Het verhaal gaat over Aart, een zevenjarig jongetje dat met moeder en zusje in een groot koud huis buiten komt te wonen. Al spoedig intrigeren de bomen hem, hij is niet bang om er tussen te verdwijnen, zoals zijn zusje van hem verwacht. Wel vermoedt hij dat het de woonplaats van de reuzen is en misschien zijn de bomen zelf wel reuzen. Hij ontwikkelt een bijna mystieke relatie met de bomen van het nabij gelegen bos.
Niemand krijgt echt vat op die relatie; Aart zelf niet, een onderwijzer die zijn speciale relatie tot de bomen ziet niet en Alberts zelf niet. Misschien komt zijn zwager er het dichtste bij. Hij leert Aart kennen als hij 17 is en vindt hem zonder daarbij verwaand te zijn een grandseigneur. Hij zegt dat het lijkt alsof Aart aan het hoofd staat van een troep volgelingen. Hij vindt hem zelfverzekerd en hoewel stil, toch niet gesloten. In zijn zeer korte studententijd laat Aart zien voor de duvel – in de vorm van een woeste dronken eeuwige student – niet bang te zijn. Zijn plaats is echter niet waar men om de nieuwe studenten te ontgroenen ze, de feuten, behandelt als minderwaardige beesten. Het neerbuigende heeft geen vat op hem, maar hij vertrekt wel. Zijn plaats is tussen de bomen en op de boerderij van zijn moeder.
Het is aan de lezer om zich af te vragen wat de bomen betekenen en of ze meer behelzen dan levend hout dat onder zijn bast water naar de bladeren voert. Of dat ze een metafoor zijn voor de verknochtheid aan wat in de jeugd de fantasie opriep, de leefomgeving maakte, een oorsprong waar je niet van los komt. Aart keert uit de stad terug. Zoals zovelen die de stad de rug toe keren als ze wat ouder worden en terug gaan naar waar ze vandaan komen. Alleen doet hij het al als student.
Of misschien zijn het toch gewoon De bomen. Ze zijn immers machtig in hun grootsheid, zijn soms ouder dan alle mensen die leven, ze hebben hun plaats in het landschap, buigen alsof ze knikken, ritselen alsof ze praten, maken mompelende geluiden en ze bewegen mee met jouw beweging, maar blijven toch achter in het bos. Niet vreemd om daar op een geheel eigen manier aan verknocht te raken. Maar juist dit niet weten is de kracht van het boek. Zoals ook de halve zinnetjes die heel veel betekenis hebben, er een klein meesterwerk maken.
Noot:
*
De Nieuwsgier was een Nederlandstalig ochtendblad dat in
Batavia/Jakarta uitgegeven werd. J.H. Ritman (die voor de oorlog het
invloedrijke Bataviaasch
Nieuwsblad uitgaf en tijdens de Japanse bezetting werd ingeschakeld bij de Japanse voorlichting) was de mede oprichter en
vanaf 1947 hoofdredacteur. De krant verscheen van 1945 tot 1957, als
opvolger van de krant van het
Tanah Abang-kamp, Tanah
Abang Bode. De Nieuwsgier hield in 1956 op te
bestaan als een Nederlands orgaan. In januari 1957 kwam de krant
onder een Indonesische redactie te staan en zou op 28 januari een
adres aan de Staten-Generaal publiceren van Nederlandse
gasthoogleraar constitutioneel recht aan de Universitas Indonesia in
Jakarta Pieter Drost (die daarbij samenwerkte met journalist Willem
Oltmans die zelf al eerder een stuk over de kwestie publiceerde in de
Indonesian Observer) omtrent de overdracht
van Nieuw-Guinea, het huidige West Papua/Irian Jaya, aan
Indonesië. In oktober van 1957 vertrok Ritman met zijn vrouw naar
Nederland, zoals vrijwel de gehele Nederlandse gemeenschap. De naam
van de krant intrigeerde me en de zoektocht leverde een weinig
verhelderende en fouten staande wiki
op. Met veel gezoek werd een zijstraat een forse noot.
Volgende bespreking onder foto.
Het boek vertelt de levens van drie personen en hun omgeving. Hoofdstuk 1, 4, 7, 10 etc. gaan over de plantage dochter en haar kindermeisje Domingas. De hoofdstukken 2, 5 etc. over de gewestbeheerder van Marimba en zijn voor een paar dekens gekochte albino vrouw, waarmee hij in een cafeetje aan het vrijwel uitgestorven strand van Namibe terecht komt. Drie, 6, 9 tot 21 gaan over een kolonel die het doet met de vrouw van de generaal tot hij aan de kant geschoven wordt en ingeruild voor de Kapitein en zijn vrouw waarmee hij nog nauwelijks contact heeft. Elk wordt in zeven hoofdstukken van steeds nieuwe kleine laagjes voorzien, want “je vergeet toch eigenlijk nooit iets.” De oude verf blijft zitten, de nieuwe gaat er overheen, door de gaten die erin vallen komt het kinderleven toch weer boven. De een komt weer terecht in Portugal en wil ondanks alles terug, de ander smacht in Afrika naar het moederland.
Dieren trekken door het verhaal als bedreigende wezens. De snerpende vleermuizen uit de mangobomen op het erf, de hyena's die door de vlakten zwerven en slepen met lijken, de mandrils met hun verwrongen lijven, de krabben die dreigend steeds weer het strand opkruipen, krekels die het verleden oproepen en zelfs de aap die aan een paal is vastgelegd heeft iets engs als hij bruut gedood wordt. Voor wie nog niet heeft begrepen dat kolonialisme meer kapot maakte dan je lief was ook voor hen die hen die de bezetting en het plunderen moeten uitvoeren, die kan lezen hoe de opstand tegen de katoenplantage eigenaren onder leiding van de kolonel wordt neergeslagen op een manier die alleen mogelijk was, omdat de zwarte bevolking niet als volwaardige mensen werden gezien.
De ambtenaar heeft nauwelijks contact met zijn gekochte vrouw. Men oordeelt dat hij om te leven zoals hij leeft met haar, aan de rand, zelf neger is geworden. Soms heel even is er een voorzichtige aanraking, maar meestal kijken haar ogen weg, toch ook één keer ineens het woord 'Liefste.' De plantage dochter houdt zich tot het einde aan Domingas vast. De buren in Portugal zeggen: “Ik had niet gedacht dat ze zo dol was op dat zwartje.” De vrouw van de kolonel krijgt een innige liefdesrelatie met de vrouw van de generaal. In de opgebouwde narigheid is buiten de geijkte structuren licht te vinden. Zelfs de militair vindt in de dood geborgenheid bij zijn familie.
Het boek beschrijft met name de periode in 1961, het neerslaan van de opstand geleid door de 'profeet' António Mariano die zijn volgelingen wijsmaakte dat Portugezen maar met water schoten dat niet zou doden. Het was de vooravond van de Anjerrevolutie in 1974. De ambtenaren en militairen die het regime van Salazar hadden moeten verdedigen waren in de oorlog om de koloniën uitgewoond en afgemat. Het zou in Portugal, aan de andere zijde van de zee tot een verbetering leiden het verdrijven van een potentaat. Het is niet alleen een prachtig geschreven boek – met zeer weinig punten en eigenzinnige taalkundige constructie, die de werkelijkheid knap benaderd – maar ook een boek over recente Europese geschiedenis. Geen geschiedenis die trots maakt, maar hier wel mooi en indringend is verteld.
Volgende bespreking onder foto.
Duif op dak in Lissabon. |
Vroeger als ik naar het Station fietste stond op een muurtje waar je recht op afreed een slogan gekalkt: 'Een nieuwe lente een nieuw geluid.' Dat is waar dit boek over gaat. Dat is de lente. De zaak kan dood lijken, maar de kale takken dragen al leven in zich. Je moet dat leven wel durven benoemen en dan zijn er kansen.
In dit derde deel van de serie minder kunst – hoewel Charly Chaplin uitgebreid wordt neergezet als vluchteling (McCarthy dook al eerder op deze maand, in Bittere tijden) en uitgerust met de humor die partijen bij elkaar brengt –, maar wel enorme kwaadheid ten opzichte van het hemeltergende vluchtelingenbeleid opgesloten in gebouwen ingericht als gevangenissen, maar die toch niet zo worden genoemd. Gebouwen waar mensen worden ontmenselijkt en waar je neerbuigend over mag doen. Doe je mond open met de kracht van een kind lijkt Smith te stellen.
De schrijfster maakt zich ook boos over de vriendelijke diensten die ons onbaatzuchtig verder helpen in het leven, maar wel onze gegevens omzetten in data die handig inzetbaar zijn om gericht te verkopen of dit nu producten zijn of politici die de op maat gemaakte persoonsgerichte marketing goed kunnen gebruiken. De bibliothecaresse woont in een bus, een illustratie van het gegeven dat het voor steeds meer mensen in de neoliberale samenleving een droom is om een dak boven het hoofd te hebben.
Smith neemt ook boekenlezers de maat als ze stelt dat die lezen omdat je houdt van literatuur, om de tijd te doden, de boeken die verhalen vertellen die je laten voelen dat je gevoel hebt, die je enorm bewegen, meer nog die maken dat iets belangrijks hebt begrepen over de politiek, de tijd waarin je leeft. Wordt ik aangesproken? Wat wil ze dan?
Dat is duidelijk: spring op de trein, kom in beweging, schilder dat muurtje weer vol en ga in tegen een wereld die de werkelijkheid omzet in handelen en waar bekommernis een woord is dat de macht niet kent. Het is vooral een motiverend boek iets te ondernemen, niet als kip zonder kop, maar onderbouwd. Maar dan nog kan je zaak verraden worden door verongelijkte mensen die menen dat zij de dupe worden van hulp aan anderen. Rancune is blijkbaar een sterk gevoel.
Smith bindt heel wat katten de bel aan. Of de bestsellers van Smith zo ook gelezen worden? Geen idee. Dit was mijn laatste deel van de serie van vier romans die je ook los kan lezen (met het vierde Zomer ben ik begonnen). En passant krijg ik nog mee dat 'slogan' afstamt van de Keltisch woorden sluagh-ghairm die het onder de wapenen roepen betekenen. Aanvuren doet dit boek; niet tot oorlog maar om empathisch in het leven te staan, een leven waar alle mensen tellen.
Zie voor andere delen:
Autumn, Winter, en Summer
Er
zijn Nederlandse vertalingen.
Volgende bespreking onder foto.
Werk van Peter Gentenaar in de Bonifatiuskerk, Oldeberkoop |
De Domela passie van Meindert Talma is een rijk geïllustreerd
boek en CD tegelijkertijd. Us ferlosser zo werd Ferdinand Domela Nieuwenhuis genoemd. De dominee, communist en uiteindelijke anarchist kon met rust en overtuiging redevoeren alsof het preken waren. Van de messiaanse Domela zijn prachtige prenten opgenomen in het boekje. Dit passiestuk is uitgegeven een eeuw nadat Domela, de Heiland voor vele socialisten, op 18 november 1919 in Hilversum overleed.
Liederen met teksten als: De Vreze des heren is het begin van de wijsheid, en Wees altijd een mens van overtuiging, worden gevolgd door een lied over Jezus. In dit lied wordt ook beschreven hoe twee gestorven echtgenotes teveel waren voor de dominee (later zou ook nog een derde overlijden) om nog te blijven geloven en hij nam afscheid van de kerk, maar nooit van de sobere en belangeloze Jezus. Volgens de inleiding paste hij die Jezus van Nazareth aan naar zijn eigen beeld in zijn levensvervulling om de aarde tot hemel te maken.
illustratie uit boek |
De muziek sleept als rinse appelstroop en de stem van Talma is genepen. Die stem sluit uitstekend aan op teksten als 'Ik deug niet voor gezelschap en conversatie,' maar je moet er wel even aan wennen. Het koor zingt wel met een vrolijke strijdbaarheid: 'Vrijheid voor allen, recht voor allen.' Dit om de nieuwe mens aan te zetten om afscheid te nemen van de bedompte sfeer van de kerk, een van de vijf k's waartegen gestreden moet worden. Die andere zijn koning, kazerne, kroeg en kapitaal.
Domela! Domela! galmt het koor keer op keer. CD en boekje zijn een prachtige en beknopte inleiding op het leven van die gebaarde man die begin vorige eeuw zovelen inspireerde. Hier en daar worden woorden gebruikt die niet rijmen van de taal van een voorganger van de arbeiders, zoals inherent, conversatie en vooroordelen. Die woorden zijn te eigentijds of taal voor de welgestelden.
Volgende bespreking onder foto.
Bittere tijden begint na het verdrijven van de dictator Jorge Ubico in 1944. Twee presidenten, Juan José Arévalo en Jacobo Árbenz Guzmán proberen vervolgens democratie en een eerlijker verdeling van welvaart en grond op poten te zetten. Árbenz wil een kapitalisme met een sociaal gezicht invoeren aar voorbeeld van de Verenigde Staten. Al snel ontstaat er een sterke tegenbeweging. Hoe dit verloopt en nog belangrijker hoe het zo ver kwam is het verhaal van deze roman.
Beduimeld
In het Vooraf staat de
belangrijkste opmerking van het boek: Public Relations zijn het
belangrijkste politieke, sociale en economische wapen van de
twintigste eeuw. Met een juiste campagne kan je hele samenlevingen
naar je hand zetten en zeker als er dan nog een machtig apparaat van
een supermacht, met een portie ideologie en nog meer meedogenloosheid
zijn hele samenlevingen een speelbal. Neem aan de hand van Vargas
Llosa een duik in een pijnlijk stuk Midden-Amerikaanse geschiedenis,
bevolkt door indrukwekkende en wat beduimelde personen. Verfrissend
is die sprong niet, het zijn niet voor niets bittere tijden,
onderhoudend en leerzaam is het wel.
Venijn
Twee mannen bundelen hun
krachten. Het zijn Sam Zemurray en Edward L. Barnays. Ze zijn
respectievelijk oprichter – die de banaan niet had uitgevonden,
maar er wel voor zorgde dat die exotische vrucht eind jaren veertig
wel deel uitmaakt van het dieet van miljoenen mensen in de Verenigde
Staten – en PR-man van United Fruit. Barnays zou met zijn theorieën
de democratie in de praktijk ontkrachten. Na het hoofdstuk Vooraf
horen we niet meer van hen, maar hun venijn doet zijn werk. Dat begon
met de resultaten van een studie in Guatemala door Barnays. Hij stelt
dat de Regering in Guatemala het communisme bestrijdt en dat het
juist de buitensporige liefde voor de democratie is die een gevaar
vormt voor United Fruit. “Dit mijne heren, is goed om te weten,
niet om het hardop te zeggen.”
Diskrediet
De irreële angst voor
het Guatemalteekse communisme komt aldus Barnays goed uit om de democratische
regering van Guatemala in diskrediet te brengen. Arbeidsrechten,
belasting betalen, en het toestaan van concurrentie, het zou United
Fruit schaden en daarom zet het bedrijf een campagne op waarin
gelijktijdig de Amerikaanse regering en de publieke opinie worden
bewerkt. De PR machine van United Fruit blijkt in staat het pleit te
winnen. De Regering van Árbenz wordt al snel, en vrij algemeen,
gezien als satelliet van Moskou en moet dus met alle macht bestreden
worden. Zelfs een rapport van de CIA uit
Guatemala Stad (1952) waarin duidelijk staat dat Árbenz geen
communist is en een land wil opbouwen volgens het model van the New
Deal kan hier geen verandering in brengen.
In de verf
Vervolgens werd een heel land de
vernieling ingewerkt. De Amerikaanse politiek zou tot een serie
staatsgrepen en tot een burgeroorlog leiden die in 1960 begon en zou
tot 1996 duren met 200.000 burger doden tot gevolg. De doden zijn
aldus verschillende bronnen op
wiki voor 93% toe te schrijven aan de door de Verenigde Staten
gesteunde militairen. In Bittere
daarvan de voorgeschiedenis.
Het verhaal is echter
ingehouden. Enkele passages zijn gruwelijk, maar over het algemeen
wordt narigheid vanaf afstand beschreven. De Amerikaanse
ambassadeur Peurifoy wordt wel in de verf gezet, maar ook hier deed
de werkelijkheid niet onder voor geromantiseerde versie. Zo krijgt
Peurifoy, die eerder een rol speelde bij het aan de macht brengen van
de Griekse kolonels, van zijn
collega in Panama Leddy te horen: “We gaan er hier voor 100
procent voor, van hoog tot laag, om af te komen van die schoft en
niet te stoppen tot dat is bereikt.” Dit citaat komt uit een
Amerikaanse openbaar gemaakte tekst over de CIA politiek in
Guatemala.
Pers
Verschillende keren wordt in de
roman de vraag gesteld waarom de kwaliteitspers de voorgehouden
broodjes aap in zijn kolommen opnam, ook de kwaliteitskranten. Llosa
noemt in dit verband bijvoorbeeld de New York Times die een rechtse
gewelddadige couppleger, Castillo Armas, een held, redder van de
vrijheid in Midden-Amerika, en een voorbeeld voor de wereld noemde.
De PR doet blijkbaar zijn werk en de vrije pers is er niet tegen
opgewassen. Ook in Nederland zie je de Koude Oorlogstaal in
bijvoorbeeld het
Algemeen Handelsblad dat beweert dat United Fruit het land wordt
uit gepest door het onhaalbare arbeidsvoorwaardeneisen te stellen. Ja
mensen mogen zich organiseren in vakbonden, ja het bedrijf moet
eindelijk belasting betalen. Dat de Koude Oorlog gaande is en in de
Verenigde Staten zelf een vreselijke jacht op politieke tegenstanders
is begonnen kan dit enigszins verklaren, maar ook dan blijft de vraag
waarom journalistiek zo gemakkelijk mee buigt met bewust in de markt
gezette en onware verhalen?
Wapenhandel
Zelf sla ik aan op een
verhaal over een in Bittere tijden beschreven wapenzending aan het
leger van Guatemala om zich te verdedigen tegen de aanvallen van de
door de VS en de Nicaraguaanse dictator Somoza gesteunde
opstandelingen die worden geleid door kolonel Castillo Armas. De
wapens die het Guatemalteekse leger koopt (ondanks een door de
Verenigde Staten afgekondigd embargo), komen van de Tsjechische Skoda
fabrieken en worden Polen op een Zweeds schip geladen, de Alfhem, met
naam genoemd in de roman. In Amigoe
di Curcacao uit mei 1954 wordt het voorval beschreven. Hier was
een wapenembargo een wapen in handen van de machtige partij, en
onderdeel van een onderdrukkende politiek, bedenk ik me tijdens het lezen. De ene partij in een conflict wel bewapenen en de andere wapens ontzeggen is zuivere machtspolitiek. Er is veel
meer wapenhandel informatie in de pers verschenen rond dit conflict,
zoals een bericht over een onderschepte zending Belgische
jachtgeweren met een Frans schip. (Kort geleden schreef ik over recente
leveranties
via Rotterdam van Tsjechische munitie aan Guatemala, waar het nog
steeds rommelt.)
Personages
Het zijn niet alleen de
verhalen die uit de werkelijkheid komen. Ook veel van de personages
zijn in de kranten uit die tijd terug te vinden. Dat geldt voor
presidenten, maar ook hoge militairen die een belangrijke rol spelen
in het boek, zoals kolonel Enrique Trinidad-Oliva. Trinidad-Oliva is
handlanger van Abbes García en samen leggen ze Castillo Armas om.
García is een eerste klas vuilak en knapt voor de Dominicaanse
dictator Rafael Trujillo in Latijns Amerika wel meer zaakjes op,
totdat de Baas in 1961 bij een aanslag wordt gedood. Voor de
deskundige in moordaanslagen en martelingen lijkt er dan geen rol
meer te zijn, totdat hij als laatste klus de Tonton Macoutes van
Haïti gaat opleiden.
Marta of Gloria
De hier gegeven
visie op de dood van Armas is anders dan gangbaar. Zijn dood
wordt doorgaans toegeschreven aan een bewaker van het paleis. De
Guatemalteekse journalist Tony Raful, waar Llosa mee samenwerkte,
beargumenteert in zijn boek dat het inderdaad die paleiswacht was,
maar dat Tony Abbes García de man achter de schermen is om de
aanslag te organiseren. Vargas LLosa heeft die bewaker er tussenuit gehaald. Een belangrijke bron voor Raful zijn stelling is
Gloria Bolaños, die in het boek Marta Borrero Parra wordt genoemd.
Marta is beeldschoon en wordt door García naar de Dominicaanse
Republiek gebracht. Ze leeft in de werkelijkheid nog steeds in Miami,
maar dus onder een andere naam. Het is het weer een spel met fictie
en werkelijkheid. De roman eindigt in de jaren zestig met nog een een
laatste hoofdstuk, Nadien, waarin de schrijver zelf aan het woord
komt als hij verslag doet van een interview met Marta. Ze heeft zich
dan net ingezet voor de campagne van President Trump.
Nadien
In dit Nadien geeft Mario
Vargas Llosa zijn oordeel over de gevolgen van de vuile politiek in
de jaren vijftig. “Om kort te gaan, de Amerikaanse interventie
in Guatemala vertraagde de democratisering van het continent met
tientallen jaren en kostte vele duizenden doden, omdat ze er toe
bijdroeg dat de mythe van de gewapende revolutie en het socialisme in
heel Latijns-Amerika populair werd. Minstens drie generaties jongeren
hebben gedood en zich laten doden voor de zoveelste onmogelijke
droom, radicaler en rampzaliger dan die van Jacobo Árbenz.” Dat
Vargas Llosa geen linkse radicaal is wisten we al, maar los daarvan
snijdt deze kritiek een mythe aan flarden; het relaas dat het vrije
westen, per definitie de voorvechter is van mensenrechten en democratie.
Het
is een knap geschreven boek. Door de wisseling van perspectieven
blijft het je aandacht opeisen en de
sterke link met de werkelijkheid geeft extra spanning. Je mag
een roman niet met geschiedschrijving verwarren, maar als de meeste
personages aan de werkelijkheid ontleent zijn, dan is dit wel waar je
snel toe neigt. Het boek heeft me door dit alles naar de keel heeft
gegrepen.
United Fruit werd gecompenseerd voor door
staatsgrepen en het economische beleid onder de beide socialere
presidenten geleden schade, zo wordt in Bittere Tijden gesteld. De
schade die de slachtoffers leden is niet in dollars is uit te
drukken. Voor hen waren in
de echte wereld maar amper fondsen beschikbaar.
Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten