Weerborstels
van
A.F.Th.
van der Heijden
is het boekenweekgeschenk voor 1992. Het is opgedragen aan zijn zoon
Tonio. Die zoon is dan nog een uk van drie jaar; aan hem zal later
een requiemroman gewijd worden nadat hij als 21 jarige van zijn fiets
is gereden en overleden. Dat konden schrijver en lezer toen gelukkig
nog niet weten.
In
Weerborstels spelen vader-zoonrelatie en de fiets ook een grote rol,
evenals een ongeluk. Robert gaf zijn negenjarige zoon al “de
boodschap van de snelheid door. Harder. Beter. Schuiner in de bocht.”
De vader is trots op zijn succesvolle zoon, maar verpakt dat in
opmerkingen over hoe het nog beter zou kunnen. Nooit in gewoon een
compliment voor bereikte ereplaatsen. Nooit tevreden. Altijd meer. Er
was wel een band tussen beide, maar geen innige. De invloed van de
vader was er wel.
Het
begint met een tijdsbeeld als de antennes (harken) op steeds meer
daken worden geplaatst en dat betekent dat de televisie steeds
algemener wordt. Ze zouden later verdwijnen herinner ik me door wat
'de centrale antenne' heette. Maar in dat begin ging de hele straat
op woensdagmiddag kijken bij wie er een televisietoestel had. De elfjarige Albert
denkt er met weemoed aan als zijn oom Robert de antenne op het dak
plaatst. Er waren twee TV's in zijn straat. Kinderschoenen en
dito laarsjes uit en in de keuken netjes naast elkaar gezet.
De levertraan verdwijnt in het huishouden van oom Robert en tante Karin om het zadel van ooms racefiets soepel te maken. De producten van de apotheek moeten de inwendige mens helpen om betere prestaties te leveren. Het doorverkopen van de Belgische producten biedt oom extra inkomen om betere fietsen te kunnen kopen. Zijn prestaties in de kermiskoersen en in het veldrijden blijven echter beneden de maat, hoewel de hele familie hem ook komt aanmoedigen. Het is een trieste man, die zelfs even zijn lief moet verlaten, omdat die voor een ander een nog loucher type kiest.
Robby wordt wel een succesvol renner, maar zoekt daarna meer snelheid en gevaar door op de motor en achter het stuur van opgevoerde auto te kruipen en stunts uit te halen. Zijn echte weerborstels zijn dan al verdwenen onder zijn lange haar en vervangen door figuurlijke. Sneller en lichter wil hij worden tot de dood naadloos volgt. Maar is hij wel dood? De vader geloofd het niet. Er kwam al eens een doodmelding die niet klopte.
De glimmend gepoetste wieldop van zijn opgevoerde auto rolt naar de overkant van de weg, en maakt hortende klanken als een cimbaal. Het bekkengeruis was nog door Robby in het volstrekte donker gecomponeerd en door het instrument heen autonoom uitgevoerd, schrijft Van der Heijden. Hyperbolen, plastische beschrijvingen, mythologie, zelfs Albert Einstein wordt er bijgehaald om het ongeluk boven een ongeluk te verheffen. “Als we nu onze ogen dichtdoen, en ons in de stikdonkere nacht neerlaten, kunnen we hem alsnog publiek bezorgen.” Naast de over the top literaire beschrijving van het ongeluk, is dit een advies met een algemener strekking.
Nog even terug naar dat kinderschoeisel, dat we dit dragen is een gevolg van dat de mens ervoor koos om op twee benen te gaan lopen, meent Van der Heijden. Toch zit er een gat tussen die evolutie naar rechtop lopen en de schoen. Zelfs nu draagt een groot deel van de wereldbevolking nog geen schoenen (een miljard wordt beweerd, waarvan 300 miljoen kinderen), maar doet het met een dikke laag eelt, of de gelukkigen met flipfloppers. Maar dat Van der Heijden dit niettemin makkelijk opschrijft, is los van dergelijke bedenkingen ook de kracht van dit werk. Het is geschreven met een luchtige stijl in gemakkelijke taal en leest zoals een Eindhovensebol weg hapt, vlot en smakelijk.
De uitgave “ofschoon als 'Een intermezzo' aan 'De tandeloze tijd' toegevoegd, vormt een zelfstandig verhaal en laat zich geheel los van deze romancyclus lezen. Voor de lezers van deze cyclus valt Weerborstels te situeren tussen het tweede deel, 'De gevarendriehoek', en het nog te verschijnen derde,” schrijft Van der Heijden als nawoord. Vier van de Negen hoofdstukken beginnen dan ook met een lang citaat uit het tweede deel van het lijvige literaire project.
2 opmerkingen:
Een losse antenne op het dak herinner ik me niet. Wel een spriet op de TV zelf. Maar dat was in de jaren '60. Op de huurwoning van mijn ouders verscheen daarna al snel de centrale antenne. En na een tijdje werd die vervangen door de kabel. Dat zal toch in de jaren '90 zijn geweest, misschien al eerder.
Overal stonden die harken op daken. En een kleintje herinner ik me ook nog. Ik denk dat ik dat in huis had een grijs geval met twee sprieten en iets wat een stampotstampervorm had. Net als met de radio pikte je het signaal uit de lucht.
Een reactie posten