De oude
kustlijn,
de vierde en laatste, postuum uitgegeven bundel van M. Vasalis, was
uit de kast gehaald en lag bij de boeken om mogelijk weg te doen. Ik haalde
hem van die stapel en pakte hem weer op en kwam de opdracht van de geefster tegen:
omdat (…) het gele vlindertjeDat hondje komt uit het gedicht Gelijktijdigheid
en het hondje met de opgestoken oren
eigenlijk toch
het bewind blijven voeren
over je hart
en alles waar je voor staat.
zes uur 's avonds in de keukenHet gele vlindertje fladdert voorbij op de pagina ernaast. Het zijn slechts schijnbaar terloopse en achteloze woorden:
Het hondje met de opgestoken oren
de aardappels, die te koken staan,
de klok die houten tikt ? de lucht
ver en grijsblauw en de manshoge
spring-balsemien. Het weiland
met de ongelijke pollen en hun schaduw
als grotten-tekeningen. En het felle licht
dat door de blaadren brandt, een fonkelend mysterie.
En ik ? een ander schepsel, dat het ziet.
Het blijft tesamen, en er verandert niets.
O heer. Ik voel dat mij iets duidelijk gemaakt
zou moeten worden. Dat mij nu tijd gegeven wordt
en ook, hoezeer getroffen ook, iets aan mij schort
om werkelijk te kunnen zeggen: deze orde
hoe slordig zij ook is: ik zie het en ik ben ontwaakt.
Vergeef mijn doofheid en mijn blind-zijn
en vat mij in uw grootheid ? ik ben klein
maar uitgerust helaas met veel te veel tentakels
die tasten in het anders-zijnde Zijn.
De zomerwei des ochtends vroeg.Ik kopieer bovensaande uit een parochieblad, de godsdienstige verzuchting heeft in die kringen aantrekkuingskracht. De geefster van het boek is dominee. Toch zijn het woorden, die ook de atheïst aanspreken. Dat Heer kan ook de uitroep zijn van iemand die blij is die citroenvlinder - aangenomen dat die het is -, vroeg in het jaar te zien vliegen; daarvan te genieten; en dan op te merken dat er andere luikjes zijn om door te kijken, waaronder die met zoveel lelijkheid erachter dat de kleine gele vlinder er bijna door bedolven wordt: Rot op, dat liever niet.
En op een zuchtje dat hem droeg
vliegt een geel vlindertje voorbij.
Heer, had het hierbij maar gelaten.
Vogels schreven in de woorden van de vader van Vasalis de titel van de bundel. Hij wees tijdens een strandwandeling op een vlucht vogels boven zee en vertelde: Die volgen de oude kustlijn. Aan het einde van de bundel komen dan nogmaals de vlinders voorbij. Nu aan het raam. Ze zijn vliederdun en in de plaats gekomen van de vogels. Die frêle vlinders kondigen het einde aan (“Het is wel tijd om weg te gaan.”). Het allerlaatste einde komt met een aperte waarneming in het gedicht SUB FINEM (het laatste in de bundel en tweede met deze titel): “Het werd, het was, het is gedaan.”
Er zijn veel meer treffende woorden uit de bundel te halen. Er is bijvoorbeeld het zich verliezen in de liefde:
Er is iets groots, iets wilds en rustigs gaandeMaar die liefde zal ook niet zo vanzelf stromen als de beek van de berg. Zo merkt een ander gedicht op:
in ons, aan de kant van het water staande
als stemvorken staan onze hoge benen
en zoemen op de zoemende grond,
het is te horen als we even
stilstaan, luistrend, mond op mond.
Ik denk niet dat je mij al kentEn er is een kort nawoord, waarin ik las waarom de dichter in 1954 grotendeels stopte met publiceren: “Wat mij in en na de oorlog overkomen is, komt hierop neer: een enorme relativering van mijn eigen lot… ik moest voortdurend tot de conclusie komen dat mijn commentaar volstrekt overbodig was.” Of zoals elders verwoord: "Poëzie schrijven gaf haar het gevoel ‘een lucifertje bij een brand af te strijken’." Voor de kenners geen nieuwe woorden (uitgesproken in 1974 bij het in ontvangst nemen van de Constantijn Huygensprijs), maar het raakte me in de huidige tijd van oorlog, waardoor zoveel woorden slecht hechten en dreigen verloren te gaan in de wind. Maar,
ik ben zo aan mezelf gewend
en ’t is zo moeilijk om dit kind
dat vaak alles ondraaglijk vindt
te doen beseffen, dat jij er bent.
Kom nu forellen, mijn herinneringendit is toch wat je wilt bewaren.
spring met de verse krachten
en met de eerste wilde geuren
tegen de stroom.
De spelling in de bundel is gemoderniseerd. Even vraag ik me af of Monjetketjil dan ook niet naar modern Maleis had moeten worden omgezet, waar de j klank met de y wordt geschreven en de tj klank met de c, monyetkecil dus, kleine apenkop. Het is een niemendal. Het werk is uitgegeven op mooi papier dat in de Colofon '100 grams gevergeerd romandruk' wordt genoemd. Het is vaktaal voor papier dat een aangenaam boek heeft opgeleverd. Een boek waarin het werk en leven van een moeder (en haar moeder: “had ik je maar als kind gekend/die nu mijn kind en moeder bent.”) verdient die aandacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten