zondag 15 september 2024

De ijsdragers


De ijsdragers van Anna Enquist is niet alleen het boekenweekgeschenk van 2002 het is ook een fijn boek om te lezen. De psychiater en instellingsdirecteur Nico en zijn vrouw Loes hebben persoonlijkheden waarvan verschillende – soms tegenstrijdige – aspecten aandachtig worden belicht.

Het verhaal raakt weggemoffelde problemen tussen hen beiden. Ze verstoppen zich voor wat mis ging. Volgende missers liggen daardoor op de loer. De novelle legt het falen, en de redenen daarvoor, steeds verder bloot en geeft woorden aan psychologische processen die spelen. Loes is daarbij verbaasd dat ze zelf steeds meer ruimte gaat innemen.

Veel problemen lossen zich vanzelf op, constateert ze, als een jongen komt helpen met de tuin waarvan het onderhoud te zwaar op haar schouders rust. Het is een gedachte die problemen kan verlichten. Maar aan zo'n oplossing kunnen ook weer nieuwe nadelen kleven, zo blijkt,
of nieuwe voordelen zal de optimist denken.

Omgeving
Het boek beschrijft en verwerkt de omgeving. Het huis van Nico en Loes staat langs de duinrand. Dat lijkt mooi, maar zand loopt tussen de vingers weg en dient als schuurmiddel, en niet als bodem voor een bloeiende tuin. Zand heeft geen karakter, maar dringt overal door. Loes houdt meer van de polder met zijn rechte sloten en de duidelijkheid van de paden langs de dijken. De polder waar water rustig is en niet met een nerveuze golfslag beweegt.

Man op ijsstaven in koelcel, Amsterdam, 1 juli 1953
Foto Ben van Meerendonk / AHF, collectie IISG, Amsterdam


Ook de titel komt uit een bijzondere omgeving. In de Pyreneeën, waar Hugo en Loes ooit wandelden, lag een gletsjer tegen de berghelling. In vroeger tijden werd het ijs ervan door dragers naar de paleizen van Foix, Pamier en Toulouse gesjouwd. Verpakt in een schapenvacht lag het op de schouders. Gedisciplineerde doorzetters waren die dragers, zo bedenkt Hugo zich met afstandelijke bewondering, alsof hij wel de last kan tillen, maar niet de kou wil voelen op de schouders, net zomin als de kilte die tussen het koppel hangt.

Structuur
Problemen zijn er niet om bij stil te staan, vindt Nico, maar om op te lossen. Sporten, werken, en structuur moeten het doen. De psychiater houdt niet van vage therapieën. Een mens moet leren zelf de zaken aan te pakken, en niet eindeloos over zijn problemen tegen een therapeut aanpraten.

Het doet denken aan de ideeën uit de tijd dat het geschenk verscheen en de hulpverlener figuurlijk op zijn eigen handen moest gaan zitten en dat het er niet om ging wat mensen niet konden, maar wat ze nog wel konden. Ze moesten heel neoliberaal de eigen boontjes doppen. Een dergelijke politiek term gebruikt Enquist niet, maar je proeft hem wel tussen de regels. Dat het een visie is die faalt, dat schrijft ze wel.

Nico wil geen gesprek met, maar structuur voor, omdat praten geen oplossing biedt en de psychische mankementen er zelden door verholpen worden. Wat moet je dan met begrip van je eigen situatie, zo vraagt hij, als het niets oplost. Het wegnemen van dergelijke behandelingen spaart bovendien kosten voor dure therapeuten uit. Dat lijkt alleen op eerste gehoor goed. 'Kunnen ze dat dan wel,' vraagt Loes regelmatig
heel voorzichtig met aandacht voor de patiënt, als Hugo weer op zijn stokpaard zit. Hij meent dat voor het invoeren van zijn visie weliswaar een stappenplannen nodig is, maar gelooft heilig en fanatiek in dat uiteindelijke doel.

Roos

Al vrij vroeg in de novelle wordt Nico neergezet als een psychiater die weinig opheeft met het nadenken over de mens als wezen en die de poëzie ervan niet kan zien. Als hij in zijn opleiding een roos in een vaas voorgezet krijgt met de vraag daar iets over te zeggen, zwijgt hij; wat valt daarover immers te zeggen. De professor reageert minzaam:
“Als u over deze eenvoudige bloem, met haar zo duidelijke zichtbare ambivalentie van vlijmscherpe doorns en fluwelen bloembladeren niets kunt vertellen, als u geen gedachten kunt formuleren over het verscholen hart en de dorstige stengel – hoe kan ik u dan op mijn patiënten loslaten?”
Deze professor wordt ziek en vervangen door een ander die gespecialiseerd is in directieve therapie en structurerende technieken. Dat past hem beter. De structuur boven de mens.

Gelaagd
De ijsdragers is geen boek van gemakkelijke antwoorden en eenduidige verklaringen. Het beroep van de ijsdrager was ook honds zwaar. Ze droegen net als Hugo en Loes een ijskoude last.

Het geschenk zou ook als gewoon boek verschijnen
bij de Arbeiderspers

vrijdag 13 september 2024

De dingen

Dit plaatje is van Facebook verwijderd, omdat ik er valse bedoeliingen mee zou hebben (heroverweging aangevraagd), daarom zet ik het hier:




Rondleiding:
Een rondleiding door Steven is op zondag 15 september om 15.30 uur, verzamelen op het Zoutkeetsplein. Zie voor een uitnodiging hier de pdf.

zondag 8 september 2024

De oude kustlijn


De oude kustlijn, de vierde en laatste, postuum uitgegeven bundel van M. Vasalis, was uit de kast gehaald en lag bij de boeken om mogelijk weg te doen. Ik haalde hem van die stapel en pakte hem weer op en kwam de opdracht van de geefster tegen: 

omdat (…) het gele vlindertje
en het hondje met de opgestoken oren

eigenlijk toch
het bewind blijven voeren
over je hart
en alles waar je voor staat.
Dat hondje komt uit het gedicht Gelijktijdigheid
zes uur 's avonds in de keuken

Het hondje met de opgestoken oren
de aardappels, die te koken staan,
de klok die houten tikt ? de lucht
ver en grijsblauw en de manshoge
spring-balsemien. Het weiland
met de ongelijke pollen en hun schaduw
als grotten-tekeningen. En het felle licht
dat door de blaadren brandt, een fonkelend mysterie.
En ik ? een ander schepsel, dat het ziet.
Het blijft tesamen, en er verandert niets.
O heer. Ik voel dat mij iets duidelijk gemaakt
zou moeten worden. Dat mij nu tijd gegeven wordt
en ook, hoezeer getroffen ook, iets aan mij schort
om werkelijk te kunnen zeggen: deze orde
hoe slordig zij ook is: ik zie het en ik ben ontwaakt.
Vergeef mijn doofheid en mijn blind-zijn
en vat mij in uw grootheid ? ik ben klein
maar uitgerust helaas met veel te veel tentakels
die tasten in het anders-zijnde Zijn.
Het gele vlindertje fladdert voorbij op de pagina ernaast. Het zijn slechts schijnbaar terloopse en achteloze woorden:
De zomerwei des ochtends vroeg.
En op een zuchtje dat hem droeg
vliegt een geel vlindertje voorbij.

Heer, had het hierbij maar gelaten.
Ik kopieer bovensaande uit een parochieblad, de godsdienstige verzuchting heeft in die kringen aantrekkuingskracht. De geefster van het boek is dominee. Toch zijn het woorden, die ook de atheïst aanspreken. Dat Heer kan ook de uitroep zijn van iemand die blij is die citroenvlinder - aangenomen dat die het is -, vroeg in het jaar te zien vliegen; daarvan te genieten; en dan op te merken dat er andere luikjes zijn om door te kijken, waaronder die met zoveel lelijkheid erachter dat de kleine gele vlinder er bijna door bedolven wordt: Rot op, dat liever niet.

Vogels schreven in de woorden van
de vader van Vasalis de titel van de bundel. Hij wees tijdens een strandwandeling op een vlucht vogels boven zee en vertelde: Die volgen de oude kustlijn. Aan het einde van de bundel komen dan nogmaals de vlinders voorbij. Nu aan het raam. Ze zijn vliederdun en in de plaats gekomen van de vogels. Die frêle vlinders kondigen het einde aan (“Het is wel tijd om weg te gaan.”). Het allerlaatste einde komt met een aperte waarneming in het gedicht SUB FINEM (het laatste in de bundel en tweede met deze titel): “Het werd, het was, het is gedaan.”

Er zijn veel meer treffende woorden uit de bundel te halen. Er is bijvoorbeeld het zich verliezen in de liefde:
Er is iets groots, iets wilds en rustigs gaande
in ons, aan de kant van het water staande
als stemvorken staan onze hoge benen
en zoemen op de zoemende grond,
het is te horen als we even
stilstaan, luistrend, mond op mond.
Maar die liefde zal ook niet zo vanzelf stromen als de beek van de berg. Zo merkt een ander gedicht op:
Ik denk niet dat je mij al kent
ik ben zo aan mezelf gewend
en ’t is zo moeilijk om dit kind
dat vaak alles ondraaglijk vindt
te doen beseffen, dat jij er bent.
En er is een kort nawoord, waarin ik las waarom de dichter in 1954 grotendeels stopte met publiceren: “Wat mij in en na de oorlog overkomen is, komt hierop neer: een enorme relativering van mijn eigen lot… ik moest voortdurend tot de conclusie komen dat mijn commentaar volstrekt overbodig was.” Of zoals elders verwoord: "Poëzie schrijven gaf haar het gevoel ‘een lucifertje bij een brand af te strijken’." Voor de kenners geen nieuwe woorden (uitgesproken in 1974 bij het in ontvangst nemen van de Constantijn Huygensprijs), maar het raakte me in de huidige tijd van oorlog, waardoor zoveel woorden slecht hechten en dreigen verloren te gaan in de wind. Maar, 
Kom nu forellen, mijn herinneringen
spring met de verse krachten
en met de eerste wilde geuren
tegen de stroom.
dit is toch wat je wilt bewaren.

De spelling in de bundel is gemoderniseerd. Even vraag ik me af of
Monjetketjil dan ook niet naar modern Maleis had moeten worden omgezet, waar de j klank met de y wordt geschreven en de tj klank met de c, monyetkecil dus, kleine apenkop. Het is een niemendal. Het werk is uitgegeven op mooi papier dat in de Colofon '100 grams gevergeerd romandruk' wordt genoemd. Het is vaktaal voor papier dat een aangenaam boek heeft opgeleverd. Een boek waarin het werk en leven van een moeder (en haar moeder: “had ik je maar als kind gekend/die nu mijn kind en moeder bent.”) verdient die aandacht.


zaterdag 7 september 2024

3 – Wind, Vlieland (05/09/24)

 


De wind waait met kracht 6 door de bomen. Het maakt een boel geluid. Toch is de lucht er ook door schoongeblazen en komt de zon door de wolken. Die heldere lucht was vooral vannacht prachtig. Vlieland heeft 453 keer zoveel sterren als Amsterdam; ik zag ze staan en flikkeren aan het zwerk toen ik naar het WC-gebouw liep. Een nacht eerder regende het de hele tijd. Het leek me ideaal dat geplens terwijl ik binnen lag, maar was het weer ook deze nacht zo geweest dan had ik die zee aan sterren gemist.

Nu nog een dagactiviteit die voor beiden leuk is. Mijn voeten houden niet van wandelen en de rug van de ander niet van stoempen.

De vrachtwagen met oplegger uit Harlingen die gisteren met enorme vaart de hoek omkwam door een waterkering de haven in en me alleen miste omdat ik pas een seconde later op de plek zou zijn geweest waar hij me absoluut niet had kunnen zien. Later kwam hij nogmaals roekeloos een bocht om scheuren. We zagen hem weer aan de andere kant van het eiland bij het Posthuys. Wat bezield zo iemand? Of mist er juist bezieling in zo'n mens buiten de geestdrift rond de voet op het pedaal?

Dat Posthuys had vroeger zand op de vloer. Het is vervangen door een gladde parketvloer. Er naast staat nu een hotel. Vlakbij is een wandeling door de Kroonpolders. Aan de kant van het natte pad staan zeeaster, veel lamsoor en zeekraal, en verder in het hele gebied allerlei kleuren kamperfoelie. Op de eilandjes in de polders enorm veel vogels en ik telde zo'n 150 lepelaars. Een fantastische plek, ook al was hij voor zijn oorspronkelijke bedoeling (landbouw) niet geschikt.
De Kroonpolders zijn in beheer bij Staatsbosbeheer. Het gebied valt formeel onder het dorp West-Terschelling. Dat dorp staat nog wel op de kaart in Vlie-trine, maar ligt ten noorden van de Vliehors in zee opgeslokt door de golven.

Het plan is geweest om heel Vlieland aan de natuur over te laten; het niet langer te beschermen voor menselijkebewoning. Dat plan is gesneuveld na protesten van Rijkswaterstaat. Dat zou er een eeuwigdurende klus mee kwijtraken. Nu is het weer de dijk achter het dorp die door Boskalis 'op de schop' wordt genomen. Ik zie een machine de basaltblokken keurig neerleggen. De dynamiek wordt beteugeld. Nu de mannen achter het stuur nog.







2 – Laat de natuur niet schieten, Vlieland (04/09/24)

 



Toch ook zo laat in het jaar nog mooie vogelzang op de vroege ochtend. Er ging eerder al wel een zware helikopter over. In de zomeruitgave (nr. 47) van de Vlie-trine wordt de Vliehors zowel omschreven als een prachtig natuur als militair oefengebied.

“Nergens in Nederland vind je zo'n zilte zandvlakte tot aan de horizon, met de eindeloze zee rondom. (…) een bijzonder natuurgebied en vooral van belang als hoogwatervluchtplaats van duizenden wadvogels.

Op de stuifdijken broeden meeuwen, scholeksters en wulpen. Op de vlakte broeden de zeldzame strandplevieren, en ook bontbekplevieren en verschillende soorten sterns.”


Het is ook het enige gebied in Nederland waar de luchtmacht en NAVO-partners mogen oefenen met scherpe munitie, tot 500 ponders. De operationele benaming is Cornfield Range. De Waddenvereniging vindt dat het wel een tandje minder mag, want:

“In grote gebieden rondom militaire oefenterreinen wordt de rust van vogels, zeehonden, toeristen en omwonenden verstoord door militaire vlieg- schietoefeningen.”

Boem, boem op de Vliehors heeft volgens Defensie nauwelijks effecten, volgens de Waddenvereniging weldegelijk, vooral als de vogels met hoogwater dichter bij het oefengebied zitten.

Paal 4554, zie: kaart 36


Maar goed ik zou me er niet druk over maken. We lopen een rondje om de Oostkop van het eiland.


1 – reis en rust, Amsterdam – Vlieland (03/09/24)

Onderweg met mijn nieuwe fiets. Het is een reis met hindernissen aan de horizon. Trein. Doen de liften van de NS het wel? Eruit in Anna Paulowna. Ik stapte in het deel dat niet verder ging dan Alkmaar en was de enige niet. Overstappen. Tot Anna Paulowna praat ik met een Australische emigrante op sentimental journey. Ze is van Nederlandse afkomst. Vandaar fietsen tot de bus over de Afsluitdijk. Rijdt hij op tijd? Zit hij niet vol? Dan nog een stuk naar Harlingen. Daar de boot op en eindelijk rust. Wat maak ik me toch vreselijk druk.

Onderweg merk ik dat ik niet erg goed kan kijken. Voor het herkennen van een aalscholver moet ik stoppen. De schrille roep van de kokmeeuw, visdiefje of stern hoor ik wel, maar ik zie ze niet. Wel een valk, maar die zit zoals het hoort op een lantarenpaal.


In de fietsbus praat ik met twee Engelse E-fietsers op leeftijd over de Hollandse invloed op het landschap van the Fenland. Als ik langs het busstation bij Zurich fiets, meen ik de klank te horen van mijn naam. Vinden wie roept, ook dat kost moeite, maar ja hoor daar staat ze, mijn makker die de trein en bus neemt naar dezelfde boot en, dezelfde camping en tent als ik.


In de haven van Harlingen hoor ik de eerste straaljagers over het Wad razen. Van te voren had ik me al voorgenomen me hier niet druk over te maken, maar laat het Wad met rust, zo schiet het door mijn hoofd.








 

4 – Onweer, Vlieland – Amsterdam (06/09/24)

 

 

Alsof ze het erom gedaan hebben. De laatste ochtend van ons verblijf raasden de ene na de andere straaljager over. Als ik bijna bij Kornwerderzand ben, komt er nog een voorbij. Wat ook uitgekiend is, is dat de bus er al staat en opengaat voordat de onweersbui losbarst.


Op dat moment ben ik nog van plan mijn geluk te beproeven en te kijken of ik weer langs de Cultuur- en Westlanderweg (zo'n 4 km zeer rustige weg) bij Middenmeer kan of dat deze route nog steeds is afgesloten om Microsoft in Agriport de ruimte te bieden voor de dataopslag. Zodat ik als fietser wel langs de A7 moet.

Militarisme gaat boven rust en natuur. Amerikaans tech-hyperkapitalisme boven rust en trapvermaak.

Gelukkig is er de Arriva fietsbus nog die me langs de werkzaamheden op de Afsluitdijk voert. (Wat het bordje
GPS uit in drie talen op die dijk betekent vraag ik me af. Het schijnt dat dit er is, om te voorkomen dat mensen op het verkeerde been worden gezet door de digitale hulp, zodat ze tegen de overheidsaanwijzingen ingaan die op de borden staan.)

Bij Medemblik krijg ik nog een buitje en vlak voordat ik thuis ben bij Amsterdam nog een stevige onweersbui. Goed dat ik tegen het advies in toch voor dichte tassen heb gezorgd.


zondag 1 september 2024

Novellen en gedichten

Drie novelllen en gedichten is het boekenweekgeschenk voor 1941.* Het zou in een oplage van 67.000 stuks verspreid worden (dat is 17.000 meer dan in 1940). Het is bijna een jaar oorlog in Nederland als drie schrijvers en 24 dichters (van Aafjes, via Achterberg, tot Wagenvoorde) een bijdrage aan het boekwerkje leveren. De dertig gedichten zijn bedoeld om de aandacht voor de poëzie “tot nog wijdere groepen van lezers te doen doordringen, tot meerdere bloei van onze schone letteren,” schrijven de samenstellers Van Lokhorst en Van Vriesland wollig.

Ondertussen verwoordde Het Leidsch Dagblad het belang van het boek ook al zo gedragen, als “een belangrijke schakel in ons culturele leven” waarvoor door het geschenk “de belangstelling in brede kringen [wordt] aangewakkerd.” In de kranten vallen vooral de advertenties op die verschijnen. Veel boekhandelaars wijzen erop dat je het geschenk krijgt bij aankoop van Nederlandse én Duitse boeken.

H. Lohset  van het Duitse Referat Schrifttum had inderdaad bepaald dat het Boekenweekgeschenk dat jaar verkregen kon worden bij een aankoop van f 2,50 aan Nederlandse of Duitse boeken. Later liet hij echter de hele oplage van het geschenk toch in beslag nemen. De bundel was niet ‘arisch’ genoeg. Van dit ‘jodengeschenk’** waren inmiddels al 20.000 van de 67.000 exemplaren onder het publiek verspreid. In de Nieuwsbrief van Pieter 't Hoen (deze voorloper van Het Parool werd uitgegeven door Frans Goedhart) stond dat het verbod er kwam wegens woede over de verkoop van Franse en Engelse boeken

Overgenomen van.


De oorlog is in het geschenk zelf op afstand, maar zeker niet helemaal afwezig.
“A. Marja en Gerard den Brabander" schreven gedichten welke de jongste oorlogsgebeurtenissen in ons land weerspiegelen,” zo citeert De Tijd een persbericht van de Commissie voor de Boekenweek. In het gedicht van Marja wordt stilgestaan bij de gevolgen van oorlog voor een jonge vrouw die haar geliefde verloor. Den Brabander laat bloederig een bom ontploffen en een hoofd van van zijn romp komen als een bloem van de steel. Het is niet moeilijk om het gedicht De ceder van H.G. Hoekstra ook in de sfeer van de bezetting te plaatsen. De boom is geplant en staat onaantastbaar voor “noodlots grillen” in de tuin. Tenslotte zou je in de kleur van de opdruk zelfs oranje kunnen zien.
                                                                            \*/

Generaal Potemkin (bekend van de modeldorpen op De Krim, de naar hem vernoemde pantserkruiser en als lief van Tsarina Katharina) is een burleske bruut die zijn officieren als voetveeg en wegwerpproducten gebruikt. Het verhaal van Teun de Vries over hem handelt rond het ophalen van een Italiaanse violist om als “muzikale hansworst” voor de vlagge officier te komen spelen. Het verhaal loopt af met een wrange twist.
                                                                            \*/

Goden op aarde is een verhaal van Henriëtte van Eyk over de uit de hand lopende gang der zaken op de wereld. Mensen zitten gevangen tussen steeds snellere machines en de Goden hebben het opgegeven er nog iets van te maken nadat ze een voor een polshoogte zijn gaan nemen. Allen behalve Roosmarijn, en haar twee vrienden Tierelier en Korina. Roosmarijn is de Godin van de hulpvaardigheid. Haar hulp bestaat uit drie onderdelen: sport, werken en gezond eten. De aanpak werkt plaatselijk, maar door jaloezie van andere aardbewoners is dat niet voldoende. Ze vernielen door afgunst gedreven de bereikte resultaten. Maar met alle Goden samen zou het toch wel moeten lukken, zo besluit het gezamenlijke Godenvolk uiteindelijk boven de wolken. Als eerste positieve teken horen ze op de aarde de nachtegalen zingen. Ze weer aan het fluiten krijgen was het werk van Tierelier geweest. Zijn inzet heeft de tegenwerking doorstaan. Nu geven die noten een optimistisch levensteken. Zoals vogelzang dat ook in het werkelijke leven kan doen. Er waren vast Nederlanders die ook dit verhaal zagen als metafoor voor de oorlogsjaren.

                                                                            \*/

Nee, ik ga de gedichten niet stuk voor stuk behandelen. Ik neem er een van Anna Blaman, de schrijfster waar ik zo van hield als vroege twintiger en die ik door het lezen van deze bundel weer in haar bekende gedaante zag verschijnen.

Museumpark

De vijver lag rimpelloos kil
en loodblauw - ik zou
erin willen zwemmen en een gil
willen slaken om dan stil
weg te scheren over de museumdaken –
die zijn gloednieuw, een gloed
van pril winterlicht erover - ik wou
dat ik ze kozend kon raken
in mijn rauwe tedere vlucht
om dan weer neer te schieten op het water
waar ik mijn witte beeltenis ontmoet
en ook de spiegeling van een wijdopen lucht –
mijn kreet is als een wilde beet
in dit heerlijke leven - ik weet
alles en niets - een meeuw ben ik, een sater
in sneeuwen kleed.


Anna Blaman

Op de volgende pagina staat het gedicht De visser dat begint met “Hij zit op de dijk als een treurende gnoom”, maar voor wie wil weten hoe dat verder gaat en wat dat betekent, lees het tussen al die andere gedichten.
                                                                            \*/

De bundel sluit af met een debuut van de jonge Hidde Heringa. Oerwoud speelt op een eiland bij de evenaar, waar een verwaarloosde plantage ligt die de verteller moet inspecteren en opkalefateren. Hij leert van een ervaren man hoe er te leven en te voorkomen dat de gekte bij hem toe zou slaan; mataglap ligt altijd op de loer. Wie de man is, wordt langzaam duidelijk. Hij leeft in een hut op palen en biedt de nieuwkomer onderdak. De verteller bouwt voor zichzelf een identieke hut.

De inheemse bevolking levert zowel de werkkracht als dat ze een bedreiging is. Ze zijn nodig, maar de omgang met hen is zonder mededogen. De sfeer is er een van doden of gedood worden en heel anders dan de bijdrage van Augusta de Wit in het geschenk van 1939. Dat het ook hier eerder hels is dan een paradijs in de buitenpost, wordt door die sfeer van geweldadigheid nog versterkt. De vorige planter verloor zich in de alcohol en is ter plekke begraven zonder dat er iemand van buiten van wist.

Het verhaal wordt zuinig met woorden verteld. Het is een van die koloniale verhalen die de ellendigheid van het plantersbestaan in de buitengebieden laat zien***:

“Mijn vriend had mij de eerste dag gewaarschuwd voor de avonden. Ik begreep waarom. 'k Begreep dat hij (…) zich angstig wachtte voor al wat stemming gaf of 't gemoed over de geest deed heersen. Hij stond zichzelf, en mij dus ook, niet toe onder de indruk te komen van de diep inwerkende verlangenwekkende macht van de avond, zoals die zich aan ons opdrong en trachtte de kracht te breken, waarmee wij ons verzetten tegen overgave aan de neigingen van het eenzame, door onbeheerst begeren zwakke hart.”

Van Heringa zouden we niet veel meer vernemen. Hij duikt nog op in de biografie over W.F. Hermans**** en zou De schat van de Sierra Madre van B Traven vertalen. Beginnen op een hoog podium leidt blijkbaar niet altijd tot een leven vol fraaie publieke optredens.

Noten:

* De hele bundel is te lezen op de website van de Nederlandse Bibliotheek als pdf, txt of epub of als scan.
Van Lokhorst en Van Vriesland stelden deze uitgave samen en zouden ook de geschenken van 1939 en 1940 samenstellen. Eind 2015 haalde ik het gedicht van M. Vasalis al uit de bundel voor een ander blog kort nadat ik het geschenk kreeg van Sinterklaas.
** Van Vriesland wordt later nog genoemd in een rapport van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten (datering onbekend) als schrijver die geheel moet worden uitgesloten van publiceren, omdat hij joods is. Zie: Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 1 Het systeem (1988) door Adriaan Venema.
*** Op dit blog staan er besprekingen van het werk van Beb Vuyk en 'De eilanden' van A. Alberts, maar een onmenselijk bestaan op een buitenpost wordt ook beschreven in Reis naar het einde van de nacht, van Céline dat ik op verwerkte op een ander blog. Maar narigheid - ook bij de kolonialen zelf -  komt veel vaker voor in de literatuur, in minder erge en ernstige vormen.
**** Mark Cloostermans noteert in een bespreking van die biografie over Hermans door Willem Otterspeer: “Zodra de oorlog begint en WFH’s schrijverschap echt van start gaat, verdwijnt het gezin- Hermans uit beeld. De klemtoon komt nu te liggen op de vriendschappen die Hermans onderhield en vervolgens weer opblies. Over de vergeten schrijver Hidde Heringa stelt Otterspeer dat de vriendschap met hem ‘misschien wel de belangrijkste vriendschap (was) die Hermans ooit heeft gehad voor hij de deur definitief voor de vriendschap dichtgooide’. ” Een ander blog, Woest en Ledig, haalt dit over Heringa uit de biografie: “Soms babbelt Otterspeer, bijvoorbeeld als hij schrijft: "En, lezer, onthoud de naam van Hidde Heringa, want hij zal een belangrijke rol spelen in het leven van onze schrijver. En onze schrijver een nog veel belangrijkere rol in het zijne."