zondag 4 mei 2025

De ronde van '43

Henri Knap schreef het boekenweekgeschenk voor 1981: De ronde van '43. Het is een eenvoudig verhaal. Theo Koenders biedt in alle vroegte aan voor een paar nachten onderdak te zoeken voor een joods meisje van dertien, omdat het onderduikadres waar ze zat gevaar loopt en 'schoon gemaakt' moest worden. Knap verving hiermee een inzending van Gerard van 't Reve (De vierde man) die als ongeschikt werd beschouwd. Christelijke boekhandelaren hadden bezwaren tegen de inhoud en de omvang was te groot en daarmee te duur. Van 't Reve zelf zei: “De CPNB keurde het af: men vond het niet netjes genoeg voor het grote publiek; er zat teveel seks in.” De Commissie ging op zoek naar een ander uiteindelijk werd dat Henri Knap. De vierde man werd als boek en film overigens een succes.

Roosje heeft donker haar, maar geen opvallend joods uiterlijk. Bovendien hoeft ze op haar leeftijd nog geen identificatie bewijs te hebben. Niet al te moeilijk om onder te brengen. Koenders neemt haar als nicht Lilly mee achter op de fiets en gaat negen adressen langs om te vragen of ze dat willen doen. Van rijkaard in een groot huis, tot arbeider, leraar, tandarts, groenteboer, opticien etc. allemaal hebben ze een reden om het niet te doen. Meestal een reden die begrijpelijk is, soms slechts een excuus.

Daarbij zeggen ze onvoorzichtig veel om zichzelf uit de netelige situatie te praten. Vaak wordt als goedmaker een alternatief adres genoemd. Alleen een godsdienstwaanzinnig tuinderspaar komt met een stereotype Gristelijk antisemitisme en wil hooguit beloven dat ze niet zullen zeggen dat Theo en 'Lilly' aan de deur zijn geweest. De van de meeste praten teveel, soms zijn gewoon lomp of op zijn best ondoordacht: waar zijn je ouders; kan jij haar zelf niet opvangen. De man en het meisje rijden een middag en vooravond door de regen. Ze krijgen hier en daar wat te eten of te drinken.

Knap is scherp op opmerkingen die niet kunnen. De opmerking: 'Ik heb niets tegen joden' bijvoorbeeld.
“Maar mijn vader zei altijd dat iemand die niets tegen joden heeft er niet aan denkt om dat te zeggen,” klinkt het rustig vanaf de bagagedrager. Het is vergelijkbaar met het “Ik ben geen racist maar …” Knaps observaties fileren de 'goede' Nederlander. Anderzijds formuleert hij ook begrip voor de angst die een reden kan zijn om niet in de bres te springen voor wie dat nodig heeft. Hij laat Lilly zeggen: “De meeste mensen zijn zo. Ik weet echt niet hoe ik zou zijn als ik mensen zou moeten verstoppen en als ik wist dat als ik betrapt werd zoveel ellende zou krijgen. En ik niet eens alleen, ook mijn man en kinderen.” Wat houterige woorden, maar wel woorden waaruit een volwassen begrip spreekt van een dertien jarig meisje. Knap neemt zijn personage serieus. Het vijlt misschien de scherpe kantjes weg, maar is tegelijkertijd ook een realistischer beeld van de Nederlander dan de verzetsheld, daar waren er maar weinig van.

Roosje vertelt ook hoe het huis waar ze met naar ouders woonde werd binnengevallen. Ze wordt door de huiseigenaar meegesleept en uren achter de schoorsteen op het dak verstopt. Het doet me denken aan het geschenk van vijf jaar later
De glazenbrug van Marga Minco waarin de hoofdpersonage zich ook zo achter een schoorsteen verstopt heeft gehouden; haar hoofd verborgen achter de armen, alsof ze “door niets te zien kans maakte niet gezien te worden.”

Het meisje komt met de scherpzinnige opmerking dat ze het zo dom vindt dat de mensen elkaar napraten dat de Duitsers zo stom zijn en dat de Sicherheitsdienst uit idioten bestaat. Onterecht, vindt ze het. “Ze zijn juist heel slim. En daardoor gevaarlijk. Wáren ze maar stom!” Ook dit mechanisme is niet beperkt tot 40-45 maar nog steeds gangbaar in bijvoorbeeld progressieve en linkse kringen. Politieke tegenstanders worden afgeschilderd als leeghoofdige sukkels die niets bereiken. Misschien gebeurt dat om moed te vinden, maar het zorgt er ook voor dat je niet echt over ze hoeft na te denken.

Theo Koenders zelf spreekt met fietsenmaker Van Amerongen over de Nederlandse houding. De oorlog vraagt meer dan mensen op kunnen brengen, menen ze. Anderzijds wordt ook stil gestaan bij het verzet dat er wel is, zoals tijdens de Februaristaking.
“Maar hoeveel mensen van dat soort hebben we,” vraagt de fietsenmaker. En joden moeten zelf gewapend verzet plegen, zegt men. “Kom eens in opstand tegen machine geweren en handgranaten. Met wandelstokken zeker!” Het is een commentaar dat belangrijk is. Nog steeds kom je in situaties waar mensen denken over gewapende opstand waar hun kansen nihil zijn. Daarnaast wijst de fietsenmaker op de situatie in Duitsland waar ook mensen tegen de waanzin zijn, maar “net als de meesten hier geen vinger durven te verroeren.” Maar: Er zijn zelfs moffen die verzet plegen.” Ook die blik kan je doortrekken naar de Rus die protesteert tegen Poetin, de Oekraïner die dienstweigert of de Israëli die ageert tegen de oorlogen van Jeruzalem tegen Palestijnen. Dat iedereen in Nederland in het verzet zat, was al voor 1981 doorgeprikt, maar Knap verwoord dat nog eens voor een breed lezerspubliek in zijn geschenk. En er zitten al veel joden in het verzet, ziet de fietsenmaker aan de executies, ook dat wordt nog steeds regelmatig vergeten.

Op de DNBL-website staat
een bespreking uit Vrij Nederland over het boek. De vloer wordt er mee aangeveegd. Wollige teksten worden op een rij gezet en recensent Frans de Rover stelt in een artikel onder de kop 'Triviaal en sentimenteel': “Ik ben verontwaardigd over de wijze waarop Henri Knap van dat oorlogsdecor gebruikmaakt om goedkope sentimenten op te wekken die zijn onvermogen een verhaal te schrijven moeten camoufleren.” Heb ik met mijn positieve oordeel niet goed gelezen. Ik zag een heldere vorm, waarin de gesprekken tijdens de rondrit het mogelijk maakte om verzet en angst, lompheid en venijn, uitvluchten en inzet weer te geven. De Rover stelde over het werk van Knap: “(...) van het enigszins acceptabel invoeren van verhaalpersonages, om maar te zwijgen van het verwoorden van emoties en gevoelens binnen een verhaalontwikkeling, heeft hij geen benul.” Hier en daar stottert het Nederlands inderdaad, en de slot alinea is echt hyper sentimenteel, maar het boekje afbranden was ook weinig zinvol. Naast de kritiek op de vorm is er ook een botte batter aanval in Vrij Nederland door Piet Grijs die stelde dat Knap fout was in de oorlog. Deze slag wordt in het nieuw israelietisch weekblad gepareerd door te wijzen op wat Knap deed tijdens de oorlog. Dat brengt dan gelijk nog wat autobiografische informatie die in de novelle is verwerkt.

De uitgever van Van 't Reve, Wim Hazeu, had Knap tijdens een lang gesprek in een Amsterdams café zover gekregen het geschenk te schrijven. De zeventiger Knap kon de kritieken erop niet verwerken en zou ze zich teveel aantrekken. Hazeu: “(…) dat hij ze niet meer te boven zou komen, had ik nooit gedacht. Ik heb hem zien aftakelen en heb het mezelf heel erg kwalijk genomen dat ik hem die vraag ooit gesteld heb.”
   
Voor mij blijft het echter een waardevol boekje waarin eenvoudig en oprecht wordt gezocht naar een verklaring voor de houding van de Nederlanders tijdens de oorlog. Dat gebeurt met begrip. Literair is er inderdaad wel wat op af te dingen. Dat hij de kans kreeg na het conservatieve besluit van het CPNB tegen het werk van een gerenommeerd Nederlandse schrijver, zette hem wel meteen op achterstand.

Geen opmerkingen: