“De Geuzenactie is ingezet op 15 mei 1940 te Amsterdam,” staat in de tweede Geuzenbericht van het georganiseerde verzet tegen de Duitse bezetter, geschreven op 18 mei.* Het pamflet kwam echter niet uit Mokum, maar was geschreven in Schiedam door een leraar die iets tegen de Duitsers wilde ondernemen, Bernard IJzerdraad. Hij fantaseert er een hele organisatie met geheimagenten en verspreidingsnetwerk bij. Als snel daarna dijt de organisatie ook in de realiteit schijnbaar als vanzelf uit: eerst in Rijnmond en later verder het land in. Er worden gegevens verzameld over Duitse troepen en installaties. Ze zouden via het contact van IJzerdraad naar Engeland gaan** en gebruikt worden in de op handen zijnde inval van de Engelsen. Het is de deelnemende mannen ernst (over vrouwen lees ik alleen als echtgenoten iets).
Harry Paape heeft vanuit het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie onder de titel de Geuzen***, een boekenweekgeschenk voor 1965 over de organisatie geschreven en rijkelijk geïllustreerd met documenten. Het CPNB meende dat 20 jaar na de bevrijding die ook in het geschenk niet onopgemerkt voorbij kon gaan. Het comitee wilde zo een bijdrage leveren

Het begint in Vlaardingen aan de Tweede Maasbosstraat (destijds nog met sch) dicht bij de Vlaardingse haven in het huis van Ary Kop. Hij was een daadkrachtig, enigszins driftig overkomend mens (van labberkakken moest hij bijvoorbeeld niets hebben), voormalig stuurman op de grote vaart, thuis gekomen toen hij getrouwd was, en een liefhebbende echtgenoot en vader. Ary is de secretaris en leider van wandelvereniging Flardinga, sterker nog hij was eigenlijk Flardinga. Het huis waar hij woont is de zoete inval. Daar komen we ook de andere leden tegen. Ze worden in het boekje voorgesteld, zoals Ies Korprshoek, steenhouweer van beroep, Sjaak van der Ende, een schilder, etc. De drie staan als wandelaars op een foto. Een ander, Jan Kijne, is een teruggetrokken Vlaardinger, maar hij wandelt wel bij Flardinga. Als hij in Schiedam IJzerdraad ontmoet brengt hij zijn ideeën naar de wandelvereniging. Wandelaars zien veel en kunnen onopgemerkt telefoonleidingen, kabelaansluitingen, afweergeschut, opslagplaatsen en troepenaccomodatie in kaart brengen. Gegevens die een goede voorbereiding zijn op de komst van de Engelsen. De organisatie krijgt een statuut, met rangen en standen en een Geuzeneed, met tien regels om trouw aan te zijn, zoals zwijgzaamheid.
Die snelle Engelse inval verwachten, verraad slecht denken. Er is nogal wat voor nodig een dergelijke operatie op te zetten aan troepenconcentratie, planning en logistiek. De Engelsen hebben kort ervoor nog een haastige aftocht uit Duinkerken moeten blazen met een vloot aan vissersschepen en pleziervaartuigen. Verwachten dat ze nu al klaar staan, laat zien dat de wens de vader van de gedachte is. Denken aan een invasie op het continent is nog niet reëel, zo zal voor wie militair strategisch denkt, duidelijk zijn: “Maar die zo dachten, vormden een heel kleine minderheid,” constateert Paape. De schrijver gaat in het geschenk veel meer in op tactische en strategische vraagstukken.
Is geïmproviseerde sabotage wenselijk? Je vestigt de aandacht op het gebied waar ze plaatsvinden, er zal sprake van repercussies zijn en het is maar de vraag wat de invloed is van het lukraak doorknippen van bijvoorbeeld telefoonkabels. Dat is ook intern in De Geuzen gehoorde kritiek. Tegelijkertijd wordt elders in het boek een voorbeeld van het doorknippen van een leiding naar een telefoonaansluiting in het Rotterdamse Vroesenpark gegeven. De kabel verbindt een luchtafweer commandopost met het telefoonnet. Door de sabotage kan die post niet bereikt worden als vliegtuigen uit Engeland overkomen, zodat de zoeklichten niet aangaan. De schrijver speculeert niet op de resultaten van de sabotage, hoeveel vliegtuigbemanningsleden daardoor niet zijn getroffen, maar hij constateert in dit geval wel effect.
Ook schrijft hij uitgebreid over de nogal onvoorzichtige aanpak van het Geuzenverzet. Er zijn heel veel mensen die de Geuzen kennen in Vlaardingen en ook heel veel mensen die weten dat ze is ontstaan rond wandelvereniging Flardinga. De reactie van de kant van de Duitsers wordt door de groep niet te serieus genomen. Dat komt pas later, te laat. Het is aan het begin van de bezetting, na de bombardementen op buurstad Rotterdam, die tot boosheid leidt die als drijfveer werkt. Het is dan ook begrijpelijk dat de activiteiten een geïmproviseerde vorm krijgen in wat veel wegheeft van een rebellenclub, gecombineerd met naïeve argeloosheid. Zwijgzaamheid was dan wel een onderdeel van de Geuzeneed, maar hoe belangrijk het 'Kop dicht' was, was nog niet doorgedrongen. Harry Paape heeft juist deze argeloze inzet met verve beschreven.
Het moet mislopen en het liep ook mis. Het begon met een medewerker van Wilton die aan zijn broer vertelde dat... Die broer sprak weer een ander en zo kwam het uiteindelijke terecht bij de Sicherheitsdienst en medewerkende Nederlandse politiemannen en -rechercheurs. Het begon met de arrestatie en het uithoren van die jongen van Wilton, maar de ene arrestatie leidde tot de volgende. Velen hielden in handen van de Duitsers wel hun kop dicht, hoe zwaar ze ook mishandelt werden, een enkele keer tot de dood er op volgde, of hoe slinks en slim ze ook werden ondervraagd. Anderen vertelden wel ogenschijnlijk onschuldige zaken. Een Geuzenlid dacht de dans te ontspringen door alles te vertellen wat hij wist. Zijn lotgenoten zouden het hem kort voor zijn dood vergeven. Honderden Geuzen werden gevangengezet in Scheveningen, vrezend voor het volgende verhoor. Door de beschrijving van de gewelddadige verhoormethoden is dit een moeilijk en pijnlijk leesbaar deel van het boek. Het is echter goed dat ook dit verhaal neergezet wordt.
Er zou een showproces volgen. Waar alle informatie, alle krantjes, gevonden wapens en springstoffen, en verwoorde ideeën werden opgeklopt, zodat sprake leek van een goed georganiseerde en gewelddadige organisatie in dienst van de vijandige Engelsen. Straffen waren extreem en torenhoog. In de uiteindelijke veroordeling werden drie van de doodstraffen omgezet in levenslang. Er kwamen wel drie ter dood veroordeelde Februaristakers bij. Zo gingen 18 mannen naar de Waalsdorpervlakte om geëxecuteerd te worden. Ze zongen: Nu ga ik op tot Gods altaren (psalm 43:4). Tot op het laatste moment hadden ze niet willen geloven dat de strafuitspraak ernst was voor hun verzet in de marge.
Het Parool van 13 mei 1965 wijdt een hele pagina aan de studie van Paape (zie hiernaast de eerste vier alinea's). Het bekende gedicht dat achterop het geschenk staat De achttien Doden van Jan Campert betreft dus drie Februari-stakers en vijftien Geuzen. Bij het proces werden vijf journalisten (van het ANP, de Deutsche Zeitung, Het Nationale Dagblad, De Telegraaf en Het Vaderland) uitgenodigd. “(...) ze laten zich braaf instrueren, ze leggen braaf hun gekleurde verslagen voor aan de president en wat de krantenlezers onder ogen krijgen is om te rillen.” Dat was bedoeld ter lering aan het Nederlandse volk. Nederland bleek immers na een jaar van de bezetting niet zo gewillig als de Duitsers hadden verwacht van het Germaanse broedervolk. De vijftien moesten daarvoor boeten. Hun dood moest tot afschrikwekkend voorbeeld dienen. De voormalige Amsterdamse verzetskrant vertelt het 24 jaar later op een manier met respect voor de doden.
Mijn hele familie komt uit Vlaardingen, van zowel moeders als vaders kant, een dorp dat volgens de schrijver maar geen stad wilde worden en waar de 30.000 inwoners elkaar minstens van gezicht kenden. De advertentie van bakkerij Boer over het koekje Wilhelmientje wordt uitgebreid genoemd in het geschenk. De reclame voor Ons Wilhelmientje Boven ken ik uit de overlevering (het is een verhaal dat een eigen leven is gaan leiden). Dergelijk oranje gekleurd verzet past ook bij sfeer uit mijn jeugd. Dat het eerste verzet een afdeling bij Wilton Feijnoord had, waar mijn opa werkte, dat wist ik dan weer niet. En dus ook niet dat door een medewerker van die werf het begin van het einde werd ingeluid, een einde dat gezien de organisatievorm onvermijdelijk was.
Paape concludeert in de Geuzen:
Zij waren de eersten.
Anderen hebben, gedurende de vijf jaren van de bezetting, in het verzet meer en belangrijker werk kunnen doen. De daden van de Geuzen waren op zichzelf niet van groot gewicht. Wie zal het tegendeel beweren? Maar zij, de Geuzen, zijn het geweest, die velen in den lande hebben wakker geschud, die in en door hun dood de afkeer jegens de bezetters hebben doen groeien, de bereidheid tot het bieden van weerstand nieuwe impulsen hebben gegeven. Het imposant verzet uit de jaren '43-'45 is geen ogenblik los te maken van dit pril begin.
Zij waren de eersten.
De
Nieuwe Vlaardingse Courant had in 1965 ook een hele pagina onder
titel: DE
GEUZEN: een hommage aan de eerstelingen in het verzet,
met de advertentie van banketbakker Boer als illustratie.
Het
boek hakt er bij me in. De mannen van het verzet. Ze leefden rond
mijn familie in dat grote dorp. Het repressie apparaat bestaat uit Noordwest Europese
mannen die niets ontziend en sadistisch mensen tot spreken wilden
dwingen. Het doet denken aan Latijns-Amerika (jaren zeventig en tachtig) of Algerije tijdens de onafhankleijkheidsoorlog. Het raakt nog steeds. Dat zijn, dat waren, wij. Aan beide
kanten.
Noten:
*
“Arme IJzerdraat, wiens naarstige activiteiten in allerlei
richtingen, wiens pogingen via steeds weer nieuwe contacten een weg
naar Engeland te vinden, op niets waren uitgelopen, wiens vrouw en
zoon na zijn arrestatie de pakken papieren, waaronder zonder twijfel
ook schetsen, tekeningen, plattegronden, rapporten van onder de
aardappelhoop in de kelder hadden weggehaald, om ze in de kachel te
verbranden,” p.
129.
**
Een kopie van deze brief is afgedrukt op pagina 16 van de
uitgave.
*
'de Geuzen' is
op de
website van de Nederlandse Bibliotheek
te vinden als pdf,
txt,
scan,
of als epub.
Hier zijn ook alle illustraties te vinden. Zowel voor de naam van de
schrijver als de titel zijn bij deze uitgave geen kapitalen gebruikt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten