
De hele bundel is geschreven in de maanden februari tot en met april 1945. Het eerste vers Prélude schrijft over de oorlogssituatie en is somber gestemd: “Er hangt een heimwee over uw gebied/naar vredestijd die nimmer wederkeert.” Het tweede Our Grand Old Men is een lofzang op de twee natuurbeschermers Eli Heimans en Jac. P. Thijsse die beide aan de basis van de KNNV stonden.
Daarna begint het eerste deel Mijn duinen (over de waterleidingduinen). Anemoontjes in het voorjaarsbos zijn de eerste van een keur aan bloemen en plantjes die voorbij komen. De voorjaarsvroegeling is een iel, maar toch prachtig plantje dat bloeit van februari tot mei. Er duiken her-en-der verschillende orchideeën op, maar de parnassia wordt in het langste gedicht uit Land der vrijheid tot vorstin verklaard met allerlei andere planten om haar heen als opluistering, er zijn pages, jonkers, dames en zelfs een prins.
Ook de merel die fluit door de stilte ontbreekt niet, de zang van de nachtegaleman klinkt, evenals het keffende geluid van de tjiftaf en “de schorre fagot van de waakse fazant.” Er is sneeuw en regen en heel veel natuur in de bundel verwerkt. Een paar gedichten bezingen de zuidelijkste natuur van Nederland, die van het Geuldal waar “de onvolprezen flora van ons krijt” te vinden is.
Van Wijk stak zijn kennis niet alleen op van de al genoemde heren, maar hij noemt ook de NJN (die nog steeds bestaat). Veel planten moet ik opzoeken (en dat is een fijne bezigheid), maar ook een woord als umbelliferen zegt me niets, maar dat staat voor schermbloemigen.
![]() |
Bremraap in Noord-Kennemerland. |
In het deel Ons rietland wordt de groei van het trilveen in het gedicht Successie van moeras-associaties dan weer gebruikt om wel treffend te laten zien hoe: “Elk heden stelt zijn dood in dienst van morgen/in eindeloze onomkeerbaarheid.” Hier mistte ik het krabbenscheer, maar dat komt iets later in een volgend gedicht toch langs als het de sloot vult in het gedicht Blaasjeskruid. Het hele werk is een loflied op de natuur, zoals hier over de – ook nu nog bloeiende – dotter:
hun kronen staan als glinsterende kommenHein van Wijk is een begrip in kringen van de vredesbeweging, dienstweigeren en antimilitarisme. Dat blijkt alleen al uit de berichten in oude kranten. Hij was advocaat voor dienstweigeraars en later Eerste Kamerlid voor de PSP. De VPRO-radio maakte in 1991 een uitzending over hem in het kader van gedreven levens (het is nog te beluisteren). Daaruit leer ik dat hij biologie studeerde voordat hij overstapte op rechten. Als achtergrond bij deze bundel een relevant gegeven. Bij het vermaarde Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (ISG) in Amsterdam is een omvangrijk archief van en rond hem aanwezig. De uitgebreide inleidende tekst daarop sluit af met het noemen van de uitgave van Land der vrijheid.
van zonnegoud op glanzend groene schalen
van 't overrijke bladerenrozet.
Op de site met Nederlandse politici staat dit over zijn leven tijdens de Tweede Wereldoorlog: “Kwam in de bezettingstijd wegens hulp aan Joden in concentratiekamp Vught terecht waar hij als Schutzhäftling een leidende rol speelde in het Philips-Kommando. Daarna naar Dachau gestuurd. Overleefde een dodentransport. Na de oorlog de advocaat van dienstweigeraars die hij meestal pro deo bijstond. Sober levende intellectueel.”
Het voorlaatste gedicht Winter in Holland sluit af met:
Mijn ijzer zingzangt de altijd nieuwe wijsDe bundel bevat een 'voorwoord achteraf' door v. W. waarin hij Stefan Zweig instemmend parafraseert als hij in Heilung durch den Geist zegt dat schrijven een reinigende werking kan hebben en de mens verlost van zijn innerlijke spanningen: “(...) deze liedjes waren de wandelingen die ik door onze waterleidingduinen en ons laagland wilde maken. Ze schrijven, lezen, herlezen en voorlezen wàs – thuis zijn.” Ze werden geschreven in het SS Arbeitslager Kottern, een buitenkommando van het concentratiekamp Dacchau “in de dageraad der vrijheid, bij het knagen van de honger.” Deze context geeft de gedichten een veel grotere waarde. Na drie jaar prikkeldraad klopte misschien niet alle natuurgegevens, maar niettemin was het paars van de andoorn langs de sloot een vlucht uit de narigheid naar de schoonheid. Van Wijk heeft daarmee een mooi medicijn nagelaten dat het ook in deze minder donkere tijd waard is ingenomen te worden.
van ruimte en vrijheid heel de lange tocht.
O, vrijheid, vrijheid wéér na elke bocht!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten