in
het hoofd. Bij het sterven gaat deze opgedane kennis overboord.
Bewustzijn van de eigen sterfelijkheid tekent een bescheidenheid die
door het hele boek speelt. Die onopgesmuktheid gaat verder dan de literaire vorm
waarin vermeden wordt de persoonsvorm 'ik' (te permanent, bekrompen,
verstikkend) te gebruiken.
Slachting
We
komen langs de slag bij Dien Bien Phu tegen, de Cuba Crisis en de
oorlog in Algerije. In verband met Algerije staat er een opmerking
over een demonstratie voor het Algerijns Nationaal Front (FLN). De protesterende Algerijnen werden door de politie de Seine in gejaagd op 17
oktober 1961. Decennia later gaf de Franse overheid toe dat er 40
doden bij het politieoptreden waren gevallen (er zijn ook vermoedens
dat het om 100 tot 300 doden gaat). Er is geen herinnering in het
hoofd mijn hoofd te vinden. Mijn ouders trouwden kort daarvoor. Ik
was net verwekt. Maar heb dit ook later niet opgepikt. De slachting
gaat vooraf aan de aanslagen die plaats zullen vinden in Frankrijk.
Dat het verband tussen het een en ander niet werd benoemd, verbaast
de schrijfster achteraf.
Vanaf de latere jaren zestig zijn er
herinneringen die herkenbaar zijn. Veel feiten zijn van Franse
makelij en het is niet Lubbers maar Chirac, niet Wim Kok maar Jospin. Ovaltine, Tsjernobyl, SARS, Vogelgriep, en de tsunami passeerden
ook in Nederland. Grote gebeurtenissen en ontwikkelingen vonden in
Frankrijk, maar – iets kleiner – ook hier plaats.
Vrijheid
Mei
1968 kan in het chronologische verhaal niet overgeslagen worden. De
kant waar je stond, werd een ijkpunt om individuen te klasseren. De
revolte kwam langzaam opzetten tot ze niet meer te ontkennen viel en
dan is er plots ruimte voor bevrijding van lichaam en geest in het
benauwde Frankrijk van het getrouwde hoofdpersonage. Het beroep op
vrijheid zal in de privé situatie, en de huiselijke omgeving,
stuiten op de invloed van de opvoeding van vroeger. Het
revolutionaire elan zal weer snel wegebben en vrijheid wordt een
grotere auto een nieuwe lamp of koelkast. Het leven wordt gekocht
door te consumeren, alsof een lamp met opaalglas het leven verrijken
zou. “Reclame
was de culturele instructeur van de samenleving.”
Pragmatisch
De onvermijdelijke scheiding komt. Het is een gevecht om af te rekenen met de geldende moraal en het in de steek laten van het ongeschonden gezin,
maar het gevolg is wel een vrijer bestaan met een vriend waar het in een
hotelkamer lekker tegen aanvlijen is. Een huislijker relatie komt
later weer. De kinderen gaan ook vrijer hun gang. Jongeren zijn
sowieso veel vrijer. Dat betekent niet at ze onverschillig zijn. Ze
zijn alleen pragmatischer dan haar eigen generatie. Protesteren goed,
maar als het resultaat er is dan hoeft de hele maatschappij niet
om.
Krachttoer
De opzwepende taal, het opdissen van
slogans, reclame, titels van liedjes, films en boeken, het doet me
denken aan de Vermaledijde Vaders van Monica van Paemel, dat ook
voortjagende taal gebruikt om een verhaal te vertellen. Maar zij doet het meer dan
hier wel met een verhaal. Het is een krachttoer om zonder
hoofdstukken, zonder dialogen, zonder ik, toch een lopend
levensverhaal te vertellen dat zo vol is van leven en gebed wordt in
de geschiedenis. De herinneringen zijn levendig en daardoor de dood
toch te slim af.
Pleidooi
Is een pleidooi om de herinneringen
hun rechtmatige plaats te geven niet onnodig, kan je vragen. Er gaat
immers geen dag voorbij of er wordt wel iets herdacht. Dat dit een
doorleefd verleden zou zijn, is schijn. Herdenkingen van de oorlog
worden bijvoorbeeld steeds voornamer, maar het anti-semitisme was
nooit een onderwerp in Frankrijk, pas met Shoah werd duidelijk
hoeveel rottigheid een mens uit kan halen. Het herdenken wordt een plichtmatig
ritueel, niet doorvoeld, maar een sociaal-politiek proces waar je aan
mee moet doen. Van een geheugen of narratief is daarmee geen sprake.
Strijdmiddel
Op de laatste pagina's beschrijft Annie Ernaux waarom en
hoe ze het boek heeft geschreven. Het is een “werktuig waarmee
ze dacht invloed uit te kunnen oefenen op wat haar verontwaardiging
wekte. Het boek (…) behelsde, kortom, een strijdmiddel.” Het
maakt niet uit of er geschreven wordt in de je, wij, zij of men vorm,
de verbazing en verontrusting. Het is een scherpe en krachtige
zoektocht naar hoe het verleden verloren gaat door mediadominantie en
consumentisme. Deze dringen steeds dieper in ons leven door.
Oproep
De jaren
is een boek waarvoor je de schrijfster zou willen bedanken. De
letters proberen de verloren tijd terug te pakken en het heden te
begrijpen. Ook de toekomst, die we nodig hebben om onze dromen op te
plakken, lijkt verloren. Dat is een ernstig gemis.“Waar zou de
opstand vandaan moeten komen?” Het klinkt als een vraag in dit sombere kader, en een oproep aan ons, de lezers. We zijn immers zelf makers van de
geschiedenis.
French arms exports; the business of sovereinity door Lucie Béraud-Sudreau is een onderzoek naar de Franse wapenexportpolitiek van de afgelopen zestig jaar. Het is uitgegeven door het International Institute of Strategic Studies, een denktank die dichter bij het Militair Industrieel Complex staat dan bij de critici ervan. Dat perspectief maakt het boek niet minder interessant.
In Frankrijk zelf is het klimaat voor wapenexporten sterk aan het veranderen. Een enquête van Amnesty International Frankrijk liet eind mei zien dat er ruimte is voor meer controle. Een meerderheid van 80 procent van de Fransen vindt dat ze niet voldoende geïnformeerd wordt over wapenexporten en 70 procent vindt dat er meer debat over moet komen. Het beleid dat 60 jaar geleden op de helling werd gezet is ook moreel en ethisch aan verbetering toe.
Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
2 opmerkingen:
"Wat wij zagen": wat een mooie recensie.
Het is ook best mooi gedaan. Ik las dat Wat wij zagen aan verschillende buitenlandse uitgevers is verkocht. Het kan overal spelen. Typisch Nederlands is ze zeker niet.
Een reactie posten